Direct naar artikelinhoud
Reportage

Nooit meer naar ’t Kuyltje voor een broodje en een praatje

't Kuyltje in de Negen Straatjes.Beeld Jasper Nijssen

Na ruim 25 jaar stopt de iconische broodjeszaak ’t Kuyltje in de Negen Straatjes. De stad verliest daarmee ook de bijzondere eigenaren. ‘John was een soort buurtburgemeester.’

“De mensen kwamen er niet alleen voor een broodje, maar vooral ook voor een praatje,” zegt Albert Jan van Soelen (55) over broodjeszaak ’t Kuyltje, waar hij de afgelopen tien jaar bijna elke ochtend ontbeet. Dat beaamt Mirjam Mollema (43), die het broodje pastrami van ’t Kuyltje in 2011 ­instuurde voor de rubriek Broodje van de week in Het Parool, en zo bekendmaakte bij het grote publiek. Mollema: “Het mooiste aan de zaak waren de eigenaren, John en ­Anja. Oprecht geïnteresseerd in iedereen die maar kwam aanwaaien.”

Het pand in de Gasthuismolensteeg 9 deed in totaal zo’n zeventig jaar dienst als broodjeszaak. Eerst onder de naam Rosmarijn, later werd dat ’t Kuyltje. De laatste eigenaren, John (58) en Anja Fontaine (57), runden hun onderneming meer dan 25 jaar en namen onlangs het besluit ermee te stoppen. Al voordat de pandemie zich aandiende, wist het echtpaar dat het niet nog jaren zou doorgaan. Anja: “We werkten zo’n tachtig uur in de week, en op een gegeven moment is dat mooi ­geweest. Hoe leuk het ook is.”

Door corona kwam het einde van hun bedrijf ineens een stuk sneller in zicht. De laatste jaren moesten de Fontaines het, naast hun trouwe vaste klanten, vooral hebben van toeristen en mensen die in de buurt werkten. “Die bleven door het virus weg, dus dan verkoop je nog maar een fractie van wat je normaal deed. En dat terwijl we het in die 25 jaar altijd druk hebben gehad,” zegt John.

Voordat hij en zijn vrouw het pand in de Negen Straatjes kochten, werkte John als veehandelaar in z’n geboortedorp Tull en ’t Waal, in de provincie Utrecht – waar ze al die tijd bleven wonen. Toen een klant van Johns vader, die eveneens veehandelaar was, vertelde dat de eigenaren van een Amsterdamse broodjeszaak hun bedrijf wilden verkopen, was het stel meteen enthousiast. Binnen een week was de deal gesloten.

“We wisten niet waar we aan begonnen, maar gingen de uitdaging aan,” zegt Anja. Met Johns slagersachtergrond – hij kon alle vleeswaren en salades zelf maken – was het niet een heel rare stap. Amsterdam was wel een eindje weg. “Maar ach, in drie kwartier stond ik met m’n auto op het Singel geparkeerd, dat viel me nog mee,” zegt John.

De vrouw van de vorige eigenaar werkte nog vijf jaar mee in de zaak. “Dat was fijn, zij kende alle klanten, en die bleven ook komen.” Anja kon zo parttime in de winkel werken en thuis voor de kinderen zorgen.

Sleutels en plantjes

De Amsterdammers moesten in het begin even wennen aan die nieuwelingen van buiten de stad. John: “Maar al gauw ben je niet meer dat boertje, en hoor je erbij.” De socia­le en open karakters van John en Anja spelen daarin ­ongetwijfeld een rol, zegt Ernst Nagel (76), die al zo’n veertig jaar tegenover de broodjeszaak woont. “Anja is ontzettend lief, wat rustiger dan John, die op een leuke manier heel aanwezig is. Iedereen die langskwam werd uitbundig gegroet, en dat ging de hele dag door.” Nagel herinnert zich ook hun behulpzaamheid. “Als iemands kelder onder water was gelopen, kwam John met een pomp aanzetten.”

Van Soelen herkent dat. “Mensen lieten er hun sleutels achter, en als de buurvrouw met vakantie was, deden John en Anja haar plantjes.” Hij prijst ook Johns fotografische ­geheugen: “Driekwart van de mensen die er regelmatig kwamen, kende hij bij voornaam. En altijd geïnteresseerd. Dat was geen kunstje, het was oprecht. John vervulde zo een soort functie van buurtburgemeester.”

John kon het met iedereen goed vinden. “Behalve met de mensen die op je neerkijken en je ‘maar’ een broodjesverkoper vinden. Ik houd van mensen die lekker normaal doen.” John wás meer dan een broodjesverkoper, niet in de laatste plaats omdat hij als gediplomeerd slager al het vlees zelf verwerkte tot vers beleg. Dat deed ie thuis, in zijn werkplaats met koel- en vriesruimten. Anja: “En we deden niets voorgesneden of -gesmeerd: we bakten de broodjes altijd af, met beleg vers uit de koeling. Dat waardeerden de klanten.”

Zo ook wijlen Johannes van Dam, culinair journalist van Het Parool, die ’t Kuyltje in 2001 een 9,5 gaf, het hoogste cijfer van dat jaar. Over de rosbief schreef Van Dam: ‘Vol van smaak en smolt op de tong’, en hij prees ’t Kuyltje erom dat de pastrami van de goede, vette delen van het rund was ­gemaakt. John: “Als er rolstoelen naar binnen hadden gekund, hadden we een 10 gekregen.”

In 25 jaar tijd zagen John en Anja de buurt veranderen. “Vroeger had je hier veel authentieke zaakjes: een vliegerwinkel, een lijstenmaker, het brilmuseum. Nu zitten er ­allemaal hippe kledingwinkels, het is net de P.C. Hooftstraat,” zegt John. Ook raakte de stad voller met toeristen en trokken veel Amsterdammers, vanwege de hoge huurprijzen, weg uit het Centrum. John: “Die klanten mis je dan, en in plaats daarvan krijg je toeristen. Dat is anders, maar zij hebben wel onze omzet op niveau gehouden.”

Lieve appjes, mails en brieven

Totdat corona kwam en er geen toerist meer over straat liep. Na in de eerste golf 11 weken dicht te zijn geweest, ging ’t Kuyltje open voor afhaal, maar niet voor lang. Anja: “Als ik dan rond half 11 aankwam in de winkel, had John vanaf 7 uur ’s ochtends vijf klanten gehad. Dan haal je de kosten er niet uit.”

Uiteindelijk leek stoppen de beste ­optie en verkochten ze hun pand begin december 2020 aan een investeerder. John: “Het leukste was geweest als de zaak was gebleven met een andere ondernemer erin, maar in deze tijd waagt niemand zich daar natuurlijk aan.”

Soms worden ze er wel even emotioneel van. Anja: “Als je al die lieve mails, appjes en brieven van vaste klanten leest, dat raakt je wel.” Zoals van die vaste klant die naar Australië verhuisde, maar ­altijd als ie van Schiphol kwam meteen met z’n koffer bij hun in de zaak stond. “Maar we hebben 25 prachtige jaren gehad, daar kun je niet om treuren,” zegt John.

Wat de twee nu gaan doen, dat weten ze nog niet. Maar dat ze weer aan het werk gaan, dat staat vast. “Stilzitten is niks voor ons.” John had al hun vrienden die ze in de loop der jaren hebben gemaakt gekscherend gezegd dat ze elke week naar Amsterdam zouden komen. Anja: “Vanwege corona gaat dat nu niet, maar als ’t weer kan, komen we. Want daar heb je al die leuke contacten, zo uiteenlopend. En dat maak je in een dorp niet mee.”