Direct naar artikelinhoud
Nico Dijkshoorn.
Nico Dijkshoorn

We luisterden, ontroerd, naar mensen die ergens zin in hadden

Video wordt geladen...

Donderdag zei vicepremier Hugo de Jonge, in antwoord op een vraag over het invoeren van een toegangstest, het volgende: “Je kunt ook naar een theater gaan dat niet ­meedoet aan toegangstesten of überhaupt niet naar het theater gaan en een mooie dvd opzetten.”

Eerst borrelde er wat kwaadheid, ongeveer dezelfde kwaadheid die ik voelde toen VVD-minister Eric Wiebes enkele jaren geleden in het programma Zomergasten alle schilders, theatermakers, filmmakers en muzikanten wegzette als hobbyisten.

Toch voel ik nu, op het moment van schrijven, iets heel anders. Hugo de Jonge zijn antwoord maakt bij mij een bijna tastbaar gevoel van ontroering los. Ach ja, publiek. Ach ja, het geluid van ritselende verwachting. Ach ja, doodstil achter een toneelgordijn staan en samen met Henk Spaan naar het binnenstromende theater-publiek kijken.

Henk Spaan haalde mij ooit bij het rondreizende gezelschap sportschrijvers, Hard Gras, en ik beschouw dat als een van de grootste geschenken in mijn leven. Niet omdat ik in het licht kon stappen en niet omdat ik daarna in talkshows eindeloos kon gaan zitten kwekken over mijn vak, nee, omdat Henk mij de gelegenheid gaf om vlak voor een voorstelling door het gordijn te gluren.

Naar u. Ach theaterbezoekers, u was zo lief. Hoe u naar uw plaatsen zocht. Hoe u mooie kleren had aangedaan. Hoe u van stoel verwisselde omdat er een lang iemand voor uw vrouw was gaan zitten. Ik hoorde daar, op het toneel, met mijn oor tegen de spleet van het gordijn, het mooiste geluid op aarde: dat van blijde verwachting en gulzigheid naar het onbekende. Naar wat er anderhalf uur lang allemaal achter dat doek ging gebeuren.

Op geen enkele andere plek heb ik zo sterk gevoeld dat mensen af en toe bij elkaar moeten kruipen, dat de deuren af en toe dicht moeten en dat we het daarna anderhalf uur lang met elkaar moeten uithouden. Henk en ik keken naar u en iedere avond mompelden wij: fijn publiek vanavond.

Daarom smeekte ik stadsgenoot Jochem Myjer of ik onzichtbaar, aan de zijkant van het toneel, in Carré naar de première van zijn laatste theatershow mocht kijken. Dat mocht.

Jochem pakte mij drie minuten voor aanvang bij mijn arm en nam me mee naar het toneel. We gingen vlak achter het doek staan. Hij zei: “Luister Nico. Hoor dan!”

Daarna luisterden we, ontroerd, naar mensen die ergens zin in hadden. Die samen wilden zijn. Die andere mensen hard wilden horen lachen. Die eindelijk eens een avond geen dvd keken, maar een echt mens wilden zien.

Nico Dijkshoorn schrijft twee keer per week een column voor Het Parool, en spreekt zijn bijdragen ook in.

Reageren? n.dijkshoorn@parool.nl.