Direct naar artikelinhoud
Interview

Organisaties slaan alarm over jeugdzorg: ‘Moet nu echt iets veranderen’

Kinderen die zware zorg nodig hebben, bijvoorbeeld voor psychische of gedragsproblemen, krijgen al té lang niet de juiste hulp. Vijf landelijke organisaties willen obstakels uit de weg ruimen, zodat wachtlijsten korter worden en kinderen bij de beste behandelaars komen. ‘Het systeem werkt tegen om het beste voor een kind te doen.’

Organisaties slaan alarm over jeugdzorg: ‘Moet nu echt iets veranderen’
Beeld Getty/EyeEm

Voor de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ), Kinderombudsman, Nationale Ombudsman, Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) en Raad voor Volksgezondheid & Samenleving (RVS) is het tijd voor verbetering. Kinderen met ernstige psychische klachten en gedragsproblemen moeten veel te lang wachten voor ze de juiste hulp krijgen. 

Na een goede behandeling is er geen geschikte vervolgplek voor ze te vinden. Als ze terug moeten naar de crisisopvang zijn ze terug bij af. Ze krijgen niet snel genoeg een juiste diagnose, waardoor de problemen ernstig worden; of niet alle problemen worden aangepakt, zoals de thuissituatie. “Het systeem werkt tegen om het beste voor een kind te doen,” zegt Kinderombudsvrouw Margrite Kalverboer. “Uiteindelijk worden kinderen en gezinnen niet geholpen.”

De inspectie constateert onder meer dat kinderen op verkeerde wachtlijsten komen door verkeerde diagnoses. Sinds de gemeenten verantwoordelijk zijn voor de jeugdzorg blijkt met name de complexe, duurdere zorg lastig te regelen. “Als je kijkt naar kinderpsychiatrie is dat goed te zien. Die moet bovenregionaal worden geregeld, maar dan moeten er goede afspraken komen,” zegt Korrie Louwes, hoofdinspecteur van de IGJ.

Te lichte hulp

Voor zorgaanbieders is het veelal aantrekkelijker lichtere zorg te bieden, omdat ze op het resultaat worden afgerekend. Het gebeurt ook dat kinderen te lichte hulp krijgen om kosten te besparen, terwijl ze eigenlijk meer nodig hebben. 

Volgens de vijf organisaties kan het beter, want er zijn wel degelijk goede voorbeelden. De komende maanden gaan de partijen met jeugdprofessionals, kinderen en ouders praten over de vraag waarom het niet lukt de juiste zorg te verlenen en wat daaraan kan verbeteren.

Kinderombudsvrouw Margrite Kalverboer.Beeld ANP

Ook willen ze uitzoeken waarom kinderen in sommige gemeenten wél de juiste zorg krijgen en wat andere gemeenten daarvan kunnen leren. “We zien bijvoorbeeld dat er soms te veel wordt gekeken naar de zorg die nú nodig is en er te weinig oog voor is dat de problemen kunnen verergeren. In regio’s waar de hulp wél goed is, kijkt al bij de diagnose een specialist mee en krijgen kinderen soms sneller zwaardere hulp,” zegt Kalverboer.

De vijf organisaties die vandaag gezamenlijk alarm slaan, zien hoe kinderen in de verdrukking komen, omdat ze niet de juiste hulp krijgen. Onder aan de streep ontstaan alleen maar grotere problemen en doen de jongeren een beroep op crisishulp.

Schrijnend, vinden deze partijen, en tijd om er iets aan te doen. “We zijn nu zo’n zes jaar bezig met die transitie van de jeugdzorg naar gemeenten en hebben lang gedacht: dit zijn beginnersproblemen, die gaan we oplossen. Maar dat gebeurt niet, er moet nu iets wezenlijk veranderen”, zegt Kalverboer.

Met Korrie Louwes vertelt ze hoe de organisaties elkaar vonden. Kalverboer: “Er was een gevoel van onmacht over een casus die zo escaleerde dat wij zeiden: dit kan niet, dit willen we niet. Je ziet dat iedereen zijn best doet, maar er is een enorme onmacht. Het systeem werkt tegen om het beste voor een kind te doen. Uiteindelijk worden kinderen en gezinnen niet geholpen.”

Louwes: “Het momentum is nu ook daar. Door de coronacrisis is de problematiek nog zichtbaarder geworden. Zowel een Kamermeerderheid als het kabinet vindt dat het anders moet in de jeugdzorg.”

Korrie Louwes, hoofdinspecteur van de IGJ.Beeld Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd

Maar wat zien jullie met kinderen gebeuren?
Kalverboer: “Ik sprak laatst een meisje dat in de gesloten jeugdzorg was geplaatst. Ze had een moeilijke thuissituatie, ernstige gedragsproblematiek. Ze was behandeld en klaar om begeleid te gaan wonen, maar er was nergens plek. Dus werd ze teruggeplaatst naar een crisisopvang, naar een plek waar ze vóór behandeling zat.”

Louwes: “Daar raken professionals ook enorm gefrustreerd van. Die zien dat een behandeling goed is aangeslagen en dat die teniet wordt gedaan omdat er geen goed vervolg komt.”

Kalverboer: “Een ander meisje had dringend psychische hulp nodig, maar ze moest wachten. Ze moest elke dag opschrijven wat ze deed. Maar dat was juist heel pijnlijk voor haar, omdat daaruit de leegte in haar leven bleek. Dergelijke situaties zorgen er echt voor dat het vertrouwen in de jeugdzorg volledig verdwijnt, ook bij ouders. Die hebben ook angst: hoe gaat het goedkomen met mijn kind?”

Kinderen met problemen moet nog steeds te lang wachten, zeker als ze zwaardere zorg nodig hebben.Beeld ANP

Maar waar gaat het mis?
Louwes: “We zien vooral problemen in de complexe zorg. Al voor de crisis waren er bijvoorbeeld wachtlijsten in de jeugd ggz. Je ziet dat er meer gemeenten zijn dan kinderpsychiaters. Door de coronacrisis zijn de problemen nóg zichtbaarder geworden. Die zorg kan niet in elke gemeente afzonderlijk worden geregeld. Daar moeten bovenregionaal betere afspraken over komen om beter gebruik te maken van schaars goed.”

Kalverboer: “We willen de komende maanden met zo veel mogelijk mensen die betrokken zijn bij jeugdzorg praten om te ontdekken waar blokkades zijn en hoe we die kunnen wegnemen.”

Brengt de coronacrisis een falen van het jeugdzorgsysteem aan de oppervlakte?
Louwes: “Falen van een systeem vind ik een heel groot woord, want er gaat ook veel goed. Er zijn wel fundamentele aanpassingen nodig en dat heeft corona extra zichtbaar gemaakt.”

Kalverboer: “Er zijn ook kinderen die zeggen: ik heb het nooit zo goed gehad. Er komen geen tien hulpverleners meer over de vloer. En thuiszitters kunnen nu op afstand onderwijs volgen. Maar mentale problemen zijn door corona erger geworden. En als je op te lichte zorg inzet en onvoldoende kijkt naar wat er op langere termijn nodig is, komen kinderen vanzelf in de complexe zorg terecht.”

Louwes: “Het is oplosbaar, want er zijn plekken waar het wél goed gaat. Die zetten eerder een specialist erbij die meekijkt, omdat de problemen uit de hand kunnen lopen.”

Als die plekken er zijn, waarom gebeurt het niet in al die gemeenten op die manier?
Kalverboer: “Wat je zou willen, is dat er een goede diagnose komt zodra de problemen ontstaan. Dat er direct een goede keuze voor een behandeling wordt gemaakt. Nu is die expertise er niet altijd. En dan gebeuren niet de goede dingen.”

Louwes: “Je wilt voorkomen dat kinderen zware zorg nodig hebben. Maar voor sommige kinderen is specialistische zorg nu eenmaal noodzakelijk. Als je die te lichte hulp geeft, lopen de problemen op en komen ze in crisis.”

Kalverboer: “Het is ook belangrijk om naar meer dan alleen de problemen van het kind te kijken. Vaak speelt er veel meer, zoals armoede of opvoedproblemen. Of het gebeurt andersom: dan krijgen ouders een diagnose, maar kijken hulpverleners niet wat de impact op het kind is.”

Goedkoop is dus duurkoop.

Kalverboer: “Ja, dat klopt. Geef een gezin de zorg die het nodig heeft, ook als dat gespecialiseerde zorg is. Het is belangrijk dat gemeenten denken vanuit de vraag, dat benadrukt de Nationale Ombudsman ook regelmatig.”

Louwes: “Een investering in kinderen loont op de langere termijn juist. Want als ze volwassen zijn, hebben ze minder problemen. Daarom is de betrokkenheid van de NZa belangrijk, zij hebben veel financiële expertise.”

Was dat niet juist het idee van de jeugdzorg overhevelen naar gemeenten: de zorg dichter bij gezinnen brengen, eerder problemen signaleren en lichtere zorg bieden?
Louwes: “Dat klopt, maar je ziet dat gemeenten zorgaanbieders afrekenen op resultaat. Het is goed om te kijken naar het resultaat van hulp, maar daar zit ook een perverse prikkel in, want wat is het resultaat bij kinderen met complexe problemen? Veel aanbieders richten zich meer op lichtere zorg. Gemeenten zouden meer afspraken moeten maken over welke zorg er sowieso moet zijn, ook al weten ze niet van tevoren hoeveel kinderen die nodig hebben.”

Kalverboer: “Bij complexe zorg wordt bijvoorbeeld niet gekeken naar het perspectief dat kinderen door de hulp krijgen. Misschien kunnen ze later wél een baan vinden.”

Tegelijkertijd lijkt het tegenwoordig wel alsof elk kind jeugdzorg nodig heeft. De aantallen stijgen flink.
Kalverboer: “De Raad voor Volksgezondheid & Samenleving ziet inderdaad een medicalisering van kinderen. Je kunt je afvragen of alle lichtere zorg die ze krijgen nodig is. De RVS pleit voor een goed leefklimaat en goede opvoeding van kinderen. Daarmee voorkom je problemen.”

Als het aan jullie ligt, hoe ziet de jeugdzorg er volgend jaar uit?
Louwes: “Ik hoop echt dat we grote stappen hebben gezet. Dat er minder kinderen op wachtlijsten staan, een betere triage aan de voorkant is en kinderen minder heen en weer worden gestuurd. Maar wij staan niet dagelijks naast die kinderen. We willen de jeugdhulpverleners helpen door blokkades weg te nemen.”