Direct naar artikelinhoud
Achtergrond

Stadsflora van de Lage Landen: overvloedige rijkdom tussen asfalt en stenen

De natuur gaat haar eigen weg in de stedelijke omgeving. Stadsecoloog Ton Denters schreef de gids Stadsflora van de Lage Landen, met tachtig recent ontdekte nieuwe soorten.

Stadsflora van de Lage Landen: overvloedige rijkdom tussen asfalt en stenen
Beeld Jakob Van Vliet

Muurbloemmosterd, bleekgele droogbloem, stijf straatliefdegras. Opeens verschenen er tijdens de coronaquarantaineweken namen bij planten in Amsterdamse straten, aangebracht in stoepkrijt. Botanische stoepkrijters wilden de mensen, tijdens hun wandelingen door eigen buurt leren dat ook ‘onkruid’ een naam heeft. Het werd een hype op sociale media, inclusief de hashtag stoepplantjes. Een stadsguerrilla-actie die urbaan ecoloog Ton Denters ongetwijfeld toejuicht. Die, toen hij in Amsterdam ging studeren in 1977, stomverbaasd was over de desinteresse van de Amsterdammers voor hun bijzondere plantenrijkdom.

Warmteminnaars in opkomst

Stedelijke natuur werd lang als minderwaardig beschouwd. Voor echte natuur moesten de stadsbewoners naar natuurgebieden. Gelukkig is er nu meer aandacht en waardering voor de natuur in de stad. De stad is mensenwerk. Tussen de stenen en het asfalt gaat de natuur zijn eigen weg.

Volgens Denters zijn steden bolwerken van plantenbiodiversiteit. “De kunst is om het te zien,” verklapte hij ooit in een interview met Het Parool. Zijn nu verschenen Stadsflora van de Lage Landen is de opvolger van zijn Veldgids stadsplanten uit 2004. Tijdens het veldwerk voor zijn boeken ontdekte hij veel nieuw­komers. Stonden er in de Veldgids stadsplanten nog 700 stedelijke soorten, nu beschrijft hij 800 stadplanten, waarvan 80 recent ontdekt. Keurig gerangschikt op kleur en familie.

Inburgering van nieuwe plantensoorten is van alle tijden. Neem de stokroos: de verwilderde cultuurplant bepaalt nu het straatbeeld. Maar de eerste spontane groei en bloei werd pas in 1976 opgetekend in Gent. In Amsterdam, nu een stokroosbolwerk, brak de plant pas definitief door in 1990.

Non-fictieTon DentersStadsflora van de Lage landenFontaine Uitgevers, € 34,99, 448 blz.

Vooral warmteminnaars zijn in opkomst. De flora zijn een goede graadmeter voor het opschuiven van soorten door klimaatverandering. Leuk, die verwilderde vijgenbomen tegen onze gevels, maar onze ‘eigen koude soorten’ staan onder druk. Werd er vroeger eens in de tien jaar een nieuwe plantensoort in Amsterdam aangetroffen, nu ontdekken plantenvorsers als Denters jaarlijks een aantal nieuwe soorten. De zoveelste nieuwe varen haalt de krant niet meer, hoe bijzonder ook.

In Stadsflora worden naast de 800 planten­beschrijvingen ook 26 stadsbiotopen in Nederland en Vlaanderen uitgelicht, van Ieper tot Groningen. Amsterdam is een gedoogstad, tolerant ook voor stadsflora. De grachtenmuren herbergen een unieke varenflora, met boegbeelden als zwartsteel en schubvaren. De lancetvormige streepvaren is recente opgedoken, een nieuwkomer voor de Lage Landen. De stadsflora zijn voortdurend in beweging; de rechte driehoeksvaren en genaalde streepvaren verdwenen uit het Amsterdamse straatbeeld.

Schubvarens en hoge dravik

Een van de Amsterdamse attracties is het Stenen Hoofd. De kunstmatige landtong in het IJ grossiert in 200 bijzondere soorten. De pionierende schubvaren die hier in 1987 werd ontdekt in de verweerde, kalkrijke kademuur? Die heeft zich vermeerderd tot ruim 700 planten, de grootste populatie schubvarens in de Lage Landen. Hoge dravik is een andere pionier, die zich hier thuis voelt. Het gras raakte in 1985 ingeburgerd. Stengelomvattend havikskruid, een van de jongste aanwinsten, is overgekomen uit Maastricht.

Een standaardwerk, handig voor stadswandelingen of straatobservaties. ‘Weet iemand wat dit is?’ vroeg een oud-collega op Facebook bij een foto van een aangewaaide wilde gele bloem op zijn balkon. Het antwoord was in de overzichtelijke gids snel gevonden: bezemkruiskruid. Een immigrant uit Zuid-Afrika, die in 1920 de oversteek maakte naar onze steden. ‘Het vindt zijn weg naar de hoogste balkons, reikt tot op daken, waar het in dakgoten in bloei komt,’ schrijft Ton Denters.

Hij mag deze maand mee op vakantie in eigen land en het door corona uitgestelde bezoek aan Gent, later deze herfst. Zijn Stadsflora van de Lage Landen dan. Nu het doosje stoepkrijt niet vergeten.

Historisch perspectief

De plantengroei in steden werd al vroeg onder de loep genomen. De Mechelse botanicus Rembert Dodoens verwierf in 1554 veel aanzien met zijn Cruijdeboeck, met zijn beschrijving van lokale geneeskrachtige kruiden. Nederland werd in de 17e en 18e-eeuw de bakermat van de botanie met eminente plantkundigen als Commelin, Boerhaave en ook Linnaeus, die aan de Universiteit van Harderwijk promoveerde. In hun voetsporen raakten artsen-botanici geïnteresseerd in lokale planten. De kennis werd opgetekend in flora’s, compleet met vindplaatsen. In 1745 verscheen Flora Gelro-Zutphanica van David de Gorter, de eerste stedelijke plantengids in Nederland.