Direct naar artikelinhoud
ReportageDonorkind Maria voor de rechter

Rechter moet bepalen of de anonimiteit van Maria’s donorvader ‘K34’ terecht is of niet

De rechter moet nu maar eens bepalen wiens belang zwaarder weegt: dat van het donorkind Maria dat wil weten wie haar vader is, of dat van de vader die liever anoniem als ‘K34’ in de boeken blijft. Dat vindt ook het ziekenhuis waar Maria is ontstaan. ‘Het gaat om echte mensen, niet om koikarpers of coniferen’, verzucht Maria's moeder.

Maria, 22 jaar, wil de identiteit van haar donorvader weten. Haar moeder heeft destijds gekozen voor een donor die bekend zou kunnen worden als het kind 16 zou zijn. Dat wil de donor niet meer. De rechter doet daar een uitspraak over op 25 januari 2021.Beeld Linelle Deunk

Na bijna twee uur van juridisch geharrewar en gehakketak, neemt donorkind Maria (22) maandagmiddag eindelijk zelf het woord in de rechtszaal. ‘Ik weet niet of ik een coherent verhaal heb’, begint ze haar uitleg over hoe erg de last op haar schouders drukt: niet weten wie haar donorvader is.

‘Ik vraag me constant af om wie het gaat’, zegt ze tijdens het proces dat ze heeft aangespannen tegen het Rijnstate Ziekenhuis in Arnhem. En hoe blij ze ook is met alle brokjes informatie zoals uit het donorpaspoort van haar onbekende vader, ze weet nog lang niet genoeg over de man die als K34 in de jaren negentig zijn eerste donaties bij Rijnstate deed.

Breekijzer

De zitting in de Arnhemse rechtbank is er een met mogelijk verstrekkende gevolgen voor de manier waarop Nederland nu nog omgaat met zoekende donorkinderen. De uitspraak die uiterlijk binnen acht weken volgt, zou voor hen zomaar eens het breekijzer kunnen zijn om iets gedaan te krijgen bij de klinieken die zich vaak achter de privacy van de donor verschuilen. In maart dient een vergelijkbare zaak als die van Maria, van een groep donorkinderen versus het toenmalige MC Kinderwens uit Leiderdorp.

Over één ding zijn Maria en haar moeder Hedda het met Rijnstate eens: de rechter moet maar eens bepalen wiens belang zwaarder weegt. Maria zegt alle mogelijkheden te hebben afgepeld om erachter te komen wie haar vader is, overal vond ze een dichte deur. Ook de Stichting donorgegevens kunstmatige bevruchting (Sdkb), de door de wet aangestelde bemiddelaar tussen donorkind en fertiliteitskliniek, kon haar niet helpen.

‘Heel begrijpelijk en invoelbaar’, vindt de advocaat van Rijnstate, August de Hoogh, de wens van Maria om te weten wie haar vader is. Waarna hij een blikje redenen opentrekt om uit te leggen waarom het ziekenhuis de identiteit van K34 niet gaat prijsgeven. Er is sprake van overmacht. Het ziekenhuis kan de belangenafweging zelf niet maken. Het staat ‘met de rug tegen de muur’.

‘Echte mensen’

‘U bent niet bezig met kweken van koikarpers of coniferen’, richt Maria’s moeder Hedda zich in een steeds emotioneler betoog tot de voormalige beleidsbepalers bij Rijnstate. ‘Dit gaat om het ontstaan van mensen. Echte mensen.’ Maria is een door en door fatsoenlijk, empathisch mens, zegt ze. ‘Uitgerekend zij wordt – ik probeer een net woord te zoeken – bedrogen.’

Hedda meldde zich in 1997 bewust bij Rijnstate, omdat ze daar als alleenstaande moeder zou worden geïnsemineerd met het zaad van een B-donor (bekende donor). Ze vertrouwde erop dat haar kind in de toekomst kon achterhalen wie de donor was. De keus viel op K34: blond, ‘spontaan’ en ‘vindingrijk’, volgens zijn donorpaspoort. Hij had al een gezin met drie kinderen. Via kunstmatige inseminatie zouden er, behalve Maria, nog zeker 56 volgen.

K34

Ergens in Maria’s leven moet K34 van mening zijn veranderd over de voordelen van het bekende zaaddonorschap. Is dat toevallig gebeurd in 2004, toen er een wet werd aangenomen die het anonieme doneren verbiedt? De drie rechters vragen er herhaaldelijk naar, maar de advocaat van Rijnstate zegt het niet te weten. Al laat hij ook vallen dat ‘dit soort informatie onder de geheimhouding van de donor valt’.

K34 is, nadat Maria in 2019 naar de rechter was gestapt, meerdere keren door Rijnstate benaderd over zijn (anonieme) status als donor. Hij bleef bij zijn standpunt. Waar is hij dan bang voor?, vraagt moeder Hedda zich in de rechtszaal af. Ze benadrukt dat Maria geen contact met haar vader hoeft. ‘Ze zal niet naar zijn huis gaan of tegen de media zeggen: kijk, dit is hem.’

Maria denkt ook aan haar toekomstige kinderen. Aan hen wil ze kunnen vertellen van wie ze afstamt, wie hun opa is. ‘Ik zit nu met een onbekende helft, zij met een onbekend kwart.’ Volgens haar kan er geen twijfel over de uitkomst van de rechtszaak zijn: ‘Er moet een naam en een gezicht komen.’