Direct naar artikelinhoud

Zwemtoppers mogen eindelijk weer racen

Voor het eerst in 50 weken komen de beste Nederlandse zwemmers donderdag in eigen land in actie bij een toernooi waar het er echt om gaat. In Rotterdam staan de laatste olympische tickets voor ‘Tokio’ op het spel.

Zwemtoppers mogen eindelijk weer racen
Beeld EPA

Hoe staan de zwemmers ervoor, ruim zeven maanden voor de Olympische Spelen in Tokio? Ligt Ranomi Kromowidjojo op koers om te pieken op haar laatste Spelen? Kan Kira Toussaint, wereldrecordhoudster op de 50 meter rugslag kortebaan, ook potten breken op de 100 meter rug in een groot bad? En trekt schoolslagtopper Arno Kamminga zijn wereldtijden in trainingswedstrijden door? In het Rie Mastenbroekbad van Zwemcentrum Rotterdam volgen donderdag tot en met zondag de antwoorden.

Femke Heemskerk zou ook van de partij zijn, maar zij moest gisteren afhaken, omdat haar man positief is getest op het coronavirus. Heemskerk, die zelf in oktober al positief had getest, moet nu in thuisquarantaine. Technisch directeur André Cats van zwembond KNZB betreurt dat, maar hij is na een wedstrijdloos jaar vooral blij dat er eindelijk weer kan worden geracet in Nederland.

Na de open NK kortebaan eind december 2019 is ‘Rotterdam’ de eerste echte wedstrijd. “Het was een enorme uitdaging om een internationaal toernooi coronaproof te organiseren,” zegt Cats. “Ons protocol is vergelijkbaar met het schaatsprotocol in Thialf. Het draait hoofdzakelijk om testen en afstand houden. Alle deelnemers hebben een vuistdik rapport gekregen met wat ze wel en niet mogen doen. Ze mogen wel een rondje buiten lopen, maar niet naar het winkelcentrum in ‘de Koopgoot’.”

Financieel was het voor de KNZB eveneens een flinke uitdaging om de ‘Rotterdam Qualification Meet’ voor elkaar te krijgen. “Het kost veel extra geld om zo’n toernooi in coronatijd te kunnen organiseren. Denk bijvoorbeeld aan de eenpersoonskamers, individueel vervoer van hotel naar zwembad en het dagelijks testen van zwemmers, begeleiders, vrijwilligers en pers.”

Het kwalificatietoernooi biedt zwemmers hun laatste kans op plaatsing voor de Spelen. “Op 7 december weten we met welke kerngroep we naar Tokio gaan toewerken,” zegt Cats. “Deze groep kan tot eind mei nog wel worden aangevuld voor de open plekken. Op dit moment heeft Arno Kamminga bijvoorbeeld één van de twee beschikbare plekken in handen voor de 200 meter schoolslag. Als in Rotterdam een tweede zwemmer de limiet haalt op deze afstand, staat de afvaardiging vast. Zo niet, dan krijgen zwemmers nog tot eind mei de kans om het tweede ticket op te eisen.” Elk land mag per afstand twee zwemmers sturen.

Schaken op twee borden

Hoewel alle ogen gericht zijn op Tokio, heeft de KNZB ook het olympisch traject voor de Spelen van Parijs 2024 al in gang gezet. Cats: “We zijn nadrukkelijk met de toekomst bezig. Het kan niet zo zijn dat jonge talenten een olympisch traject van maar drie jaar hebben. Daarom hebben we in Eindhoven en Amsterdam dertien van hen geselecteerd voor onze nieuwe zwemacademie.” Die talenten, onder wie Femke Spiering (18), Femke Hoppenbrouwer (17) en de tweeling Vincent en Sander Crooijmans (19), moeten nu gaan aansluiten bij de nationale top. Cats: “Eigenlijk schaken we op twee borden tegelijk: Tokio en Parijs.”

Ook op financieel gebied staat de zwembond voor een uitdaging. Het topsportprogramma zwemmen kan in 2021 rekenen op een toekenning van 1,44 miljoen euro van NOC*NSF. Maurits Hendriks van de sportkoepel heeft al laten doorschemeren dat deze bijdrage fors wordt gereduceerd bij tegenvallende resultaten in Tokio.

Cats kijkt hier niet van op. “Topsport moet medailles opleveren, dat is nu eenmaal zo. Ik ben het er grondig mee eens dat elk programma kritisch wordt getoetst. Maar je moet ook kijken wat er achter de toppers zit. Wat is het perspectief richting Parijs? Het zal geen verrassing zijn als na Tokio enkele toppers stoppen,” zo doelt hij op Kromowidjojo en Heemskerk. “De nieuwe generatie moet zich bij de WK en EK in 2022 echt laten zien. De zomer van 2022 is een ijkmoment voor het Nederlandse zwemmen.”