Direct naar artikelinhoud
NieuwsAerosolen

Jazeker, corona verspreidt zich door de lucht, maar niet van harte

Andermaal hebben wetenschappers aanwijzingen gevonden dat het coronavirus zich onder sommige omstandigheden kan verspreiden door de lucht. Maar of het ook via de veelbesproken minuscule ‘aerosolen’ gaat, blijft onzeker.

Het Shantykoor in Bussum repeteert op het kerkplein, om luchtoverdracht te vermijden.Beeld Marcel van den Bergh / de Volkskrant

Men neme twee fretten: de een geïnfecteerd, de ander nog niet. Zet ze boven elkaar in twee kooitjes, verbonden door een bochtige pijp van ruim een meter lang. Het zieke dier onder, het gezonde dier boven. Zet de luchtstroom aan, van de onderste kooi naar de bovenste, en kijk of het bovenste dier besmet raakt.

Met dat experiment zijn Rotterdamse wetenschappers erin geslaagd een flinke hap te nemen uit een van de hete aardappels van de coronavirologie: jawel, ook de fretten bovenin werden soms ziek. ‘Daarmee laten we zien dat zoogdieren in staat zijn virusdeeltjes uit te ademen die de reis door de lucht overleven en bij een ander dier een productieve infectie kunnen veroorzaken’, zegt onderzoeksleider Sander Herfst.

Dat onderstreept wat virologen al langer aannemen: dat het virus zich soms zwevend door de lucht kan verspreiden. Hoewel duidelijk is dat het virus niet, zoals bijvoorbeeld het geval is bij de mazelen, in de regel besmet via de lucht – anders zouden er overal ziekenhuisuitbraken zijn – zijn er veel voorvallen waarbij het virus in binnenruimtes wel degelijk lijkt te zijn meegelift op de mist van minuscule druppeltjes die vrijkomen bij schreeuwen, zingen en hijgen. Denk aan de uitbraken bij koren, in bars en in afgesloten ruimtes waar ademdruppeltjes zich kunnen ophopen.

Maar Herfsts onderzoek komt met een stevige disclaimer: of het virus echt is meegelift op de ademdruppeltjes genaamd ‘aerosolen’, is onzeker. ‘Want waarschijnlijk was de luchtstroom te sterk. We zagen ook deeltjes groter dan 10 micrometer de bovenste kooi bereiken’, zegt hij. De grens voor aerosolen ligt bij 5 micrometer (duizendste millimeter). Ook is denkbaar dat het virus meeliftte op zaken als stofjes of donshaartjes, erkent Herfst. ‘Zo’n fret zit aan zijn vacht, krabbelt aan de wand, verkent de boel. Daarbij komen deeltjes vrij.’

0,001 procent kans

Een mooi, gedegen experiment, reageert desgevraagd hoogleraar klinische virologie Louis Kroes (LUMC), na lezing van het overigens nog niet officieel gepubliceerde onderzoek. ‘Zoals dat in de wetenschap gaat, is dit een kleine stap verder. De vraag of overdracht principieel kan, buiten de grote druppeltjes over rechte afstand, is hiermee wel verder gekomen: dat kan dus. Maar de vraag hoe groot de rol ervan is, blijft nog wel staan.’

Er is in elk geval alle reden om verspreiding via de lucht serieus te nemen, constateert intussen ook een andere, Canadees-Rotterdamse weging van het bewijs. Want hoewel de kans dat het virus het luchtruim kiest klein is, zijn de gevolgen per keer dat het gebeurt groot, aldus de wetenschappers in hun voorpublicatie. ‘Onze bevindingen vestigen de aandacht op de buitenproportioneel grote rol van hoogrisicosituaties voor het op gang houden van de Covid-19-pandemie.’

De wetenschappers, onder wie ook viroloog en lid van het outbreak management team Marion Koopmans, knoopten de resultaten aan elkaar van 63 eerdere onderzoeken. Uit hun berekeningen blijkt dat de kans dat een aerosol ook maar één virusdeeltje bevat, kleiner moet zijn dan 0,001 procent – één op honderdduizend.

Superverspreiders

Maar tegelijkertijd zijn er de zogeheten superverspreiders: mensen die toevallig enorme hoeveelheden virus aanmaken, vaak zelfs zonder er iets van te merken. Juist die kunnen de kansen doen keren en zorgen voor grote uitbraken, zeker in riskante situaties zoals afgesloten ruimtes waar men sport, schreeuwt of zingt.

Wat de discussie ingewikkeld maakt, vindt Herfst, is de definitiekwestie wanneer een druppeltje uit iemands luchtweg nu wel of niet een ‘aerosol’ is. Vaststaat immers dat ook wat grotere druppeltjes een tijdje kunnen blijven hangen in de lucht, al zijn het formeel geen aerosolen. ‘Afhankelijk of je met een viroloog of met een natuurkundige praat, kom je uit op een andere definitie. Terwijl ik denk dat je zo’n absolute scheidslijn niet goed kunt trekken.’

De grote vragen die nog openstaan, constateert Herfst, is hoelang iemand die besmet is nog virusdeeltjes afscheidt en bij hoeveel virusdeeltjes we eigenlijk besmet kunnen raken. ‘Bij influenza weten we dat drie, vier of vijf deeltjes al genoeg zijn om een infectie op te wekken’, zegt hij. ‘Maar zelfs van het sarsvirus weten we de infectieuze dosis nog niet.’

Schets van het Rotterdamse experiment.Beeld Erasmus MC