Direct naar artikelinhoud
Interview

Lucinda Riley (De zeven zussen): ‘De kritiek komt voort uit afgunst’

Lucinda Riley overleed op 11 juni. Dit interview verscheen begin mei.

De boekenserie De zeven zussen is inmiddels goed voor 30 miljoen verkochte exemplaren wereldwijd. Nu verschijnt dan eindelijk het zevende deel. ‘Ik lees geen commentaar of recensies.’

Lucinda Riley (De zeven zussen): ‘De kritiek komt voort uit afgunst’

Met onberispelijke make-up en haar blonde haren strak gekapt, zit Lucinda Riley (53) op de bank in haar huis in het Engelse Norfolk. Tijdens het gesprek trekt ze geregeld een blauw dekentje over zich heen, dat goed past bij de bank en de kussentjes op die bank. Als ze nadenkt, neemt ze een slok thee. Het gesprek krijgt er, ondanks de beperkingen van Zoom, toch een huiselijke sfeer door.

Aanleiding voor het gesprek is het boek waarnaar miljoenen mensen over de hele wereld reikhalzend hebben uitgezien. Donderdag verschijnt dan eindelijk het zevende deel van haar serie De zeven zussen. Van de eerdere delen werden wereldwijd dertig miljoen boeken verkocht. In het Nederlands gingen drie miljoen exemplaren over de toonbank. Toch is een groot deel van de bevolking nog nooit aan het lezen van haar werk begonnen. Haar boeken worden vooral ook door vrouwen gelezen.

Zijn er ook mannen die uw boeken lezen?

“Ik krijg weleens mail van mannen. Vaak vertelt zo’n man me dan dat zijn vrouw De zeven zussen had gelezen en er niet over kon ophouden. Dat hij daardoor dacht: laat ik er dan ook eens een lezen. En dat hij er vervolgens verslingerd aan raakte.”

Uit uw boeken spreekt een voorliefde voor geschiedenis. Waar komt die vandaan?

“Als kind zat ik altijd met mijn neus in de boeken en als tiener bezocht ik graag musea. Met mijn boeken wil ik iets van de kennis die ik opdoe overdragen. En daarbij leg ik heel bewust de nadruk op de rol van vrouwen in de geschiedenis. Die is in andere literatuur en in het geschiedenisonderwijs vaak nogal onderbelicht.”

“Voor mijn boeken doe ik altijd veel research. Als ik eenmaal weet over welke periode en welk land ik wil schrijven, lees ik alles wat los en vast zit. Maar het belangrijkste zijn mijn reizen en mijn gesprekken met de mensen ter plekke. Zij hebben ouders, grootouders en overgrootouders die een bepaalde tijd doorleefd hebben, en werkelijk weten hoe het dagelijks leven destijds was. Zo kom ik verhalen tegen die ik in de geschiedenisboeken over de belangrijke figuren nooit zou vinden. En dat biedt vaak stof voor personages in mijn boeken.”

“Ik heb altijd geweten dat het laatste deel van mijn De zeven zussen in Ierland moest spelen, waar ikzelf geboren ben. Ik heb geluk gehad, want toen de reisbeperkingen vanwege corona begonnen, was ik al in Ierland, waar ik een huis heb. Ik heb toen iedereen die ik kende opgebeld. Vrienden, familie, van iedereen wilde ik weten wat voor verhalen zij over de onafhankelijkheidsstrijd hadden. Ik ben door zo veel mensen op sleeptouw genomen!”

Veel mensen kijken op uw boeken neer, vinden dat het geen literatuur is. Wat vindt u daarvan?

“Ik probeer me ervoor af te sluiten. Ik lees geen commentaar, geen recensies, niks. Ik ben ervan overtuigd dat ik daardoor ook veel goede dingen mis, maar ik wil me er echt niet door van de wijs laten brengen.”

“Met mijn zoon Harry heb ik twee kinderboeken geschreven. Hij was vanochtend nog hier, hij was overstuur over een online recensie die hij had gelezen. Dat moet je natuurlijk nóóit doen, dat is funest voor het zelfvertrouwen van een jonge schrijver als Harry.”

“Misschien komt de kritiek die ik krijg voort uit afgunst, omdat ik zo veel verkoop. Dat is waanzin, want ik werk al 25 jaar hard om dit te bereiken, het is niet zo dat ik in één klap een superster werd. Wat soms wel steekt, is dat mensen helemaal niet willen zien hoeveel onderzoek er in mijn boeken zit. Hoeveel geschiedenis ik zo met mensen deel. En natuurlijk doe ik dat op mijn manier.”

“Ik kan best een serieuze non-fictieverhandeling schrijven over de Ierse vrijheidsstrijd, maar hoeveel exemplaren verkoop ik dan in bijvoorbeeld Nederland? Tweehonderd, als ik geluk heb.”