Direct naar artikelinhoud
EssayHet nieuwe normaal

Wen er maar aan: het went nooit om geen hand of zoen te geven

Ja, we steken al minder vaak automatisch onze hand uit ter begroeting, en die drie zoenen laten we in coronatijd ook meestal achterwege. Maar het blijft vreemd en ongemakkelijk. En wen er maar aan: het gaat niet wennen.

en

Geen handen schudden, zeker géén drie keer zoenen en minimaal anderhalve meter afstand houden, ook als je voor een verjaardag in de familie of een trouwerij bij elkaar bent. Het is één ding om te zeggen dat deze ingreep in onze dagelijkse omgang met elkaar nodig is (en alles wijst erop dat dat zo is), het is iets anders om te zeggen dat het ook echt kan. Dat bewijst het feit dat zelfs verantwoordelijk minister Grapperhaus zich op zijn bruiloft niet kon houden aan de door hem te handhaven regels.

Waarom is het voor ons zo moeilijk om nieuwe omgangsvormen in acht te nemen? Is het gewoon een kwestie van – nog wat meer – tijd? Het gaat uiteindelijk toch om ­tamelijk triviale conventies, geen halszaken. Voor een deel doen we het bovendien niet zo slecht, want we geven al veel minder vaak een hand, een schouderklopje of een zoen aan een collega of kennis: een verademing voor degenen die zich toch al niet prettig voelden bij dat min of meer verplichte knusse contact.

Tegelijkertijd gaan we aanzienlijk vaker de mist in met het handen schudden en knuffelen met familie en goede vrienden. Waar het maatschappijbreed al moeilijk is om anderhalve meter afstand te houden, blijkt dat in zo’n intieme omgeving voor velen ondoenlijk. En het ís ook gek om je beste vrienden niet met een hand of omhelzing te begroeten, zelfs als we allemaal weten dat het even niet anders kan. Daarnaast vraagt de anderhalvemeterregel nog steeds om permanente zelfbeheersing: voor je het weet, ga je de fout in.

Het is dus wennen, maar dat is niet het enige. De zelfbeheersing die we nog steeds nodig hebben en het ongemak dat we nog steeds voelen, zijn signalen dat we die ‘triviale’ conventies niet zomaar kunnen vervangen.

Niet de eerste keer dat mensen hun patroon van sociale conventies een beetje moeten omgooien

Op zichzelf is de coronacrisis niet de eerste keer dat mensen hun patroon van sociale conventies een beetje moeten omgooien. Als een medewerkster van een internationaal bedrijf voor een paar jaar naar de andere kant van de wereld verhuist, zal die zich toch ook de conventies van haar nieuwe woonplaats eigen moeten maken. Onderzoek naar culture shock laat zien dat dat moeite kost, maar zeker niet onmogelijk is.

Het verschil is: de expat leeft in een omgeving, waarin de voor haar nieuwe omgangsvormen volstrekt natuurlijk zijn voor iedereen om haar heen. Het gaat om de aanpassing van één persoon aan een bestaande sociale realiteit. In de voor iedereen nieuwe coronasituatie moet een gehele samenleving tegelijk veranderen. Dat betekent dat we  op dit moment bezig zijn met een volstrekt nieuw collectief experiment.

Op het eerste gezicht zou je denken dat zo’n experiment kans van slagen heeft. ­Iedereen snapt dat ­sociale conventies zoals handen schudden als ­manier van groeten of afscheid nemen in feite een tamelijk willekeurige keuze zijn. In Japan buigen mensen naar elkaar met gevouwen handen, Maori’s steken hun tong uit naar elkaar. Dat is de essentie van een conventie: het is een soort gezamenlijke afspraak, of eigenlijk een langzaamaan ontstane collectieve gewoonte, die ook ­anders had kunnen uitpakken. Dat had dan ook niet uitgemaakt.

Het gaat erom dat iedereen hetzelfde teken als groet gebruikt. Vergelijk het met het rijden aan één kant van de weg. Het is niet intrinsiek beter om rechts of links te rijden, maar het is absoluut beter om rechts te ­rijden als iedereen om je heen dat ook doet. Juist omdat iedereen snapt dat conventies in deze zin willekeurig zijn en dat het er alleen om gaat dat iedereen hetzelfde doet, zou je denken dat ons collectieve experiment op termijn zou moeten slagen.

Het gebruik van sociale conventies is grotendeels onbewust en automatisch

Alleen, het besef dat de keuze van conventies in feite willekeurig is, vraagt om ­bewuste reflectie. We moeten er even bij stilstaan om ons te realiseren dat onze gewoontes net zo goed anders hadden kunnen zijn. Het dagelijkse gebruik van conventies, daarentegen, is grotendeels onbewust en ­automatisch – en daar heeft bewuste reflectie nu juist bar weinig vat op. Sterker nog, het gebruik van sociale conventies móét grotendeels onbewust en automatisch zijn, anders doen ze niet wat ze moeten doen in een complexe maatschappij als de onze.

Die functie komt hier op neer: in de maatschappij heeft iedereen sociale rollen en taken, op werk en school, en in gezin, familie en vriendenkring. Het spelen van al die rollen en het uitoefenen van die taken gaat gepaard met een permanente stroom interacties met andere mensen die op hun beurt hun eigen rollen en ­taken hebben.

Sociale conventies geven ons een gedeelde taal of een set verkeersregels om dergelijke interacties tot een goed einde te brengen. Denk weer even aan het handen schudden: als die mogelijkheid wegvalt, wordt het opeens ongemakkelijk om jezelf aan een nieuwe groep mensen voor te stellen. Je weet gewoon niet goed hoe je het ­gesprek op een natuurlijke wijze begint, zonder de gebruikelijke ‘regel’ toe te passen.

Het is moeilijk voor te stellen hoe het ­leven in een complexe maatschappij zonder dergelijke sociale conventies eruit zou zien, maar één ding is duidelijk: interactie met ­andere mensen zou onvergelijkbaar veel meer moeite kosten. Zonder een gedeelde set sociale afspraken is het verschrikkelijk moeilijk, zo niet onmogelijk, om alle bedoelingen en signalen over te brengen die wij mét die conventies in het dagelijks leven met groot gemak uitwisselen.

Zonder gebruiken verkeert iedereen permanent in culture shock 

Een maatschappij zonder gebruiken is een maatschappij waarin iedereen permanent in culture shock verkeert. Zo’n maatschappij functioneert nauwelijks. Onze complexe verdeling van arbeid en onze maatschappelijke instituties zouden onhoudbaar worden, simpelweg omdat onze dagelijkse interacties zo veel energie zouden vergen dat dat ten koste zou gaan van die ­taken en rollen zelf.

Want dat doen sociale conventies: ze maken het mogelijk om de denkkracht en energie die we moeten besteden aan sociale interacties minimaal te houden. Dit heet cognitive offloading. Het idee daarachter is dat gedeelde sociale praktijken in feite een deel van onze cognitieve taken overnemen. In plaats van elke sociale interactie van ­begin tot eind zelf vorm te geven en elke ­bedoeling en elk signaal daarin expliciet te maken, maken we gebruik van een gedeeld systeem van signalen en tekens die we zonder er al te veel bij na te denken, kunnen ­gebruiken: gedachteloos, automatisch en ­bijna reflexmatig. Daardoor blijft er zoveel mogelijk bewuste ‘denkruimte’ over om ­onze complexe maatschappij in stand te houden.

Het automatische, reflexmatige karakter van sociale conventies maakt ze bovendien transparant: we zien de betekenis ervan door de conventie heen. Vergelijk het met het lezen van een boek. We lezen het verhaal ‘door de letters en woorden heen’. Dat gaat vanzelf. We hoeven niet eerst de letters te zien als tekens die staan voor betekenissen – we zien die betekenis direct.

Dat gaat zelfs zover dat als we de kleur inkt moeten benoemen waarin bijvoorbeeld het woord ‘rood’ is gedrukt, we daar moeite mee hebben als dat woord in blauw is gedrukt: als woord en kleur niet bij elkaar passen, reageren we trager. In de psychologie staat dit bekend als het Stroop-effect. De betekenis van het kleurwoord komt zo automatisch tot ons dat we die alleen met veel moeite kunnen wegdrukken. Op eenzelfde manier komt de betekenis van een uitgestoken hand volstrekt automatisch tot ons. Die hand ervaren we niet als een teken van de bedoeling om beleefd te groeten. Nee, het ís beleefd groeten voor ons geworden. En weigert iemand onze eigen uitgestoken hand te schudden, dan ervaren we dat heel direct als onbeleefdheid en afwijzing.

We kunnen dit wel relativeren met het besef dat het nu eenmaal coronatijd is, maar opnieuw: dat kost bewuste reflectie. Het kost net zoveel moeite om de betekenis ­‘afwijzing’ op zo’n ongemakkelijk moment weg te drukken, als het kost om de betekenis van het woord ‘rood’ weg te drukken als we de blauwe inkt moeten benoemen waarin dat gedrukt staat. Daarom zal dit ongemak niet helemaal weggaan.

Het menselijk brein ontwikkelt zich nog zo’n twintig jaar na onze geboorte verder

Sociale conventies zijn diep in ons allen verankerd. Het menselijk brein ontwikkelt zich nog zo’n twintig jaar na onze geboorte verder. Bij geen enkel ander wezen is die periode zo lang (onder dieren is een half jaar het langst). In die twintig jaar is ons brein zeer flexibel en past het zich zo veel mogelijk aan de omgeving aan waarin we opgroeien, inclusief de verkeersregels van de sociale omgang. Veel van die conventies maken we ons niet expliciet eigen, maar worden impliciet aangeleerd. Vaak simpelweg als een soort lichamelijke reflexen. Na ­ongeveer het twintigste jaar ­verdwijnt de flexibiliteit van ons brein en wordt het steeds moeilijker ons reactiepatroon af te leren of aan te passen – zoals we nu aan den lijve ervaren.

In onze evolutionaire ontwikkeling hangt dit alles met elkaar samen. Evolutie heeft ons gemaakt tot wezens die conventies absor­beren in de eerste twee decennia van ons ­leven, juist omdat dat succesvolle maatschappijen mogelijk maakt en zo onze overlevingskansen als mensheid vergroot.

Terug naar het collectieve experiment van onze nieuwe omgangsvormen, dat er door onze fysieke omgeving niet makkelijker op wordt. Niet alleen stuiten we op problemen als we enkele van deze ingesleten gewoontes niet meer mogen gebruiken (hoe moet ik onze ontmoeting nu beginnen?), ze hebben ook hun weerslag op onze fysieke omgeving.

Sterker, die heeft zich helemaal gevoegd naar onze manier van omgaan met elkaar, en de afstand die we tot anderen houden. Denk aan de breedte van voetpaden, winkel­entrees en de omvang van liften, en aan de inrichting van supermarkten en uitgaans­gelegenheden; maar ook aan kiss-and-ridebordjes bij parkeerplaatsen. Onze plotseling ‘verboden’ en gewoontes worden zodoende constant aangewakkerd door ons dagelijkse leven en onze omgeving. Die ziet er immers grotendeels nog net zo uit als een half jaar geleden.

De moeite die de nieuwe coronaconventies ons kosten en het ongemak dat we erbij voelen, zullen dus niet snel verdwijnen. Ze zijn blijvend.

Een nieuwe set conventies aanleren die we net zo automatisch gebruiken als de ­oude, kan in feite enkel door er een nieuwe generatie, met flexibele breintjes, mee op te laten groeien. 

Marc Slors is hoogleraar cognitie­filosofie. Harmen Ghijsen is universitair docent cognitiefilosofie en epistemologie. Ze werken aan de faculteit ­filosofie, theologie en religiewetenschappen van de Radboud Universiteit in Nijmegen.

Lees ook: 

Veelgehoorde anderhalvemeterexcuses en of die ergens op slaan 

‘We hebben toch al uit hetzelfde schaaltje chips gegeten’: mensen bedenken allerlei creatieve excuses om geen anderhalve meter afstand te houden. Hoe valide zijn de argumenten en waarom gebruiken we ze? Een verzameling.