REPORTAGE Oeigoeren 

Zitten de
50 duizend Oeigoeren
in Turkije in de val?

Oeigoeren zien Turkije als hun tweede thuisland. De plek in de wereld waar ze door eeuwenoude verwantschap meer zichzelf kunnen zijn dan in China. Maar hoelang nog? Ankara en Beijing hebben een uitleveringsverdrag gesloten. Als dat geratificeerd is, houdt niks uitzetting naar China meer tegen. ‘Ik wacht hier op mijn noodlot.’

Daar gaan we weer, denkt Mohammed ­Sabir, terwijl drie Turkse politiemannen in het holst van de nacht zijn huis doorzoeken. De ijskoude betonnen vloer van de Chinese gevangenis, de elektrische schokken tijdens ondervragingen: de slechtste herinneringen aan zijn leven als Oeigoer in China komen boven. Terwijl de Turken zoeken naar aanwijzingen voor banden met Islamitische Staat kijkt de 30-­jarige Sabir nog één keer naar zijn zwangere vrouw. Hij bereidt zich voor op het ergste: wegkwijnen in een Turks detentiecentrum tot de onvermijdelijke deportatie naar China.

Angst houdt de Oeigoerse diaspora in Turkije in de greep, waar zo’n 50 duizend Oeigoeren wonen. In 2017 sloten China en Turkije een uitleveringsverdrag. Beijing en Ankara zijn de afgelopen tien jaar naar elkaar toegegroeid: de Turken willen profiteren van economische voordelen van ­samenwerking met China, Beijing hoopt via Turkije vat op de grootste Oeigoerse gemeenschap in het buitenland te krijgen.

Nadat Beijing het uitleveringsverdrag in december 2020 had geratificeerd, wacht de overeenkomst nu op goedkeuring van het Turkse parlement. Daarmee komt de dreiging vanuit China voor de Oeigoeren heel dichtbij, uitgerekend in het land dat ze als een tweede thuisland beschouwen. Want Turkije is voor Oeigoeren niet alleen een veilige haven: ze zijn oprecht welkom, door eeuwenoude culturele verwantschap. Hun talen lijken op elkaar, en ze volgen dezelfde islamitische stroming. Bijna zeventig jaar beschermde dat broederschap Oeigoeren die naar Turkije vluchtten, maar nu voelen ze zich onveilig, zegt Sabir. ‘Dat uitleveringsverdrag is mijn nachtmerrie. Als dat wordt aangenomen moet ik weer vluchten.’

Oost-Turkestan

Hun eigen land, dat Oeigoeren Oost-Turkestan noemen, hebben ze lang geleden verloren. Twee pogingen in het begin van de vorige eeuw tot vestiging van een onafhankelijke staat waren geen lang leven beschoren. In 1949 doopten de Chinese communisten het gebied van de onvoldragen Oost-Turkestaanse republiek om tot Xinjiang – Nieuwe Grens. Voortaan waren Oeigoeren Chinese staatsburgers. Ze moesten genoegen nemen met beloften over politieke participatie en culturele autonomie onder leiding van de dominante etnische groep, de Han. Al maakte Beijing hardhandig duidelijk dat zelfs het zachtmoedigste streven naar zelfstandigheid kansloos was, kalm werd Xinjiang nooit. Kleine, klungelig georganiseerde geweldsuitbarstingen tegen de Han werden beantwoord met meer repressie. De aanslagen werden op hun beurt bloederiger en professioneler.

In 2017 was de Chinese regering er klaar mee. De standaard aanpak – celstraf of executie – werd uitgebreid met een ander beproefd middel: politieke indoctrinatie. Moslims die vatbaar waren voor religieus extremisme, onafhankelijkheidsdromen of onvrede over de Chinese heerschappij gingen naar ‘trainingscentra’. Zonder proces of beroepsmogelijkheid: heropvoeding is immers geen straf, maar een gunst van de Communistische Partij. Om geselecteerd te worden voor zo’n kamp is niet veel nodig: een snor, baard of hoofddoek, meerdere keren per dag bidden, buitenlandse chatdiensten zoals WhatsApp gebruiken, een groot gezin of het weigeren van een glas bier. En, tot ontzetting van de Oeigoerse diaspora, familie in het buitenland.

Vriendelijke houding Turkse politie

‘Na mijn vertrek naar Turkije is mijn vader vier keer verhoord. Na de laatste ondervraging is hij op weg naar huis overleden’, vertelt Sabir. Sindsdien demonstreert hij tegen de Communistische Partij wanneer hij maar kan. Dat activisme, gecombineerd met een Turkse verblijfsvergunning, was bij zijn arrestatie in Istanbul zijn redding. ‘Maak je geen zorgen, zei de Turkse politie: je gaat wel naar een detentiecentrum, maar we weten dat je een Oeigoerse activist bent en de huiszoeking heeft geen belastend materiaal opgeleverd. Je advocaat krijgt je snel vrij.’

Verbaasde die vriendelijke houding Sabir al, het detentiecentrum was helemaal een verrassing. ‘Geen ondervragingen: één keer zeggen dat ik geen extremist ben volstaat. Het ontbijt was fantastisch, met dagelijks een ei, honing en aardbeienjam, en ik mocht vrienden en mijn vrouw bellen.’

Hij zat veertig dagen opgesloten. En Sabir is niet de enige die wordt gedetineerd. Schattingen van Turkse advocaten en activisten over het aantal gearresteerde Oeigoeren lopen uiteen van 25 tot enkele honderden. Vooral Oeigoeren zonder juridische bijstand zitten lang vast op grond van een zweem van verdenking van banden met terroristische organisaties als Islamitische Staat. Turkije stuurt Oeigoeren niet terug naar China – nog niet – maar via derde landen zouden Oeigoeren al in Chinese handen zijn gekomen.

Daarom wil Sabir niet met zijn echte naam in de krant. Sinds hij ­vorige maand is vrijgelaten staat hij weer dagelijks in de buurt van het Chinese consulaat. In ploegjes lossen demonstranten elkaar af, zodat er altijd wel een vijftigtal Oeigoeren zijn, met de hemelsblauwe kleuren van de Oost-Turkestaanse vlag en posters met foto’s van vermiste familieleden in de hand. Passerende automobilisten toeteren als steunbetuiging.

‘Genocide China’

‘Fascistisch China! Dictator China! Genocide China!’ Onophoudelijk roepen de demonstranten hun leuzen, maar Beijing houdt zich doof. Oeigoeren in Xinjiang zijn volgens China ‘de gelukkigste moslims ter wereld’. Wie daar anders over denkt, wordt gedreven door onwetendheid, vooroordelen of de duivelse wens China kapot te maken.

Daarom moeten Oeigoeren die ­informatie willen over verdwenen ­familieleden, eerst tonen aan welke kant ze staan. Een inofficieel schrijven van de Chinese ambassade in Ankara geeft instructies: verklaar op ­sociale media dat je de naam en vlag van Oost-Turkestan afzweert. Screenshots van die politieke loyaliteitsverklaring moeten naar een Gmail-adres worden gemaild.

Oeigoeren walgen van de minachting die uit dat Gmail-adres spreekt. ‘We krijgen niet eens een officieel overheidsadres! Vijfduizend petities over onze verdwenen familieleden hebben ze geweigerd. Ze zeggen dat zij het ook niet kunnen helpen dat we het telefoonnummer van onze ­familie kwijt zijn. Alsof ik het nummer van mijn eigen ouders niet kan onthouden’, zegt Medime Nazimi. Ze is een van de drijvende krachten achter #FreeMyFamily, de hashtag waarmee Oeigoeren wereldwijd aandacht vestigen op de interneringskampen.

Verschillende regeringen, en vorige week ook het Nederlandse parlement, bestempelen het Chinese optreden onomwonden tot genocide. Alleen daarom al wil Beijing de buitenlandse Oeigoeren terug: dan verstommen hun getuigenissen over ‘concentratiekampen’.

Chinese druk op Ankara

Die Chinese druk laat de Turkse ­regering niet onberoerd, merkte ­Nazimi toen ze onlangs met geestverwanten naar Ankara ging om daar bij de Chinese ambassade te demonstreren. Veel gelegenheid kreeg de groep niet: de Turkse politie hield de Oeigoeren in hun hotel vast. ‘We mochten alleen naar buiten om eten te kopen en naar de moskee te gaan.’

Minder tolerantie voor demonstraties, arrestaties en vertraging bij behandeling van Oeigoerse aanvragen voor het Turks staatsburgerschap: zo probeert Ankara Beijing tevreden te houden. Tientallen jaren laveerde Turkije tussen solidariteit met Oeigoeren en toenadering tot Beijing. Zeker nu de Turkse economie op zijn gat ligt en de relaties met het Westen gespannen zijn, heeft China veel te bieden.

Turkije houdt beide partijen zoet. China wordt gepaaid met beloften over samenwerking op veiligheidsgebied – de Chinese en Turkse regering beschouwen beide Islamitische Staat als terroristische organisatie. In het verleden doken bij IS af en toe Oeigoeren op, al blijft hun aantal en inzet vaag.

Alleen terroristen en misdadigers moeten zich zorgen maken over het uitleveringsverdrag, sust de Turkse regering de Oeigoeren. Oeigoeren hebben toch altijd altijd steun en ruimte gekregen om Turkije tot een thuis te maken?

Oeigoerse buurtje in Istanbul

Istanbul is een van de weinige steden met meer Oeigoerse dan Chinese restaurants. In het Oeigoerse buurtje in de wijk Sefakoy hangen in belwinkels, supermarkten en boksverenigingen de helblauwe vlaggen – al zetten veel ondernemers tegenwoordig het symbool van Oost-Turkestan op een minder prominente plek, achter de kassa of op kantoor. Ze nemen het zekere voor het onzekere.

Het roestbruine schoolgebouw van de Uygur Wetenschap- en Kennisstichting telt vier verdiepingen met klaslokaaltjes en slaapzaaltjes, een naar schapenstoofpot geurende kantine en een gebedsruimte. Op dit internaat in het kustplaatsje Selimpasa worden 140 kinderen bijgespijkerd in hun eigen taal, zodat ze het tempo op Turkse scholen kunnen bijbenen.

Chinees staat niet op het lesprogramma, vertelt studentenbegeleider Abdulrahman Taymas (47). ‘Sommige ouders willen Chinees als schoolvak, omdat dat nuttig is in het internationaal zakenleven, maar de meerderheid vindt Mandarijn onverteerbaar.’ Op de staatsscholen in Xinjiang, waar het onderwijs tweetalig is, overheerst het Mandarijn dusdanig dat Oeigoeren vrezen dat hun ­eigen taal uitsterft. Daarom namen ouders in Xinjiang jaren geleden het risico: ze stuurden hun kinderen naar Turkije om vast naar de Oeigoerse school te gaan tot de rest van de familie ze achterna kon reizen.

Die keuze werd sommige achter­gebleven ouders fataal, zegt Taymas. Naast familie over de grens is in China het weghouden van kinderen van staatsscholen immers een tweede aanwijzing voor een extremistische inborst. En sinds de kampen is de communicatie met Oost-Turkestan verbroken en de grens potdicht.

Scholieren wier ouders wel tijdig naar Turkije wisten te ontkomen, krijgen maandelijks vakantie, voor familiebezoek. Een triest groepje van 25 leerlingen blijft dan achter in het verlaten schoolgebouw. Hun ouders zijn verdwenen in de muil van de Chinese anti-radicaliseringsmachine. De vader van de 14-jarige Abdulkahar zit in een kamp, zegt hij. ‘Wat daar gebeurt weet ik niet, ik word angstig als ik eraan denkt.’

Docent Taymas probeert de moed erin te houden. ‘Je bent geen weeskind, je ouders leven. Geen nieuws is juist goed nieuws.’ Hoe waar dat is, ondervond Abdulkahars beste vriend Sirajideen drie weken geleden. Toen kwam er nieuws. Onder een filmpje op Douyin, de Chinese versie van het speelse videoplatform TikTok, hadden verwanten een verdekte, maar gruwelijke boodschap ingesproken: zijn vader was ‘op een betere plaats’.

‘Mijn vader is in de gevangenis een martelaar geworden. De laatste keer dat ik hem sprak, was ik pas 9 jaar oud,’ aldus Sirajideen, nu 14. Overdag gaat het wel, zegt hij, maar in de stille avonden overvalt de rouw hem en dan kan hij niet slapen. Sinds het doodsbericht piekert Abdulkahar weer volop over zijn ouders. ‘Volgens de docenten is bezig blijven het beste. We voetballen dus veel.’

De zoon van dichter Parach

Bezig blijven is ook de overlevingsstrategie van dichter Abdurehim Imin Parach (47). In een Oeigoerse boekwinkel in Sefakoy vindt hij twee bundels van zijn hand. Binnenkort komt zijn nieuwe boek uit, zegt hij vastberaden. ‘In Oost-Turkestan heb ik tweeduizend gedichten vernietigd, uit pure angst.’

Dat was in 2000, toen hij vrijkwam na drie jaar gevangenis wegens vermeend separatisme. Die beschuldiging bleef hem achtervolgen. ‘Zeker toen ik de pen weer opnam, werd ik om de haverklap gearresteerd. Die gedichten blijven je moeilijkheden bezorgen, zei de politie. Soms bleef het bij dreigementen, soms trokken ze de nagels uit mijn tenen of sloegen ze me voor mijn kaak’, vertelt hij.

Vandaar dat hij in 2013 besloot te vluchten met zijn 11-jarige zoontje Shehidulla. Zonder paspoorten kwamen ze over de Chinese grens, daarna stuurden de mensensmokkelaars het jongetje vooruit naar Turkije. ‘Na aankomst belde Shehidulla één keer opgewekt op, daarna hadden mijn contactpersonen steeds smoesjes. Hij speelt net buiten, zeiden ze.’

Shehidulla was al spoorloos toen Parach in Turkije arriveerde. Hij wist zijn zoon te traceren: het jongetje was geronseld door een terroristische organisatie en zat in Irak. ‘Hij smeekte me aan de telefoon of ik hem op kon halen.’

Reddingspogingen mislukten, en Parach verloor alle hoop toen hij werd gearresteerd in Turkije in 2017, het jaar dat Ankara’s ouvertures aan Beijing een hoogtepunt bereikten. Dat was vast een Turks teken van goede wil aan China, zegt hij. ‘Voorheen was autorijden zonder rijbewijs geen probleem. Zodra ik zei dat ik uit Oost-Turkestan kwam, was de Turkse politie vol begrip. Maar in 2017 sleepte een SWAT-team me uit mijn huis. Turkse detentiecentra zijn vijfsterrenhotels vergeleken bij Chinese gevangenissen, maar tijdens die 28 dagen opsluiting verloor ik het contact met mijn zoon.’

In de val

Ditmaal voorgoed. Sehidulla blies zichzelf op met een bomgordel, zegt Parach. ‘Ik kreeg het nieuws pas in 2018. De aanblik van religieuze fanatici kan ik niet meer verdragen. Ze hebben mijn zoon gebruikt als menselijke bom.’ Naast verdriet en schuldgevoel wordt de dichter ook gekweld door tergende onzekerheid: heeft de Chinese regering Ankara op zijn spoor gezet, of sloeg de Turkse politie aan op Parachs communicatie met extremistische organisaties tijdens de radeloze zoektocht naar zijn zoon?

Hoe dan ook, het net sluit zich. In 2019 werd hij weer gearresteerd, daarna bleef zijn aanvraag voor het Turks staatsburgerschap onbeantwoord. Nu maakt het uitleveringsverdrag met China zijn toevluchtsoord tot een val, die elk moment kan dichtklappen. Volgens Parach staat zijn naam hoog op de Chinese verlanglijst voor uitlevering staat. ‘Als stateloze Oeigoer kan ik niets anders doen dan in Turkije op mijn noodlot wachten.’