Direct naar artikelinhoud
Vijf vragen

Zijn datacenters, die verfoeide dozen langs de snelweg, inderdaad aanjagers van duurzame energie?

Nederlandse datacenters steken donderdag in een rapport de loftrompet over hun duurzame prestaties. Een beladen thema, want ze liggen onder vuur door hun hoge stroomverbruik. Dat brengt de Nederlandse klimaatdoelen in gevaar, zeggen tegenstanders. Is die kritiek terecht?

Dronefoto van het datacenter van Microsoft in Middenmeer.Beeld Freek van den Bergh / de Volkskrant

Klopt het dat veel van ‘onze’ groene stroom rechtstreeks in deze ‘lelijke computerdozen’ verdwijnt?

Datacenters verbruiken inderdaad veel elektriciteit. Grofweg zijn er drie typen: de grootste zijn de zogenaamde hyper-scalers. Enorme complexen met meer dan tienduizend servers. Nederland kent twee van dit soort hyper-scale datacenters, een van Google in Groningen en een van Microsoft en Google in Noord-Holland.

Hyper-scalers hebben een vermogen van 25 megawatt of meer. Momenteel is Google met een mogelijk vermogen van 130 megawatt groene stroom de grootste. Dat is ongeveer evenveel elektriciteit als alle huishoudens in Maastricht verbruiken. Het grootste datacenter komt in Zeewolde, met een vermogen van 200 megawatt.

Zijn datacenters, die verfoeide dozen langs de snelweg, inderdaad aanjagers van duurzame energie?
Beeld de Volkskrant

Naast deze computermegastallen zijn er ook talloze kleinere met een vermogen van 1 tot 25 megawatt. Deze liggen vaak nabij steden, omdat ze dicht bij hun afnemers moeten zijn. Daardoor is de reactietijd (de zogenoemde latency) korter, wat van belang is voor bijvoorbeeld streamingdiensten, sommige vormen van financiële handel en games. Sommige toepassingen vereisen een reactietijd van minder dan 1 milliseconde, waardoor de afstand grofweg niet meer dan 10 kilometer mag zijn.

Dan zijn er nog kleinere regionale datacenters die maximaal 2 megawatt verbruiken. Volgens het rapport Ruimtelijke Strategie Datacenters uit 2019 van het ministerie van Binnenlandse Zaken, groeit het vermogen van de kleine en middelgrote datacenters gestaag.

In totaal verbruikten alle datacenters in Nederland 2.700 gigawattuur in 2019, een stijging met 66 procent in twee jaar tijd, blijkt uit cijfers van het CBS. Daarmee bedraagt het totale verbruik 2,7 procent van alle elektriciteit in Nederland.

Deze groei geeft een vertekend beeld: waar bedrijven tien jaar geleden vaak zelf hun eigen servers beheerden, zijn die nu verhuisd naar datacenters. Een van de redenen: daar kunnen servers efficiënter worden gekoeld. Door de concentratie van servers stijgt het stroomverbruik op die locatie, maar dat is deels een verplaatsing en leidt uiteindelijk tot een lager totaal energiegebruik.

Belemmert de sector de energietransitie?

Het grootste deel van de stroom in datacenters wordt duurzaam opgewekt: 86 procent heeft een groene aansluiting. ‘Onze sector was lange tijd een stimulans voor de bouw van windparken, omdat wij de ontwikkelaars een gegarandeerde afname boden’, zegt Erik Barentsen van de Dutch Data Center Association (DDA). ‘Nu worden we gezien als belemmering voor het bereiken van de klimaatdoelen.’

Dit komt door de link die wordt gelegd tussen het almaar uitdijend aantal datadozen die overal in het landschap verrijzen. Soms vergezeld van oprijzende megaturbines. Tot malheur van omwonenden, die zich  geconfronteerd zien met lawaaiige, lelijke windturbines die stroom leveren aan lelijke computerstallen, in handen van buitenlandse firma’s die hier goedkoop stroom komen oogsten en daarmee de Nederlandse energietransitie tegenwerken.

Die associatie is begrijpelijk. Bovendien leveren sommige centers diensten aan buitenlandse afnemers, tot in Afrika aan toe. Tegenstanders vragen zich af waarom Nederland de harde schijf van de wereld moet zijn, zoals Arjen Lubach het omschreef in een uitzending van Zondag met Lubach.

Faiza Oulahsen van Greenpeace noemt de kritiek begrijpelijk, maar ook te simplistisch. ‘Ooit moesten we techbedrijven ervan overtuigen over te schakelen op groene stroom. Ze hebben die draai nu massaal gemaakt.’

Er valt genoeg aan te merken op Apple, Facebook en Google, zegt Oulahsen, maar wat betreft verduurzaming heeft deze tak nu wel een aanjagersrol. ‘In tegenstelling tot veel andere industrieën steken datacenters wel hun nek uit: die willen wel stroom uit windparken en niet uit kolencentrales.’  Oulahsen draait het om: de kritiek dat datacenters te veel groene stroom verbruiken, betekent eigenlijk dat je niet snel genoeg gaat met je verduurzaming.

Dus de sector doet genoeg?

Nee, stelt voormalig Tweede-Kamerlid Kathalijne Buitenweg van GroenLinks. Datacentra kunnen veel meer doen om zo efficiënt mogelijk om te gaan met stroom en hun restwarmte niet verloren te laten gaan. Daarnaast moet de Nederlandse energiebelasting eerlijker, stelde ze vorig jaar in de Volkskrant: huishoudens betalen nu tot 178 maal meer per kilowattuur dan grootverbruikers. Een eerlijke prijs maakt investeringen in energiebesparing volgens haar sneller rendabel. ‘Laten we kritischer kijken naar digitale toepassingen die data, energie en grondstoffen vreten, in plaats van alleen de lof te zingen op big data en datahub Nederland.’

Waarom is Nederland eigenlijk zo populair bij Google en Microsoft?

Nederland heeft een goede digitale infrastructuur, inclusief snelle netwerkverbindingen naar het buitenland; een stabiel politiek klimaat; een groeiend aandeel stabiele duurzame en goedkope windstroom; een hoogopgeleide bevolking, goede verbindingen via Schiphol.

En, zegt Barentsen van DDA, Nederland heeft een gunstig klimaat. En dat bedoelt hij letterlijk: want de buitenlucht is hier doorgaans lekker koel. Dat betekent dat al die warmteproducerende servers meestal gekoeld kunnen worden aan de buitenlucht, wat energie bespaart. IJsland en Groenland zouden misschien nog beter zijn, maar die hebben dan weer niet zulke supersnelle datalijnen met het achterland.

Waarom komt gebruik van restwarmte niet van de grond?

De warmte die al die servers produceren, kan gebruikt worden om huizen mee te verwarmen. Maar dit idee komt nauwelijks van de grond. Hier zijn twee redenen voor: de hyperscales liggen buiten de bebouwde omgeving, omdat daar de grond goedkoop is. Aansluiting op een warmtenet is daar zo goed als onmogelijk, onder meer doordat warmte zich nauwelijks verder dan een kilometer laat vervoeren. In Noord-Holland zouden kassen verwarmd kunnen worden, maar lokale glastuinders hebben geen interesse, blijkt uit onderzoek; zij zorgen zelf al voor hun warmte.

De kleinere centra die nu al vaak dicht bij de stad liggen, kunnen hun warmte kwijt aan bestaande warmtenetten. Op een paar kleine projecten na gebeurt dit nauwelijks: te duur. De branche kan aanspraak maken op subsidie volgens de SDE++-regeling, maar, zegt de sector, die subsidies gaan bijna allemaal naar zogenoemde CCS-projecten voor de ondergrondse opslag van CO2.  

‘Dit klopt helaas’, zegt Oulahsen van Greenpeace. ‘Vervuilende bedrijven krijgen subsidie om hun afval onder de zeebodem te verstoppen.’ Een heilloze weg, vindt ze. ‘Gebruik dan liever warmte van een datacenter dat op groene stroom draait.’