Terug naar de krant

Ook al is het doodstil, de magie van Milaan-Sanremo is op de Poggio het grootst

Leeslijst reportage

Wielerklassieker De strijd in Milaan-Sanremo ontbrandde zaterdag traditioneel tijdens de beklimming van de Poggio. De heuvel groeide in de loop der jaren uit tot een „heilige plek”.

Leeslijst

Hij laat zijn gedachten door de kaartenbak van zijn herinneringen gaan, de 53-jarige Giampiero Gariglio, handelaar in Bretonse modelmolens van hout. Terwijl hij dat doet, beginnen zijn ogen te glinsteren als die van zijn stiefzoon pal naast hem. Fons De Wolf, Marc Gomez, Francesco Moser; hij kent alle winnaars van Milaan-Sanremo sinds 1981 uit zijn hoofd, omdat hij erbij was.

Altijd hier, twee kilometer onder de top van de slotklim, staand op de muren van het Santuario di Nostra Signora della Guardia, het kerkje dat al een jaar dicht is omdat het op instorten staat, maar waarvandaan hij aan de bewegingen van de televisiehelikopter kan zien waar de fietsende matadoren uit zijn dromen zich bevinden, en waar hij in al die uren dat hij moet wachten tot het grote moment daar is over het eindeloze water van de Middellandse Zee kan turen, met op de achtergrond het repeterende geratel van zangcicaden in de zon.

Lees ook Wout van Aert wint Milaan-Sanremo
Van Aert viert zijn overwinning.

Gariglio gaat hier slapen, met gezin en hond, op een smoezelig matrasje in de achterbak van zijn bestelbus. Want de ellenlange voorpret is onderdeel van het ritueel. Het wachten, een nacht, en de hele dag die daarop volgt, een radiootje in de hand om te weten wat er gebeurt als het peloton over de Povlakte rijdt, richting zee. Met ieder uur dat verstrijkt, bouwt de spanning verder op tot het onverdraaglijk wordt, en schreeuwen mag.

Hoop en leven

Ze hebben niet te klagen, het is hartje zomer. Gariglio stond hier ook in ijskoude voorjaarsnachten, zoals het eigenlijk hoort te zijn voorafgaand aan Milaan-Sanremo, de klassieker die al meer dan honderd jaar in maart wordt verreden. Starten in de mist onder de Duomo van Milaan, driehonderd kilometer verderop en zeven uur later finishen aan de zonovergoten Rivièra in Sanremo – in een werkdag de winter voorbijgereden en de lente binnen gefietst. Deze koers staat voor hoop en leven, zegt Gariglio. Daarin schuilt de magie. En die is op de kronkelende weg richting de Comune di Poggio di San Remo – in wielertaal ‘de Poggio’ – het grootst.

Het is hier dat het peloton na uren in elkaars zog te hebben gezeten eindelijk uit elkaar spat, meestal dan. De Poggio is de laatste hindernis op weg naar de finish, niet steil, maar met driehonderd kilometer in de benen een heel ander verhaal. Renners zonder sprint kunnen hier nog wat proberen, precies wat wedstrijdorganisator Vincenzo Torriani in 1960 voor ogen had. Hij vond dat zijn klassieker te vaak door een sprinter werd gewonnen, het wedstijdverloop werd voorspelbaar, saai. Genoeg reliëf rond Sanremo. In het klimmetje naar Poggio vond hij de ideale scherprechter. De heuvel groeide in de loop der jaren uit tot een „heilige plek”, zo staat er in het programmaboekje te lezen. Een renner die hier als eerste boven is, schrijft wielergeschiedenis.

Heel even leek het erop dat er dit jaar geen Primavera zou komen. Dat was zelfs nog voor het virus. In de regio Ligurië viel in december vorig jaar dagenlang zoveel water dat er aardverschuivingen ontstonden, en de voet van de slotklim met puin werd bezaaid. De plaatselijke burgemeester sloeg groot alarm. Er moest 10 miljoen euro komen, en snel ook, anders geen Milaan-Sanremo in 2020. Waar het geld precies vandaan kwam is niet duidelijk, maar de eerste honderd meter van de Via Duca d’Aosta werden razendsnel hersteld.

Prachtige vergezichten

Welbeschouwd is de weg naar het genoemde gehucht gewoon maar een weg, met prachtige vergezichten over zee, dat wel. De Via Duca d’Aosta kruipt in haarspeldbochten van zeeniveau omhoog tot iets meer dan 160 meter, en is door wielertifosi vol met leuzen gekalkt. ‘Forza Paolo’ staat er in vervaagde, witte letters, speciaal voor de al lang gestopte Italiaan Paolo Bettini. In het blauw is meer recent ‘Olly’ geschilderd, als steunbetuiging aan de Vlaming Oliver Naesen. Wat verder opvalt is dat het er ijzingwekkend stil is. Het is fans vanwege corona afgeraden naar de klim te komen. Daar is op zaterdag massaal gehoor aan gegeven.

Het peloton beklimt de Poggio, op een paar kilometer van de finish in Sanremo.
Foto Luca Bettini/AFP

Op de flanken van de Poggio staan statige huizen, oudroze en gelig van kleur, en in de landerijen eromheen ligt het bezaaid met oude bloemkassen, waar duidelijk al jaren geen bloemen meer in groeien. In de ramen zitten barsten, in de rijen zwarte potten zijn de planten dor. Vergane glorie in optima forma. Vlakbij het dorpskerntje staan duizenden witte rozen in de brandende zon te verwelken.

Ene Franscesco van tachtig, die niet met zijn achternaam in de krant wil maar in Poggio opgroeide, vertelt dat zijn vrouw in de bloemenindustrie werkte, tot er halverwege de jaren negentig geen droog brood meer mee te verdienen viel. Bloemen waren goedkoper in Israël en Colombia, zegt hij. Men heeft het niet al te breed in de comune di Poggio di San Remo. Er staan karkassen van huizen met een onbetaalbaar uitzicht die nooit werden afgebouwd. Op driekwart van de klim ligt een oude berg met schroot – een verroeste Fiat Panda 4x4, een verlept paard uit een draaimolen.

Prosecco en pasta

Een versteende Giovanni en Giacomo kijken uit over het kruispunt uit waar de Poggio na ruim drie kilometer is bedwongen, mannen die het klaarblijkelijk verdienden om een standbeeld te krijgen. Het gehucht heeft een bar, Olympia, waar de wedstrijd op een groot scherm door een man of dertig wordt gevolgd. In eetcafé Monte Calvo klinkt al voor het middaguur het geluid van flessen prosecco die ontkurkt worden. Aan lange tafels zitten mensen op leeftijd aan een bord pasta, een glas rode wijn ernaast.

Aan de overkant van de straat heb je wijnhandel Palmitesta, waar eigenaar Paolo zijn dochter en een vriendin in de winkel zette omdat hij op de dag van Milaan-Sanremo duizenden mensen had verwacht, zoals elk jaar, als hij een prachtige omzet draait. Maar dit jaar komt er niemand zijn winkel binnen. Hij heeft rond lunchtijd nog geen fles verkocht, dus zet hij het zelf maar op een drinken. Paolo is groot wielerfan. Hij bladert in zijn kasboek, en laat zien dat de Franse renner Romain Bardet hier in februari 2019 kwam trainen. Paolo deed hem een fles witte wijn ter waarde van 10 euro cadeau. Hij ging ook op de foto met Bardet, die hij op een etiket vereeuwigde.

Het had hier vol met mensen moeten staan, klaagt Paolo. In plaats daarvan gebeurt er werkelijk niets in Poggio. Ja, een verdwaasde renner ploetert op het heetst van de dag omhoog, om rechts ter hoogte van een kleine buurtsuper over het stuur te buigen en uit te puffen. En er is een klein opstootje in café Monte Calvo.

Maar als de zon over het hoogste punt heen is, komen de inwoners van Poggio met mondkapjes samen in de centrale speeltuin, waar ook politieagenten overleg voeren over wat straks te doen als de koers passeert. Men leest de Gazzetta dello Sport en discussieert over voetbal, dat ook weer begonnen is, en over wie er straks na het passeren van hun dorpje in Sanremo zal gaan winnen.

Rood-witte linten

Rond vier uur gaat de Poggio aan alle kanten dicht voor verkeer, met dranghekken en rood-witte linten. Alleen mensen die zich nu op Via Duca d’Aosta bevinden, mogen blijven. Het zijn er alles bij elkaar misschien tweehonderd.

Onder hen ook baanwielrenner Theo Bos, die met twee vrienden op zoek is naar een bocht waar niemand staat, zodat hij het gehijg van stervende renners kan horen. Hij woont in Monaco, voor hem is de Poggio nog geen uur rijden. Hij neemt altijd een sluiproute, zodat hij zeker is van een plek. Hij vertelt blijmoedig hoe hij vorig jaar op de plek stond waar de Nederlander Danny van Poppel het peloton moest laten gaan. Genoot hij van. Hij hoopt nu op weer zo’n moment.

Lees ook Interview Peter Sagan: ‘Op de fiets ben ik geen vader’
Peter Sagan: „Het gaat me nu veel meer om kwaliteit dan  kwantiteit.”

Tegen zes uur is het zover. De Italiaanse renner Daniel Oss stort zich als eerste in de afdaling van de Cipressa, de voorlaatste beklimming. Op het muurtje van het Santuario di Nostra Signora della Guardia zoekt Giampiero Gariglio naar de laaghangende helikopter van de Italiaanse televisie, zijn stiefzoon naast hem. Voor ze het zich kunnen realiseren dendert een uitgedund peloton aan hen voorbij. Ze schreeuwen hun kelen schor, Italiaanse krachttermen hoogstwaarschijnlijk. Bewoners van woningen langs de kant zijn ook naar buiten gekomen, er staat een jongetje met een luier om en een speen in zijn mond aan een hek te dralen. Waakhonden blaffen maar er is niemand die het hoort.

Het moment waar Gariglio al 24 uur op heeft gewacht, gaat te snel voorbij om precies te zien wie er nog bij zit en wie niet. De fans die op de Poggio staan volgen de laatste kilometers op hun mobiele telefoon. Overal klinkt dan gejuich. Een achteropgeraakte renner van Astana wil weten wie gewonnen heeft. „Woet van Aert”, klinkt het. „Woet van Aert!” De sterkste man van de wielerlente heeft wederom gewonnen in de zomer.

Een versie van dit artikel verscheen ook in NRC Handelsblad van 10 augustus 2020.

Mail de redactie

Ziet u een taalfout of een feitelijke onjuistheid?

U kunt ons met dit formulier daarover informeren, dat stellen wij zeer op prijs. Berichten over andere zaken dan taalfouten of feitelijke onjuistheden worden niet gelezen.

Maximaal 120 woorden a.u.b.
Vul je naam in