Direct naar artikelinhoud
Achtergrond

Ouder worden in de stad: en toen kon Piet (97) zijn trap niet meer af

Piet Tjerks: ‘Ik zou wel naar buiten willen, maar dat kan niet, hè. En ik krijg nog wel bezoek. Er zijn mensen die ook dat niet meer hebben. ’Beeld Erik Smits

Het aantal ouderen groeit explosief, maar dat geldt niet voor de seniorenwoningen. Piet Tjerks (97) blijft gewoon zitten waar hij al 77 jaar zit: eenhoog in De Pijp.

Piet Tjerks zit op zijn bruine sta-opstoel in zijn etage­woning in De Pijp. Met zijn ‘goede’ oog – dat zit op 60 procent, het andere is volgens Tjerks ‘verrot’ – zet hij zijn priemende blik op. “Ik wil op mijn eigen blijven, want dan kan ik mijn bed uitkomen wanneer ík dat wil.” Hij zegt het met een tongval die net zo Jordanees is als de klinkers op de Lindengracht.

Tjerks is slechtziend, bijna doof en 97 jaar. Het verpleeghuis zou hem met open armen ontvangen, maar hij wil niet. “Dit is mijn thuis.” Op de eikenhouten salontafel voor hem staat een kloeke koffiemok, ernaast liggen twee biscuitjes, een brief van de Belastingdienst, een schoenlepel en Anta Flusnoepjes. Aan de muur hangt een oude jeugdfoto van een vrouw met een ontwapenend gezicht. Zijn lieve Jopie. In de keuken is thuiszorgmedewerker Ramon te Velde (46) de vloer aan het dweilen.

Tjerks – ooit huisschilder – woont al 77 jaar in deze woning. Hij kwam er in de oorlog wonen, voor vijf gulden per maand, nu is de huur een paar honderd euro. In de tussentijd is tussen ­deze muren niks veranderd. Er zit vergeelde verf uit het vorige millennium op de wanden en er is nog steeds geen douche. “Wassen doe ik onder de kraan.” Het gangetje is nog altijd krap. Zijn rollator past er niet doorheen, dus het laatste stukje naar de wc loopt hij los. De trap, die hij decennia op rende, is inmiddels te hoog, te steil en te moeilijk geworden.

Eenzaamheid en valgevaar

Tjerks komt al jaren niet meer buiten. De trap staat nu tussen hem en een frisse neus in. De Albert Cuypmarkt, om de hoek, is hij al tien jaar niet meer op geweest. De laatste keer dat hij écht weg was, ging hij naar een afspraak in het ziekenhuis. De ambulancebroeders kozen de veiligste optie: “Ik werd op een brancard naar buiten getild.”

De keuze nooit meer buiten komen óf verhuizen naar een andere woning heeft Tjerks nooit weloverwogen gemaakt. De ene dag volgde op de andere en opeens kon hij de trap niet meer af. Voor een traplift is de ruimte te smal. Dus nu zit hij daar opgesloten. Prima tevreden, dat wel.

Tjerks is het levende voorbeeld van wat beleids­makers vaak aanhalen in hun debat over ouder worden in Amsterdam. Als het gaat over ongeschikte woningen, eenzaamheid en val­gevaar, dan is ‘de oudere op driehoog in De Pijp’ nooit ver weg.

Deze maand wordt er, vanuit verschillende hoeken, flink op dit thema gehamerd. Nu al zijn er 80.000 extra seniorenwoningen nodig, stellen de belangenvereniging voor ouderen Anbo en de branchevereniging van zorgorganisaties Actiz. Oorzaak van het probleem: ‘Gebrek aan visie, te hoge grondprijzen, geen samenwerking tussen partijen en gebrek aan daadkracht.’

Vorige week ondertekende de gemeente Amsterdam een intentieverklaring met een aantal partijen om in vijf jaar 2000 geclusterde woningen voor ouderen te bouwen. En op dezelfde dag kwamen Wouter Bos en zijn commissie ‘Toekomst zorg thuiswonende ouderen’ met hun aangepaste advies. Belangrijkste tip: ga bouwen, bouwen, bouwen. Of verbouwen. Want dat gebeurt nu veel te weinig. Een geschikt huis en een goede leefomgeving zijn ‘cruciaal om zelfstandig te kunnen (blijven) wonen en zo min mogelijk afhankelijk te worden van zorg’.

Voetje voor voetje

Vergeet bij het bouwen voor de ouderen ook de voorzieningen niet, zegt Lucas Viruly (62), huisarts op de Kalkmarkt. Hij staat op een glibberig monumentaal trappetje, de entree van zijn praktijk. “Oudere Amsterdammers moeten met eenzelfde gemak een dokter kunnen bezoeken, als dat zij een Nutellawafel of een koelkast­magneet kunnen halen. Dat is nu niet het geval. Toeristenwinkels zitten allemaal op de begane grond, waar je zo met je rollator naar binnen loopt, maar bij de huisarts moet je trappetjes op en af.”

Viruly ziet veel Amsterdamse ouderen in zijn praktijk. Als het consult klaar is, loopt hij mee naar buiten en tilt hij de rollator zes treetjes naar beneden. “De patiënt houdt zich, bij het af­dalen, stevig vast aan de beugels aan de muur.” Voetje voor voetje over het natuursteen.

Overigens is hij zelf soms ook stomverbaasd hoe zijn oudere patiënten wonen. Hij laat een foto zien van een smal trappenhuis, waar een 90-jarige bewoonster, eenmaal boven, een grote stap moet nemen over het trappengat. “Nou ben ik 62 jaar en in redelijke conditie, maar ik kom regelmatig bij bejaarde patiënten waar ik zoveel trappen op moet dat ik boven moet uitblazen.”

Ouderen willen, als ze toch moeten verhuizen, wel graag in hun eigen buurt blijven, zegt Viruly. “Dan moet er niet gezegd worden: u krijgt een mooie benedenwoning op IJburg of in Almere.” Hij is dus blij met initiatieven zoals in de Nieuwe Uilenburgerstraat, waar mogelijk woningen voor ouderen worden gebouwd. “Deze mensen zijn gewend aan de buurt, ze hebben hier hun sociale contacten. Daar moet je zuinig op zijn.”

Ongeveer 15 procent van de ouderen die in aanmerking komen voor een plek in het verpleeghuis, woont thuis. Een deel van hen wil per se thuis blijven wonen. Het andere deel wacht op een plek in het verpleeghuis (van eerste keus). Tjerks behoort tot de eerste categorie. Hij heeft niet het idee dat hij daarvoor een groot offer brengt. Hij berust. “Ja, ik zou wel naar buiten willen, maar dat kan niet, hè. En ik krijg nog wel bezoek. Er zijn mensen die ook dát niet meer hebben.”

Vastigheid

Tjerks krijgt twee keer per dag een verzorgende in huis die zijn steunkousen aan en uittrekt. Zijn kleindochter brengt de boodschappen, de fysio bezoekt hem en thuiszorgmedewerker Te Velde maakt zijn huis schoon en kijkt meteen hoe het met hem gaat. “Hij is sterk, heeft een goed ­gemoed en hij heeft hier gewoon zijn plekkie,” zegt Te Velde. “Hij wil niet weg. Dat snap ik wel.”

Hij is er overigens niet altijd gerust op. “Meneer Tjerks maakt de voordeur nog met een touwtje open. Dan staat hij boven aan de steile trap. Elke keer als ik aanbel ben ik bang dat ik een klap hoor, zo bang ben ik dat hij valt.”

Te Velde heeft ook een cliënt gehad die alleen nog maar op bed kon liggen – hij kreeg vier keer wijkzorg per dag – en er toch niet over piekerde om naar een verpleeghuis te gaan. “Dan zeggen ze: ik vertrek alleen tussen zes plankjes. Het zijn niet alleen de herinneringen die aan het huis kleven, maar alles heeft ook een eigen plek. Die vastigheid willen mensen niet kwijt.”

Piet Tjerks krijgen ze niet weg. Hij zit vaak uren in een makkelijke stoel te mijmeren over ‘toen’ in een decor van ‘toen’. Hij denkt aan Jopie. “Soms als ik een boterham smeer, vraag ik of ze er ook een wil.” Vorig jaar overleed hun zoon, die 72 is geworden. Jopie ging al eerder, maar Tjerks blijft in het huis met vale muren en scherpe herinne­ringen. “Ik ga nergens heen. Nu niet, nooit niet.”

Piet Tjerks, 98 jaarBeeld Erik Smits

Drempels, gladde tegels, smalle gangen

Om alle Amsterdamse ouderen het onderdak te geven dat ze nodig hebben, zijn er twee keer zoveel verpleeg­huisplekken nodig, en duizenden zelfstandige woningen.

De nood is hoog. Er moeten nu écht ouderen­woningen worden gebouwd, zegt Ronald Schmidt, bestuurder van zorginstelling Cordaan en bestuurslid van branchevereniging Actiz. Om zijn stelling kracht bij te zetten haalt hij een berekening van stal die somber stemt. “Als elke Amsterdammer die in de toekomst in aanmerking komt voor een verpleeg­huisplek, er ook gebruik van gaat maken, dan hebben we in 2035 zo’n 8000 verpleeghuisplekken in Amsterdam extra nodig. Nu zijn dat er een kleine 6000. Dan gaat het dus om meer dan een verdubbeling.”

Dat is om meer redenen onhaalbaar, zegt Schmidt. “Het is onbetaalbaar, we missen het personeel en er is geen plek voor.” Er moeten wel verpleeghuisplekken bij, maar er moet volgens Schmidt tegelijkertijd ook aan een alternatief worden gewerkt. Dat is volgens de Actiz en ouderenbond Anbo het bouwen van woningen waarin je oud kunt worden.

De gemeente Amsterdam heeft anderhalve week geleden met­ verschillende partijen een intentieverklaring ondertekend dat de komende vijf jaar 2000 geclusterde ouderenwoningen worden gebouwd, bedoeld voor Amsterdammers die een huis in de stad achterlaten. Een goed begin, maar niet genoeg, zegt Schmidt.

In een stad met zo’n woningnood is het lastig zoeken naar een betaalbaar, geschikt huis. Bovendien zijn veel woningen moeilijk seniorenproof te maken. “Amsterdam heeft veel portiekwoningen met twee, drie, soms vier trappen. De huizen zijn klein en moeilijk aan te passen. Bouw maar eens een zitdouche in een gemiddelde badkamer in een etagewoning in De Pijp. Dat valt niet mee.”

In een woning waar iemand binnen blijft, uit vrees de trap te nemen, ligt eenzaamheid op de loer. En diezelfde trap (en drempels, gladde tegels, smalle gangen) verhoogt het val­gevaar. “Als je die twee bij elkaar optelt heb je een recept voor zwaardere zorgbehoefte in de toekomst.”

Schmidt breekt een lans voor gelijkvloerse ouderenwoningen met uiteraard een lift en mogelijkheden voor nieuwe technologieën, zoals sensoren die een alarm laten afgaan als iemand valt. Ook moeten de bewoners in en rond huis ontmoetingsplekken hebben. “Dit soort initiatieven ontstaat mondjesmaat vanzelf, op sommige plekken, maar als je daar echt grote stappen in wilt zetten, zullen gemeenten, corporaties en zorgorganisaties dat ook moeten organiseren en stimuleren.” Een ding: “Maak niet de fout om opnieuw het verzorgingshuis uit te vinden. Als je dat aan mensen van 70, 75 voorstelt, zeggen ze: dat willen wij niet! Wij willen onze zelfstandigheid behouden.”