Moslimexecutieve misnoegd over uitspraken minister Van Quickenborne

 ©  BELGA

De Moslimexecutieve noemt beschuldigingen van buitenlandse inmenging ‘volkomen ongegrond’. ‘De moslimgemeenschap in België zal zich niet laten intimideren.’

jvt
Bron: BELGA

De Belgische islamitische instellingen betreuren dat de erkenningsprocedure van de Grote Moskee in Brussel is opgeschort. Dat laten het Executief van de Moslims van België (EMB), de Vereniging voor het beheer van de Grote Moskee van Brussel en de Coördinatieraad van de Islamitische Instellingen van België (CIB) weten. Volgens hen is er geen sprake van buitenlandse inmenging en spionage. Die beschuldigingen noemen ze ongegrond.

‘Onze instellingen zijn organisaties volgens Belgisch openbaar en burgerlijk recht, waarvan de leden volwaardige Belgische staatsburgers zijn’, zo staat in een gezamenlijk persbericht. ‘Het is lasterlijk, beledigend en bezwarend om te verklaren dat onze leden spionnen zijn met belangen in het buitenland. Deze beschuldigingen zijn ongegrond, omstreden en twijfelachtig.’

Vrijheid van godsdienst

Minister van Justitie Vincent Van Quickenborne (Open VLD) bracht een negatief advies uit over de doorstart van de Brusselse Grote Moskee. Die werd vorig jaar onttrokken aan de invloed van Saudi-Arabië. Volgens de Staatsveiligheid blijkt dat de moskee nog altijd onder buitenlandse invloed staat, vooral van Marokko. Ze wijst drie medewerkers van de moskee aan als agenten van de Marokkaanse inlichtingendiensten. Van Quickenborne vraagt dat alle organen van de Moslimexecutieve worden vernieuwd.

De Moslimexecutieve vindt dat de minister met zijn uitspraken openlijk de vrijheid van godsdienst en de scheiding tussen kerk en staat schendt. ‘Wij beschouwen deze toespraak als een duidelijke inmenging in de zaken van de islamitische eredienst. Het is niet aan politici om kwalificaties toe te wijzen aan een eredienst als de ‘progressieve islam’ of om religieuze gemeenschappen aan te spreken op de keuze van hun vertegenwoordigers. De moslimgemeenschap in België zal zich niet laten intimideren en stigmatiseren via haar instellingen en leden.’