Direct naar artikelinhoud
AchtergrondLopende zaken

Er zal bijzondere aandacht moeten gaan naar de gekneusde trots in Franstalig België

Bouchez wordt verweten dat hij te openlijk vasthield aan het onhaalbare premierschap voor Wilmès.Beeld Thomas Sweertvaegher

Van alle partijen in de federale coalitie zit de MR het minst lekker in zijn vel. Onder de frustratie schuilt een communautaire wonde die premier Alexander De Croo (Open Vld) beter niet te lang laat etteren.

“Deze klas is nogal duidelijk in wat ze naar buitenuit vertelt”, zei minister van Volksgezondheid Frank Vandenbroucke (sp.a) afgelopen maandag in De afspraak op Canvas. “Met de eerste minister, de minister van Binnenlandse Zaken ook, want wij moeten de meeste uitleg geven.” Vandenbroucke, die geïnterpelleerd werd over zijn onvoorzichtige uitspraak over het sluiten van winkels als ‘schokeffect’, sprak naar waarheid en zonder de bedoeling om te kwetsen. 

Toch legde de minister hiermee de vinger op de wonde die aan de zuidkant van het land aan het etteren is. Met Vandenbroucke zelf, premier De Croo en ook binnenlandminister Annelies Verlinden (CD&V) zijn alle schippers die het land uit de coronastorm gidsen Nederlandstalig. Daarmee wordt niet alleen de indruk gewekt dat het land eenzijdig vanuit Vlaanderen geleid wordt, het ís feitelijk ook zo.

Paradox: in de Kamer heeft de regering-De Croo een meerderheid in de Franse taalgroep (en ook over het geheel), maar niet in de Vlaamse. Toch zijn het de Franstaligen die zich weggedrumd voelen. De vrees voor ‘l’état belgo flamand’ doemt op: een België dat geregeerd wordt door de Vlaamse meerderheid. 

Psychologische kwetsuur

Decennia van economische teleurstelling heeft Wallonië een psychologische kwetsuur opgeleverd die in Vlaanderen onvoldoende bekend is. Na jaren van nationalistisch kaakslag-vertoog leeft in het noorden het sentiment dat juist de Vlaming telkens weer geknecht wordt. In het zuiden is het net andersom. 

Nog altijd wordt schande gesproken over de camion vol nepgeld waarmee de jonge Bart De Wever, in 2005 (!), met zijn N-VA-kompanen naar de scheepslift van Strépy reed om de subsidietransfers naar Wallonië aan te klagen. Dat een welvarend en paternalistisch Vlaanderen mag bepalen wat de Walen moeten doen, ligt gevoelig. Het verklaart waarom nu, in de Franstalige media, de dominante rol van Frank Vandenbroucke veel feller geproblematiseerd wordt.

Het verloop van de coronacrisis heeft de communautaire wonde nog meer blootgelegd. België heeft in de aanpak van de gezondheidscrisis stevig gefaald. Als federaal interimpremier was Sophie Wilmès (MR), samen met minister Maggie De Block (Open Vld), in ruime mate het gezicht van dat falen. In Franstalige media is De Block op de korrel genomen, maar blijft de kritiek op Wilmès gedempt. 

Daarbij komt dat de tweede coronagolf toch deels aangeblazen is vanuit Brussel en Waalse steden zoals Luik. Dat de golf in België net zoals in de rest van Europa zou aanspoelen was onvermijdelijk, maar het wrange gevoel blijft dat het hier minder hoog en tragisch had gekund, als Franstalige bewindslieden wat alerter gereageerd zouden hebben, zoals in Antwerpen gebeurde. 

Het is ook een inhoudelijke kwestie. In Vlaanderen wordt met een scheef oog gekeken naar de zogenaamde ‘versoepelbrigade’ die de hand zou hebben in het dramatische besluit om nog in september de veiligheidsregels af te bouwen. In Franstalig België staat de tendens om de regels soepel te houden centraler in het debat. Merkwaardig, want ten tijde van de eerste golf was het nog net andersom. Het betekent wel dat er nu bezuiden de taalgrens minder begrip is voor de strenge opstelling van de regering. Vlamingen, zo luidt de conclusie, voeren niet alleen het woord, ze duwen ook nog eens hun visie door. 

Maatje te klein

Dat wringt. En bij de MR van Georges-Louis Bouchez wringt het nog een beetje meer. Paul Magnette wordt ook niet wild van de dominantie van Vandenbroucke, maar hij houdt zich koest. De PS weet dat haar eigen topduo – Pierre-Yves Dermagne (Werk) en Thomas Derminne (Relance) – straks mee op het voorplan komt. 

De Franstalige liberalen hebben die zekerheid niet. Als MR-topvrouw staat Sophie Wilmès op Buitenlandse Zaken buitenspel. Wilmès is discreet en loyaal, wat grote kwaliteiten zijn voor een politicus, die ze hopelijk ten goede kan aanwenden in de onderhandelingen over de Zweeds-Iraanse VUB-professor Djalali. Om een partij profiel in een bonte coalitie te geven, is ze minder geschikt. De rest, zoals David Clarinval, is een maatje te klein. 

MR-voorzitter Georges-Louis Bouchez lijdt daarom aan een politieke fantoompijn. Hij voelt pijn over het ruime aantal ministerportefeuilles uit de vorige regeerperiode die hij nu mist. Het is de reden waarom de MR zo koppig vasthoudt aan de bekritiseerde genereuze regeling voor oud-ministers. Die bepaalt dat zij op de diensten van extra medewerkers mogen blijven rekenen. Vier van de ex-regeringsleden van MR maken van dat recht gebruik. Een herinnering aan een vervlogen tijd, toen de relatief kleine MR even de baas van het land was.

De MR heeft zwak onderhandeld over de huidige bevoegdheidsverdeling. De partij wrijft dat haar voorzitter aan. Een ‘miscasting’ noemde zwaargewicht en eurocommissaris Didier Reynders de uitkomst van de ministerpuzzel. Bouchez wordt verweten dat hij te openlijk vasthield aan het onhaalbare premierschap voor Wilmès, zijn bondgenoten afstootte met zijn beruchte Humo-interview en van de invulling van de ministerposten een janboel maakte. 

Veel brokken

Om dat te compenseren, poogt Bouchez nu zelf de zaken recht te trekken. Een permanente campagne binnen en tegen de eigen coalitie dreigt het gevolg te worden. Een strategie die gedoemd is om te mislukken, maar die veel brokken kan maken, zoals de vorige regeerperiode aantoont. 

Dat alles plaatst premier Alexander De Croo voor een dubbele uitdaging. Van fundamenteel belang is dat België in deze nieuwe fase, met vaccins binnen handbereik, de kegels wél op orde krijgt. De dalende besmettingscijfers smoren de luidste kritiek, maar elke beleidsmarge voor mislukking is opgebruikt. 

Dat is nog niet voldoende. Bijzondere aandacht zal moeten gaan naar de gekneusde trots in Franstalig België. Zodat, om de klas-metafoor van Frank Vandenbroucke te hernemen, Franstaligen niet meer de indruk hebben dat zij alleen maar “de kindjes achteraan” zijn die moeten stilzitten en zwijgen.