Checkpoint Corona

Grenzen aan Europa –
een rondreis

Volkskrant-journalist Remco Andersen reisde langs de (gesloten) binnengrenzen van Europa en beschreef de gevolgen van twee maanden lockdown. De conclusie: de volgende keer moeten de Europeanen sámen tot een plan komen.

Checkpoint thuis

Een volgende keer moet er een beter plan komen

Bij de Oostenrijks-Duitse grens heb ik er genoeg van. Misschien omdat mijn reis er bijna op zit en ik op weg ben naar huis. Daardoor ging er kennelijk een knopje om en voel ik me nu persoonlijk aangesproken, als EU-burger in plaats van als observerende journalist.

Misschien komt het ook door de keurige Duitse mevrouw in de auto voor mij, die weigert haar identificatiebewijs aan de jonge agent te laten zien. Dat moet je ze nageven, die Duitsers: ze zijn bijzonder scherp op autoritaire trekjes bij hun overheid.

Als even later een andere agent met zijn telefoon een foto van mijn paspoort neemt, en vraagt waar ik naartoe ga, voel ik irritatie opwellen. Hoeveel grenswachten met mijn paspoort op hun mobieltje lopen er inmiddels rond in Europa? ‘Ik mag als Nederlander toch gewoon Duitsland in, of niet’, vraag ik hem. ‘Erin zeker, maar u mag niet overnachten en u moet in één keer doorrijden naar Nederland.’

Het oude normaal

‘Het nieuwe normaal.’ Langs Europese binnengrenzen betekende het de afgelopen weken een opleving van oude reflexen: angst voor de ander. Medio maart gooiden veel Europese landen hun grenzen dicht voor bijna alle buitenlanders. De Volkskrant passeerde negen van die grenzen, en zag dat twee maanden ieder-voor-zich-beleid diepe sporen achterlieten bij de mensen die rond de grenzen wonen en werken. Nu maandag de controles grotendeels verdwijnen, is de vraag of daarmee het oude normaal direct terug is.

Vooropgesteld: onder Europa’s grensbewoners is veel begrip voor de grote vrijheidsbeperkingen – lockdowns, samenscholingsverboden, grenscontroles – waartoe regeringen zich genoodzaakt zagen door het coronavirus. Bij de Duitse Zugspitze, in een Spaanse tabakshandel, rond de Belgisch-Franse grens, telkens nuanceerden mensen hun verbazing en vaak irritatie over de maatregelen met een opmerking als ‘ga er maar aan staan, als minister’.

De maatregelen waren bovendien tijdelijk. Uitzonderlijk, en tijdelijk. Maar een gesloten grens blijft, in essentie, een teken van wantrouwen jegens de buren: een muur, een slagboom of een gewapende politieagent moet ongewensten buitenhouden. Dit keer ook in de EU. Dat doet wat met de mensen die die grenzen willen passeren of eromheen leven.

Een blok beton dat diende als wegblokkade op de Zwitsers-Franse grens wordt weggehaald. 

In het Luxemburgse dorpje Schengen – waar het gelijknamige verdrag in 1985 werd getekend – waren mensen geschokt doordat gewapende Duitse politieagenten maar liefst twee maanden op de grensbruggen bleven staan om Luxemburgers te weren. Veel Italianen in de grensregio’s zijn woedend omdat zij worden geïsoleerd door de rest van Europa, lang nadat ook Italië greep kreeg op de epidemie – ze ervaren het als de zoveelste schoffering door de EU.

Bovendien, zei een 61-jarige Fransman op de grens met België: ‘Het sluiten van de grenzen heeft laten zien hoe kwetsbaar Europa is.’

Om de schade te beperken, tuigden Europese regeringen medio maart in allerijl regels op voor noodzakelijk verkeer; de grenscontroles waren bedoeld om verspreiding van het virus te remmen, niet om gezinnen te scheiden. Maar de definitie van ‘noodzakelijk verkeer’ verschilde per land, soms zelfs per grens, en veranderde de afgelopen weken constant.

België vereiste een werkgeversverklaring om binnen te komen, Frankrijk en Italië een ondertekend formulier en voor intern verkeer een reisplan, Oostenrijk een doktersverklaring of een schriftelijke belofte dat je niet in het land zou stoppen. In het geval van een journalist wilden ze allemaal een brief van de werkgever, in hun eigen taal.

Willekeur

En nog altijd was er rond de grenscontroles, onvermijdelijk, enige mate van willekeur. In Frankrijk bleek de police nationale aan de Belgische grens genoegen te nemen met een formulier waarop ‘grenswerker’ was aangekruist. Een Franse douanier aan de Spaanse grens stapte pas opzij toen hij een laissez-passer van de Nederlandse ambassadeur te Parijs kreeg gepresenteerd.

‘Ik laat jongeren die hun vriendje of vriendinnetje over de grens willen bezoeken gewoon door’, verklaarde een Belgische agent zijn discretionaire bevoegdheid. ‘Anderen doen dat niet. De violen zijn niet gelijk gestemd, inderdaad.’

Uiteindelijk bepaalde een streng ogende man of vrouw in uniform wie er mocht doorrijden en wie er moest omkeren, iets dat een hele generatie Europeanen hoogstens kent van vliegvelden. Willekeur was het zeker niet, maar inwoners van grensregio’s hebben een gebrek aan zekerheid ervaren dat hun landgenoten dieper in het binnenland minder sterk voelden.

Vooral tegen het einde van de reis, in Duitsland, klonken er steeds meer zorgelijke pufjes. De vrouw op de grens, die zich ergerde aan de routine waarmee een politieagent haar sommeerde zich te identificeren. Een 28-jarige man die zich afvroeg hoelang hij zijn gegevens – tijd, datum, volle naam, telefoonnummer en/of e-mail – moest blijven achterlaten in elk café dat hij binnenstapte – nu verplicht in Duitsland. ‘Iedereen die wat van data weet, snapt hoe gevaarlijk dat is.’

Vraag het de pessimist, een 61-jarige Franse drukker die net over de grens in België woont, en hij zegt: ik ga terug naar Frankrijk, want straks sluiten ze bij een volgende crisis weer de grenzen. Vraag het de optimist, burgemeester Michel Gloden van de Luxemburgse gemeente Schengen, en hij zegt: beleidsmakers in Europa hebben nu gezien dat je de grenzen helemaal niet meer zo makkelijk kan sluiten, dat dat voor mensen ingrijpende gevolgen heeft, en dus zullen ze dat niet snel opnieuw doen.

Ergens tussen die vrees en hoop zit het gros van de Europese grensbewoners, gevraagd wat volgens hen de gevolgen zullen zijn van deze ongekende – tijdelijke – terugkeer naar een gefragmenteerd Europa. Maar nu de grenzen weer opengaan, zijn ze het over één ding vrijwel allemaal eens: de volgende keer moeten Europese landen met een beter plan komen. Samen.

Checkpoint Duitsland

Oostenrijks grensbeleid doet denken aan Monty Python: je mag er doorheen en dan weer terug, of niet

Zo moeilijk als je Oostenrijk binnenkomt, zo makkelijk kom je er weer uit; Fort Oostenrijk geldt alleen aan de Italiaanse grens. Wanneer diep in de avond op een bergweg het bordje Bundesrepublik Deutschland opdoemt, zie ik dat in de doorregende duisternis bijna over het hoofd. Juist die dag – 4 juni – heeft Oostenrijk de grenscontroles met alle buurlanden behalve Italië afgeschaft.

De bizarre werkelijkheid is nu dat je als Nederlander komend vanuit Italië aan de grens per formulier moet beloven dat je op doorreis bent en nergens op weg naar Duitsland zult stoppen in Oostenrijk. Als je vervolgens een uur later Duitsland binnenkomt, kun je omkeren, Oostenrijk ongehinderd weer binnen rijden, en een wienerschnitzel opzoeken – niemand die je vragen stelt. Zelfs een Oostenrijkse regeringswoordvoerder zegt: ‘We kunnen niet op elke meter een politieman neerzetten.’

Dat is de praktijk. De theorie is als volgt, blijkt uit een telefoontje naar het Oostenrijkse ministerie van Binnenlandse Zaken: wie belooft niet te stoppen en dat toch doet, kan een boete van tot 1.440 euro krijgen. Of die daadwerkelijk is uitgedeeld, durft de woordvoerder niet te zeggen. De vrije toegang voor buurlanden vanaf 4 juni geldt voor burgers van die landen, niet voor verkeer uit of via die landen. Als Nederlander moet je dus bij aankomst in Oostenrijk nog altijd óf een negatieve test op covid-19 laten zien, óf veertien dagen in quarantaine.

Ho, maar wacht even, zegt de woordvoerder, da’s waar ook: wie vanuit een land als Nederland dóór een buurland van Oostenrijk – niet zijnde Italië – reist en in dat buurland minimaal veertien dagen doorbrengt, mag ook zonder test of controle Oostenrijk in. Het doet denken aan Monty Python’s Holy Hand Grenade: gij zult tot drie tellen, en nimmer tot twee, tenzij het is om uw weg te vervolgen naar drie.

Hoe controleert Oostenrijk in hemelsnaam of een Nederlandse auto komend uit Duitsland daar meer of minder dan twee weken heeft doorgebracht? Vraag me dat alsjeblieft niet, zegt de woordvoerder aanvankelijk. En verzucht dan: ‘We vragen mensen ook om niet harder dan honderd te rijden, en kunnen die niet allemaal controleren. Bovendien hopen we dat de situatie de komende dagen of weken normaliseert.’

Parkeerplaats bij de kabelbaan op de Zugspitze. Beeld Remco Andersen

Aangekomen in het Duitse Garmisch-Partenkirchen galmt op vrijdagochtend opgewekte schlagermuziek – Felicita, van Rosanna Rocci en Michael Morgan – door een ontbijtzaal die weer voor driekwart gevuld is met toeristen. Dat is pas sinds deze week zo, zegt de uitbaatster, Anneliese (60): ze zitten vol. In Beieren mocht de horeca wel al open in het Pinksterweekeinde, maar het duurde even voor de eerste schapen over de dam waren en de rest volgde. Aan de overkant van de straat, waar een luxueus wellnesshotel zit, hebben ze nog even pech: sauna’s en zwembaden zijn hier nog gesloten of streng gereguleerd.

Het zijn voornamelijk Duitsers en Oostenrijkers, in het Gasthaus bij Frau Anneliese, al is er ook een Australisch stel op rondreis. Aan de voet van de Zugspitze, Duitslands hoogste bergtop die omringd door wolken boven Garmisch-Partenkirchen uittorent, is het nog wachten op de eerste snuffelaars van verder te velde. De kabelbaan naar boven gaat sinds deze week weer, al is het toegestane aantal passagiers per cabine vooralsnog verminderd van 120 naar 40 – afstandsregels blijven van kracht.

‘En die maskers...’, zeggen Dave Eichhorn (28) en Anna Knarr (26), respectievelijk expediteur en pedagoog uit het uiterste noorden van Beieren. ‘Zit je daar in zo’n berghut elkaar aan te kijken vanachter een mondkapje. Raar hoor.’

Ze zijn voor het eerst weer op stap, sinds medio mei het verbod op ‘niet-essentiële verplaatsingen’ werd opgeheven. Veel restaurants zijn nog gesloten, maar er zijn er een paar open. Nu de deelstaat Beieren de voorjaarsvakantie viert, is dat net genoeg om de eerste tientallen vakantiegangers in eigen land weer richting Zugspitze te lokken.

‘We zijn alleen andere Duitsers tegengekomen op de berg,’ zegt Eichhorn. Hij lacht: ‘Maar nadat Oostenrijk gisteren de grenzen met Duitsland opende, hoorde ik op de radiozender Bayern 3 direct alweer reclames van de (Oostenrijkse) stadsregio Salzburg: kom ons bezoeken. Hopelijk begint straks het normale leven weer.’

Checkpoint Oostenrijk

Op doorreis in Oostenrijk mag je niet tanken, niet eten, niet plassen

Oostenrijk blijkt het meest veeleisende land op deze reis. Binnenkomst begint niet bij de grens, maar enkele dagen van tevoren, met talloze telefoontjes vanuit Noord-Italië. Want wie niet kan bewijzen negatief getest te zijn op Covid-19, of bereid is veertien dagen in quarantaine te gaan, komt Oostenrijk niet in. Dat wil zeggen: wie op doorreis is mag wel de grens over, maar moet dan in één ruk het land doorkruisen. Niet tanken. Niet eten. Niet plassen.

De receptionist van het hotel in Bolzano, de laatste Italiaanse stop op weg naar Oostenrijk, belt nog voor mijn komst vijf particuliere klinieken in de omgeving af voor een test − zonder succes. Je kunt naar een arts, zeker, als er sprake is van symptomen. Maar daarvan is geen sprake. Dokter Polsinelli, een arts op de Eerste Hulp in het Academisch Ziekenhuis van Verona, weet raad: nabij het sportstadium van Verona staat naar verluidt een mobiel testlab.

Ondertussen is ook mijn Italiaanse onderbuurman in Amsterdam begonnen vrienden en de lokale huisartsenpost in zijn geboortedorp nabij Milaan af te bellen.

En anders zullen ze bij aankomst in de Italiaanse provincie Zuid-Tirol toch wel een manier weten om Oostenrijk in te komen? De grensregio is een van de nauwst verweven in Europa; dit deel van Italië hoorde tot de Eerste Wereldoorlog bij Oostenrijk, en is in meerderheid Duitstalig. De historische en sociale banden zijn innig. In provinciehoofdstad Bolzano gaan eetgelegenheden door het leven als Gasthaus / Osteria. Veel Zuid-Tirolse jongeren trekken naar Wenen als het tijd wordt om te studeren.

Toch zit deze grens ook voor inwoners van de regio nu potdicht, blijkt. Op de Brennerpas staat Oostenrijkse politie Italianen tegen te houden. En waar sjoemelaars op de Nederlands-Belgische grens een berm of in het ergste geval een betonblok moeten overwinnen om stiekem over de grens te komen, liggen hier de Alpen in de weg.

Het probleem is ook: de regels veranderen nogal eens. Op 4 juni kondigt Oostenrijk aan de grenzen met alle buurlanden behalve Italië te openen. Bij navraag blijkt dat te gelden voor burgers van die landen, niet verkeer uit of via die landen. Bovendien gelden er onder verschillende grensbeambten verschillende interpretaties van de regels, zoals die rond familiebezoek tussen beide landen.

In mei bijvoorbeeld, kwam er een speciale overeenkomst waarbij studenten uit Zuid-Tirol − niet de rest van Italië − zonder test of quarantaine terug naar Oostenrijk mochten. Maar in de praktijk duurde het even voordat dit beleid naar de Oostenrijkse grenswacht doorsijpelde. In Bolzano lopen studenten rond die Wenen in februari verlieten voor familiebezoek en daarna weken vastzaten in Italië.

Vlak na aankomst in Bolzano blijkt dat je zonder doorverwijzing geen test krijgt. Er is één commerciële kliniek die het wil doen, maar dat duurt drie dagen. We besluiten tot een doorreis, en zetten met gezwinde spoed koers naar het Duitse Garmisch-Partenkirchen, om vervolgens bijna twee uur te moeten wachten bij de grens op de Brennerpas.

De Oostenrijkse politie stopt en ondervraagt élke bestuurder. Het resultaat laat zich raden; in de rij is nauwelijks een Italiaans kenteken zichtbaar. Er zijn een paar Italiaanse ouders die hun in Oostenrijk studerend kind komen ophalen, nadat het per trein in Brenner arriveerde en vanaf daar lopend zijn ouders tegemoetkomt. Er is een geboren Toscaner die al dertig jaar in Bern woont en tut-tuttend in zijn auto zit te hoofdschudden.

‘Die Oostenrijkers toch, het is een eigenzinnig volkje hoor: heel Europa opent de grenzen, maar zij houden vol. Tsk tsk.’ Drie auto’s achter hem nuanceert een Oostenrijkse werknemer van een Italiaans bedrijf het ietwat. ‘In het begin was het misschien nuttig, maar nu wordt het een beetje belachelijk. Oostenrijk is de enige die dit nog doet.’

En dan, als ik de grens over ben en wacht op het formulier waarop ik moet beloven niet in Oostenrijk te stoppen, stopt een Duits sprekende Italiaan kort naast mijn autoraam. ‘Gewoon tekenen’, zegt hij. ‘Daarna kun je doen wat je wilt. Tschüs!’

Checkpoint Italië

Onder Italianen nabij de Franse grens groeit de woede

Het is een rare gewaarwording: aan de Franse Rivièra, met de glinsterende Middellandse Zee en luxejachten op de achtergrond, doemen plotseling twee Italiaanse militairen op. Volledig in uniform, voorzien van een mondkapje en met automatische wapens op de borst. Het gebruikelijke ritueel volgt en ook ditmaal volstaan formulieren en een brief van de krant.

In dit stukje Europa hebben ze de afgelopen jaren al kunnen wennen aan checkpoints en gewapende grenswachten. Sinds de migratiecrisis in 2015 in volle omvang losbarstte, jaagt de Franse politie rond dit stuk van de Frans-Italiaanse grens verwoed op migranten die op illegale wijze Frankrijk proberen te betreden. Politie (van beide landen) controleert de kustweg, het boemeltreintje naar Frankrijk en een verraderlijk bergpad bijgenaamd Passo della Morte (Pas des Doods). Nu staan diezelfde agenten er ook om Italiaanse burgers tegen te houden.

Fransen en Italianen gaan hier in normale tijden vrij heen en weer; met name Fransen komen naar Ventimiglia om goedkoop te winkelen en voor weekendjes weg. Toen kwam dat vermaledijde virus, dat deels vanuit Italië de rest van Europa in kroop. Op 17 maart sloot Italië de grenzen voor alle verkeer behalve het essentiële. De buurlanden Frankrijk, Zwitserland, Duitsland en Slovenië sloten zelf ook de grens met Italië af. In de Italiaanse hotelsector gingen 106 duizend banen verloren. De economie liep 10 miljard euro mis.

Europese landen openen de komende tijd weer hun grenzen. Italië doet enthousiast mee, en verwelkomt vanaf 3 juni alle Europese toeristen in een poging iets van de economische schade te herstellen. Maar buurlanden Zwitserland, Oostenrijk en Frankrijk openen op 15 juni slechts hun onderlinge grenzen; die met Italië houden ze dicht. Burgers wordt ontraden naar Italië te reizen en Italianen mogen hun buurlanden niet in. Ook Nederland ontraadt reizen naar Italië.

Daarmee worden bestaande breuklijnen, fysiek en mentaal, pijnlijk herbevestigd, blijkt in Ventimiglia. ‘Ik voel me nu zoals die Afrikanen’, zegt Mattia Iride, een 32-jarige kok vol tatoeages. ‘Een buitenstaander, onwelkom.’

Zijn compagnon Luca (24), eveneens kok, fluistert vanonder zijn zwarte vlasbaardje aanvullingen, met zachte stem en diepe frons. Beide mannen werken in Monte Carlo. Luca heeft zijn baan nog, Mattia is naar huis gestuurd toen klanten wegbleven door de coronacrisis. Italië had al geen beste band met Europa, zegt Mattia: denk maar aan de eurocrisis. En de migrantencrisis, vult Mattia aan, waarbij Europa het Italië alleen liet oplossen. ‘De coronacrisis is slechts het volgende probleem waarbij Europa ons laat vallen’, concludeert Mattia.

Ze begrijpen het oprecht niet; waarom mogen Fransen, Duitsers, Oostenrijkers, Nederlanders wel hier komen, maar mogen wij niet naar die landen? ‘Een virus is een wereldwijd probleem, nietwaar?’, zegt Luca. ‘Waarom worden wij anders behandeld? Ik vind: of alle grenzen open, of alle dicht. Zo zit Europa toch in elkaar? Als Frankrijk voor ons de grenzen sluit, moeten wij de grenzen voor Fransen sluiten.’

Dus nee, zeggen beide heren in koor: deze crisis, en de opstelling van andere landen naar Italië, heeft de toch al broze relatie met Europa geen goed gedaan. En dat voorziet rechts-radicaal Italië van welkome brandstof om anti-Europese sentimenten mee aan te wakkeren.

De vraag is hoe heet de soep gegeten wordt. Een retourtje San Remo-Monaco over de snelweg – een impopulaire route voor de doorgaans autoloze migranten – leert dat je vanuit Italië ongehinderd Frankrijk in rijdt. Bij de eerste paar afslagen staat wel Franse politie te gapen, maar die houdt niemand tegen. Op weg terug kijkt de Italiaanse carabiniere slechts kort op van zijn mobiele telefoon.

De wrevel is er niet minder om; het gaat ook om waardigheid. Voor veel Italianen voelt het voorlopige grensbeleid als de zoveelste middelvinger vanuit Noord-Europa. Gelukkig zijn er ook andere stemmen, zoals die van de 35-jarige leraar Alberto Perrone. ‘Ja, veel mensen zijn boos, maar veel mensen zijn ook niet zo slim. Ik heb economie gestudeerd, ik weet dat Italië zonder de EU slechter af is. Europa is niet perfect, maar we zullen het wel samen moeten oplossen.’

Checkpoint Spanje

Voor verdovende middelen blijft Spanje gewoon open

Kijk eens aan, Zwitserland uit en Frankrijk in zonder een checkpoint. Kennelijk zijn de controles teruggeschroefd, nu deze twee landen samen met Duitsland en Oostenrijk op 15 juni de onderlinge grenzen heropenen. Rijdend richting zuidelijk Frankrijk dwingt zich een licht gevoel van vrijheid op. Niet alleen omdat het steeds warmer wordt, maar ook omdat de enige Franse politiewagen die passeert slechts nieuwsgierig naar de auto uit les Pays-Bas kijkt.

Maar dan, aan de Spaanse grens: een muur. Een glinsterende, wenkende muur van winkels vol lekkernijen voor meerderjarige snoepers die niet per se de 100 jaar willen halen. Drank, sigaretten en vooruit, er is ook goedkope koffie en wasmiddel. In Spanje kost het vaak de helft van wat het in Frankrijk kost. In het Frans-Spaanse grensplaatsje Le Perthus, net geen zeshonderd zielen, is zo in de loop der jaren een winkelwalhalla voor volwassenen ontstaan.

Van heinde en verre komen Fransen hierheen om hun achterbak vol te laden met literflessen whisky en/of sloffen Marlboro, maar de lockdown gooide midden maart roet in de wodka. De grensovergang met Spanje ging dicht, Franse tabak- en drankliefhebbers mochten hun huizen nauwelijks nog uit en het winkelwalhalla was onbereikbaar.

Medio mei kwam er weer wat bewegingsvrijheid in Frankrijk, maar Spanje houdt de grens nog altijd dicht. Dus vonden de grenswachten, klanten en handelaren in Le Perthus een heel Nederlandse oplossing: gedogen.

Het zit zo: wie Le Perthus binnenrijdt, balanceert langs de hoofdstraat op de Spaans-Franse grens. Aan het eind van die straat hebben de autoriteiten van beide landen een grenspost. Die had sinds 1985 stof staan te vergaren, maar is nu opnieuw bemand. De straat zelf, vóór de controlepost, is Frankrijk, maar op het stoepje aan de linkerkant van de straat begint Spanje.

Fransen mogen officieel niet naar de Spaanse kant, maar soit: het goedkope snoepgoed lonkt en handelaren moeten gemiste omzet inhalen. Dus knijpen de Spaanse en Franse politiekorpsen nu een oogje dicht. En niet alleen dat: terwijl in Frankrijk pas op 2 juni de terrassen weer opengingen, mochten Spaanse terrassen een week eerder al beperkt open, ook in het merkwaardige brokje Spanje links van Le Perthus’ hoofdstraat.

Dus lopen vroege vijftigers Carole en Didier Barcelo met grote ogen langs Pizzeria Tramuntana, één straat achter het stoepje waar Spanje begint. Ze doen een paar stapjes terug en gaan dan verheugd zitten. Net voor 170 euro Winston-sigaretten ingeslagen – een maandvoorraad – en nu ook nog een hapje en een drankje. ‘Alsof het leven weer is begonnen’, zegt het stel uit de Zuid-Franse stad Perpignan in koor, het is de eerste keer in drie maanden dat ze op het terras zitten.

Op de grens tussen Spanje en Frankrijk geldt de gunstigste regel. Beeld Remco Andersen

Het enige dat de Spaanse politie eist in ruil voor hun gedoogbeleid? Dat men de Spaanse coronaregels respecteert. Dus dirigeert Laura (47), de onbetwiste heer en meester van haar tabakzaak, met rauwe stem bezoekers uit Frankrijk richting afstandsmarkeringen, handgel en zo nodig terug naar Frans territorium om een in Spanje verplicht mondmaskertje uit hun auto te halen – die eventueel ook bij haar te koop zijn.

Net als andere winkels in Le Perthus heeft ze haar zaak de afgelopen weken deels gesloten, zegt ze, een mentholsigaret in de ene hand en vanuit de andere hand een wijsvinger gericht op ongehoorzame Franse jongeren. Niet zozeer de gesloten grenzen raakten haar omzet, maar het feit dat Fransen niet meer in eigen land mochten reizen, want veel van haar klanten komen uit Perpignan, 30 kilometer verderop, of nog verder uit de omgeving.

Sinds Fransen weer in de auto mogen stappen, gaat het beter. Een topzomer zal het wel niet worden, maar Laura ziet ook een voordeel in de gesloten grenzen: zolang Fransen niet naar het échte Spanje kunnen, is haar winkel een van de weinige plekken waar ze Marlboro voor de helft van de prijs kunnen krijgen. Dus is het zaak haar klanten in het gareel en daarmee de Spaanse grenspolitie te vriend te houden. Haar geheime wapen: een onlangs aangeschafte megafoon. Ze lacht: ‘Hopelijk heb ik hem deze zomer nodig.’

Checkpoint Zwitserland

Achter de Zwitserse barricaden lijkt in zonnig Genève de coronacrisis voorbij

Bij het zicht van een naderend Nederlands kenteken trekt de jonge Grenzpolizist een wenkbrauw op, gebaart te parkeren. De meest rigoureuze check tot nu toe volgt, uiterst hoffelijk: paspoort, rijbewijs, verklaring van bedoelingen. Een stilte terwijl de politieman de Franstalige geloofsbrief van werkgever DPG media nauwkeurig van begin tot eind leest – bij eerdere grenzen volstond een snelle blik. En dan: goedgekeurd.

Er staan drie auto’s en een motor aan de grens. Zwitserland kom je alleen in als je daar werkt, een medische noodzaak hebt of kunt bewijzen dat je op doorreis bent. Pas op 15 juni gaan de onderlinge grenzen tussen Zwitserland, Oostenrijk, Frankrijk en Duitsland weer open, zo lieten de landen afgelopen woensdag weten.

Grote afwezige in dit regionale onderonsje is Italië, waarvan het viertal vindt dat het de boel maar niet op orde krijgt. En laat dat land nu net vanaf 3 juni de grenzen willen openen voor toeristen, in een poging de geruïneerde economie te helpen herstellen. Lastig als je buurlanden niemand doorlaten.

Maar goed, eenmaal achter de Zwitserse barricades: vrijheid! Op de brede straten van Genève rijden luxueuze cabrio’s tussen jongeren die per step de heuvel af suizen. Schaduwen van loofbomen wedijveren met de stralende lentezon om ruimte op het asfalt. Het is druk. Gezellig druk. De restaurants en cafés zijn open. Een mondkapje? Welnee, zegt de receptioniste van het hotel, alleen afstand. Anderhalve meter afstand, twee? Ze lacht. ‘Gepaste afstand, meneer.’

Het Zwitserse coronabeleid lijkt op dat van Nederland, maar hier lopen ze pakweg drie weken voor. Het beleid: handen wassen, afstand houden, testen testen testen (al hadden ze ook hier aanvankelijk tekorten). Maskers zijn optioneel. Het resultaat: op 11 mei gingen bars en restaurants beperkt open. Vanaf 6 juni: samenkomsten tot driehonderd mensen. 19 juni: terugkeer naar normaliteit, behalve evenementen met meer dan duizend personen.

Ze waren er hier net iets eerder bij dan in de meeste landen, zegt Didier Pittet, hoofd infectieziektenbeheersing van het Academisch Ziekenhuis in Genève: met grote uitbraken in buurlanden Italië en Frankrijk ging Zwitserland al over tot een semilockdown toen er slechts 740 gevallen geconstateerd waren. In Nederland gingen mensen zich pas bij 5000 besmettingen, en na de ‘asocialenspeech’ van Rutte en Grapperhaus, houden aan de afstandsmaatregelen.

Het devies in Genève: ‘gepaste’ afstand houden. Beeld Remco Anderssen

Tussen het Zwitserse en Nederlandse beleid zit nog een cruciaal verschil: Bern gooide wél op 16 maart de grenzen dicht, voor alle behalve noodzakelijk verkeer. Zit hem daar een oorzakelijk verband? Dat moet de tijd uitwijzen, zegt Pittet. ‘Maar Genève is een internationale stad, waar dagelijks een half miljoen mensen in- en uitreizen, vanuit voornamelijk Frankrijk. We liggen vlakbij Italië. In beide landen zaten al vroeg brandhaarden. Dus moesten we grensbewegingen controleren.’

Maar ook Pittet echoot een veelgehoord geluid rondom Europa’s grenzen: ‘als Europa een gemeenschappelijk beleid had gehad, in plaats van elk land individueel, dan hadden wij de grenzen niet hoeven sluiten.’

Veel Genèvers hebben een tweede huis in Frankrijk, anderen doen er graag goedkope boodschappen. Dagelijks gaan ook ruim 300 duizend buitenlandse werknemers uit buurlanden de grens over, en zij houden goeddeels de zorg draaiende. De afgelopen maanden moesten zij om 4 of 5 uur ‘s ochtends opstaan, zodat ze ondanks de lange rijen bij de grensposten op tijd op hun werk in Zwitserland konden zijn.

Inmiddels komt het reguliere leven weer op gang. Ook de vele diplomaten die Genève rijk is, keren terug naar hun conferentiecentra. Vanuit haar reusachtige hoofdkwartier kunnen ambtenaren van de Wereldgezondheidsorganisatie zien hoe de stad onder hen massaal het advies negeert om drukke plekken te vermijden.

Want ook op dit punt loopt Zwitserland drie weken vooruit; als de gevreesde tweede golf zich érgens manifesteert, dan zal dat hier zijn. De boel ging beperkt open, zoals in Nederland vanaf 1 juni, en plots negeren de ordentelijke Zwitsers de laatste beperkingen waarvan de regering vroeg ze als-je-blieft nog even in acht te nemen. Aan de Rhône liggen grote groepen jongeren te zonnen, menig Genèefs café interpreteert de afstandsregels als goedbedoeld advies, en vriendinnengroepen flaneren innig gearmd tussen de filialen van Louis Vuitton en Hermès.

De Zwitsers zwieren massaal regelloos de zomer in.

Checkpoint Luxemburg

In Schengen hakt de tijdelijke opschorting van ‘hun’ verdrag er diep in

Voilà, een open grens - eindelijk. Wie Luxemburg vanuit België binnenrijdt, waant zich even in een coronavrije wereld. Geen checkpoints, geen federale politie of police nationale, slechts een open snelweg die drukker aandoet dan enige andere snelweg in noordoostelijk Europa. Sterker nog, wie drie kwartier later per ongeluk de afslag Schengen mist, rijdt ook nog eens volstrekt ongehinderd Duitsland in.

Schengen, het Luxemburgse dorpje waar het gelijknamige verdrag in 1985 werd ondertekend, doet zijn naam eer aan. Ook het Duitse plaatsje Perl, op steenworp afstand aan de andere kant van de rivier de Mosel, biedt een blik in de toekomst. Sinds 18 mei is het terras van Hotel Maimühle weer open. Aanvankelijk alleen voor de eigen gasten, maar al gauw stak ook heel Schengen de rivier over voor een borrel; in Luxemburg ging de horeca pas later weer open. Tafels op anderhalve meter, en nu heeft men de lente in de bol.

Dat ging niet zonder slag of stoot. Luxemburg heeft op geen enkel moment de grenzen gesloten, maar haar buurlanden deden dat wel. Op maandag 16 maart verscheen plotseling de Duitse Bundespolizei op het tweebaans bruggetje over de Mosel, en hield alle Luxemburgers tegen.

Michel Gloden (47), burgemeester van Schengen. Beeld BELGA

Luxemburg kreeg vrij snel greep op de corona-uitbraak; tot nu toe zijn 110 van de 614 duizend inwoners aan het virus gestorven. Maar de Duitsers hielden de grens dicht. De Luxemburgse minister van Buitenlandse Zaken lobbyde bij zijn Duitse collega: haal de politie van de grens. Er waren protesten. De Europese vlag ging in Schengen halfstok. Pas op zaterdag 16 mei stonden de Duitse en Luxemburgse ministers van Buitenlandse Zaken dan eindelijk gezamenlijk hier, op het bruggetje bij Schengen, de heropening te vieren.

De twee maanden isolatie hebben er diep ingehakt, in het kleine Luxemburg. Het land voelt zich kwetsbaar, nadat de veel grotere en sterkere Duitse buur van de een op de andere dag unilateraal en zonder enig lokaal overleg de grenzen sloot. Kwetsbaar en verraden - helemaal in Schengen, waar nota bene is afgesproken dat men in dit in Europa niet meer zou doen.

‘Duitse politie met wapens hè’, benadrukt Michel Gloden (47), burgemeester van Schengen, nog maar eens over de afsluiting van de brug. ‘Niemand had gedacht dat dit nog kon gebeuren. Duitsland had met ons moeten overleggen, over een gezamenlijke aanpak van de crisis.’ Sindsdien probeert Gloden, een constant glimlachende man getooid in blauwe sjaal met Europese sterren, de gemoederen in Schengen tot bedaren te brengen. Dat wordt nog een behoorlijke klus.

‘Vreselijk, vreselijk, zeer vreselijk,’ zegt Herbert Herwartz (69), voormalig NAVO-ambtenaar, over de gesloten grenzen. ‘Het ergste vond ik dat de Duitsers tenten hadden opgezet aan de andere kant van de brug. Dat doet mensen denken aan het verleden, zie je, als een historisch dominant buurland zich zo doet gelden.’ Overdreven? Helemaal niet, zegt Herwartz, een Duitser die al 47 jaar in Schengen woont. ‘Dat gevoel zit hier diep, en ik begrijp dat heel goed.

Dus rijdt burgemeester Gloden na het korte interview direct door naar zijn Duitse ambtgenoot aan de andere kant van de brug. Ze willen samen iets opzetten, een braderie of zo, om de banden tussen beide gemeenten te vieren. De lokale autoriteiten hadden immers niks met de sluiting te maken. Dit kwam van hoger niveau, helemaal uit Berlijn, zegt Gloden. Maar ja, dat moet je als burgemeester de mensen dan wel duidelijk maken, dat het niet de schuld van hun buren is.

Zou het nog een keer kunnen gebeuren, het kleine Luxemburg zomaar de pas afgesneden door grote buur Duitsland? ‘Zeker niet,’ zegt Gloden, onder de wapperende Europese vlag bij het gedenkteken voor het Schengenverdag. ‘Ik denk het niet. Althans, ik hóóp het niet. Misschien is het een les geweest, dat je de grenzen helemaal niet meer zo makkelijk kan sluiten, dat dat voor mensen ingrijpende gevolgen heeft. Misschien krijgt Europa zo een tweede kans.’

Checkpoint Frankrijk

Even sigaretten halen over de grens kan je zomaar 250 euro kosten

Wie Frankrijk binnenkomt via de A22 richting Lille is vrijwel alleen; de Franse lockdown is een van de strengste in Europa. Hier geen glimlachende oom agent die toegeeft dat hij Nederlandse jongens toestaat hun Belgische vriendinnetjes te bezoeken, zoals aan de Nederlands-Belgische grens. Bij de Belgisch-Franse grensovergang klinkt slechts een kordaat ‘vous allez où?’ via het autoraam, met een verzoek om papieren.

Daarom parkeert Gregory (35), als hij vrienden wil bezoeken rondom de Franse grensplaats Tourcoing, tegenwoordig zijn Belgische auto aan een klein straatje in het stadje Moeskroen, toepasselijk genaamd de Grensstraat. Daar wandelt hij naar de overkant van de straat, waar het Rue Gaston Leper heet, en stapt in zijn andere auto – nu met Franse nummerplaat. Het mag niet, zegt hij, maar kom op. Dit is Europa.

Tourcoing en Moeskroen zijn een Siamese tweeling. In normale tijden voeren de straatjes hier zonder enige vorm van grensmarkering van het ene naar het andere land. Het povere wijkje van Gregory’s tante is zelfs een van de weinige zogeheten eurodistricten die het continent rijk is. Wat heet, Lille-Kortrijk-Tournai is Europa’s eerste Eurometropolis. Dat feit kwalificeerde dit ‘grensoverschrijdend stedelijk agglomeraat’ vorig jaar voor 1,9 miljoen Europese euro’s ten behoeve van publiek-politieke dialoog, grenzeloos werken en grensoverschrijdende activiteiten.

Geen vriendelijk glimlachende oom aan de grens tussen België en Frankrijk. Beeld BELGA

Geen sigaretten kopen

Geen enkele bewoner heeft ervan gehoord. Grenzeloze activiteit? Je mag niet eens meer sigaretten in België kopen. Voor de deur in de bescheiden arbeiderswijk beschrijven buschauffeur Gregory en zijn 41-jarige neef, bestelbuschauffeur, het merkwaardige nieuwe normaal in hun vergroeide grensgemeente. Sigaretten dus, die kosten zo’n tien euro in Frankrijk en ruim zes euro in België. Dat is per slof bijna veertig euro verschil, rekent de neef voor. ‘En er zijn nogal wat rokers in deze wijk, meestal niet de meest vermogende mensen.’

Dus wagen velen van hen zich regelmatig naar Moeskroen. Niet vanuit de straat waar de neef woont, want dan moet je 250 meter België in, maar vanuit een straat verderop, waarvandaan de eerste Belgische tabakshop zich slechts vijftig meter over de grens bevindt. Wie gesnapt dreigt te worden, kan dan snel terug naar Frankrijk rennen. Daar is de boete voor niet-essentiële verplaatsingen 130 euro, tegenover 250 euro in België. Overigens beweert de neef dat er kortstondig een filmpje op Facebook heeft gecirculeerd van Franse gemeentepolitie die zelf in België illegaal sigaretten kwam halen, in uniform en al. Hilariteit alom.

Wie een uurtje op de grens rondhangt, daar waar Rue de Mouscron in de Franse plaats Tourcoing overgaat in de Couëtstraat in het Belgische plaatsje Moeskroen, ziet dan ook van alles voorbijkomen. Eindeloos veel mensen die hun auto parkeren en vervolgens worden opgepikt aan de andere kant, kinderen op crossfietsjes, joggers, stelletjes, hondenuitlaters, tieners op scooters, en hier en daar iemand met een slof sigaretten of een halve kilo tabak.

Tandeloos verkeersbordje 

Het grensoverschrijdende Europa is hier, in Europa’s enige Eurometropolis, vervangen door een lullig maar tandeloos wit met rood verkeersbordje: verboden toegang. Het irriteert een 61-jarige inwoner van Moeskroen, die stiekem met zijn vrouw van Frankrijk naar België loopt. ‘Wij zeggen allemaal dat we Europeanen zijn, maar als het erop aankomt is het ieder voor zich. Als Europese landen hadden samengewerkt aan het begin van de crisis, dan waren al deze verschillende nationale lockdowns niet nodig geweest. Het laat zien hoe kwetsbaar Europa is.’

Hijzelf, een Fransman wonend net over de grens in België, heeft zijn conclusies getrokken; hij is van plan terug te verhuizen naar Frankrijk. ‘Landen worden van elkaar afgesloten, en ik weet niet hoelang deze crisis duurt. Of hoe vaak ze opnieuw terug gaat komen. Ik heb niet meer het gevoel dat ik in een open Europa woon. Dus ik wil terug naar Frankrijk.’

Checkpoint België

Hoe een Belgische bierzaak in niemandsland belandde door de gesloten grens

Bart Cuypers runt zijn Bierparadijs in niemandsland. Dat wil zeggen, de hal met 1.000 vierkante meter vol reguliere en exotische speciaalbieren ligt in een bureaucratisch niemandsland, precies op de grens tussen Nederland en België. Nederlanders kunnen er komen, maar mogen niet. Belgen mogen er - met een beetje goede wil - komen, maar kunnen niet.

Dus zit Cuypers vrijwel geheel zonder klanten. ‘Een omzetklap van 80 à 90 procent.’ Zijn personeel betaalt hij door via de Belgische variant van de NOW-regeling, de bank was zo vriendelijk om kredietaflossingen op te schorten, en verder eet Cuypers zijn opgebouwde bedrijfskapitaal op om de huur te betalen en andere lopende kosten te dekken.

Want wat is nu het geval, zegt hij met de kaart bij de hand: zijn zaak ligt in Belgisch territorium, maar is alleen bereikbaar via een afslag van de A16 aan de grens met Nederland. Die afslag naar het industrieterrein waar het Bierparadijs is gehuisvest, loopt nog net binnen Belgisch grondgebied. Maar de grenscontrole die België wegens het coronavirus opnieuw heeft ingesteld, vindt vanuit België bekeken plaats vóór de afslag naar zijn zaak, op enkele honderden meters van de grens. Die controle geschiedt op de A16 alleen richting België; Belgen kunnen het Bierparadijs bereiken, maar op terugweg rijden ze in een fuik.

Bart Cuypers in zijn Bierparadijs, waar de Belgen niet heen kunnen en de Nederlanders niet heen mogen. Foto: Remco Andersen

Geen geldige reden

Nederlanders kunnen probleemloos naar zijn winkel toe, als ze maar de afslag Meer pakken net vóór de grenscontrole van de Belgen. Maar dat mag niet; het Bierparadijs ligt in België, en daar mogen Nederlanders zonder geldige reden niet komen. Bier kopen telt niet. En Nederlanders vormen 98 procent van zijn klandizie, zegt hij; een Duvel of Paulaner is een kwart goedkoper dan in de Albert Heijn, en weinig slijterijen in Nederland evenaren Cuypers’ assortiment aan Belgische speciaalbieren.

Belgen die zich schuldig maken aan ‘niet-essentiële verplaatsingen’ kunnen een boete van 250 euro tegemoet zien. Nu kom je in België zelf vaak wel weg met een tripje, maar bij een grenscontrole ben je altijd de pineut. Dus Belgen kijken wel uit voordat ze een grenscontrole trotseren om bier in te slaan bij de zaak van Cuypers. En dat is treurig, want Cuypers hoort van zijn collega’s in regulier België dat mensen dezer dagen behoorlijk diep in het glaasje kijken. ‘Het is prachtig weer, mensen zitten de hele dag thuis, dus drinken ze bier.’

Tot op ministerieel niveau heeft hij zijn zaak bepleit. Eerst was hij anderhalve maand dicht, deels omdat er geen klanten waren, deels omdat hij zelf na een skivakantie tweeënhalve week door het coronavirus werd geveld. Kijk dan, zei hij: de zaak is ingericht, ik heb afstanden op de vloer aangegeven, en ik heb maar vijftien winkelwagentjes voor een zaak waar eigenlijk honderd mensen in mogen, er is geen enkel risico. Maar het ministerie was onverbiddelijk: wet is wet.

Gemengde gevoelens

Toen hij twee weken geleden op Facebook meldde dat het Bierparadijs weer geopend is, leverde dat gemengde gevoelens op onder zijn online gevolg. ‘Leuk, maar wij Nederlanders mogen er niet komen, toch?’ zei er een. Cuypers vouwt zijn handen open, terwijl op zaterdagmiddag een medewerker de lichten in zijn reusachtige lege bierhandel uitdoet. ‘Wat moet ik dan doen, Nederlanders oproepen de Belgische wet te overtreden?’

Zoals veel Belgische horecaondernemers heeft hij zijn hoop gevestigd op 8 juni, wanneer de Belgische overheid mogelijk een versoepeling naar Nederlands voorbeeld aankondigt. Hoog tijd, zegt Cuypers, want het wordt zo langzamerhand potsierlijk. ‘De Nederlanders zijn wat laks geweest in hun omgang met het coronavirus, dat vind ik ook. Maar kom aan, feitelijk zijn we dezelfde mensen, nietwaar?’

Checkpoint Nederland

Belgische grenswacht waant zich bij Berlijnse Muur

Wie wandelend vanuit het Brabantse grensgehucht Strijbeek denkt België in te komen, stuit al snel op een onbuigzame grensbewaker. Zelfs op een moederziel verlaten fietspad hebben de Belgen aan de grens een betonblok neergezet: wees gewaarschuwd. Menselijke grenswachten zijn niet in beeld, maar ineens gaat er vanuit de zacht ruisende bomen toch een milde dreiging uit: als iemand over het betonblok klautert, springt er dan een agent tevoorschijn die papieren eist?

Het nieuwe normaal betekent dat Europa potdicht zit. Voor buitenstaanders, maar ook voor Europeanen zelf. Het is in principe tijdelijk, om de nationale volksgezondheid te beschermen; vrijwel elk land vindt zijn eigen aanpak beter dan die van de buurlanden. Maar voor een Belgische politieman – die anoniem wil blijven omdat hij niet met de pers mag praten – die dezer dagen Nederlanders en zijn eigen landgenoten moet tegenhouden, roept het herinneringen op aan de donkerste tijden van Europa.

Het nieuwe normaal: betonblokken op de grens met België. Foto: Remco Andersen

Berlijnse muur

‘Het is misschien wat overdreven, maar dan denk ik toch aan de periode van de Berlijnse Muur. Een verdeeld Europa. De volksgezondheid is natuurlijk belangrijk, en de tijd zal uitwijzen welk land het bij het rechte eind had, maar al die boetes en regels hoeven van mij niet zo.’

Hij staat bij een provinciale weg net onder Breda. De A16 bij Hazeldonk wordt alleen richting België gecontroleerd, de N-wegen in beide richtingen. En nee, zegt deze agent: er ligt niemand in de bosjes bij de karrenpaden te wachten met een verrekijker en een fluitje. Maar wie zich zonder geldige reden langs zo’n grens weet te wurmen, richting België of andersom, kan als hij gepakt wordt een boete tegemoet zien van 250 tot 4.000 euro (zie kader, red.).

Verslaggever Remco Andersen voor zijn auto, nog in Amsterdam. Foto: Guus Dubbelman

Gelijke gevallen

Er zijn aardig wat geldige redenen: vrachtvervoer, mensen die wonen of werken over de grens, medische behandelingen die vóór de coronacrisis waren ingezet, mantelzorg, co-ouderschap, journalisten. Maar in de praktijk staat deze agent de godganse dag verhalen aan te horen van mensen die net buiten de regels vallen en toch vinden dat ze de grens over mogen. Dan moet de agent maar raden of ze waarheid spreken, en besluiten of hij zijn discretionaire bevoegdheid toepast.

‘We hebben nu de instructie om mensen met een duurzame relatie aan de andere kant van de grens door te laten’, zegt de agent. Hij port met zijn linkerduim in zijn borstkas. ‘En ik moet daarbij naar eigen inzicht handelen; u moet mij overtuigen. Moet ik dan een rijbewijs vragen? Een pikante foto? Het zijn mijn zaken niet om in uw privéleven te snuffelen. En als iemand uit België zegt dat hij zijn zieke paard in Nederland komt verzorgen, moet ik hem dan door een anonieme wagen laten volgen om te kijken of het waar is? Ik laat die mensen door. Maar anderen doen dat niet.’

Inderdaad, zegt hij: volstrekt arbitrair. En dat zouden we niet meer doen in Europa, waar de regels voor elke paal die in de grond geslagen wordt glashelder op papier uiteengezet zijn, en waar mensen in gelijke gevallen gelijk zouden worden behandeld.

Ondertussen fietsen veel Nederlanders dit zonnige weekend doodgemoedereerd België in langs de rivier de Mark, even verderop. Een viertal zestigers uit Breda is juist in conclaaf over de betekenis van het betonblok op het fietspad, en de mogelijke consequenties van het negeren van dat betonblok, als een bevriende nordic walker voorbij beent, zomaar België in. De Nederlandse vrouw blijkt onlangs verhuisd naar België, en verzekert dat de Belgische politie alleen auto’s controleert. Wie het betonblok langs de fiets- en wandelpaden negeert, wordt volgens haar geen strobreed in de weg gelegd.

De Bredanaren besluiten toch om te keren, hun aftocht geleid door een lid van het gezelschap dat geen boete zegt te willen riskeren voor deze onzin. Bovendien zijn toch alle terrasjes aan de naburige Belgische Dreef gesloten. Op het fietspad terug richting Breda foetert zijn vrouw: ‘Alsof een betonblok het coronavirus helpt bestrijden.’

Vierduizend euro boete?!

De Nederlandse regering waarschuwt op rijksoverheid.nl dat ‘niet-essentiële reizen’ van en naar België bestraft kunnen worden met ‘een boete tot € 4.000 of maximaal 3 maanden gevangenisstraf.’ De Belgische federale politie bevestigt dit maximum, conform art 187 van de Wet op de Civiele Bescherming.

‘Welnee,’ zegt de woordvoerder van het Belgische ministerie van Binnenlandse Zaken, gevraagd of de fietsers uit Breda daadwerkelijk bijna 4.000 euro kwijt waren (of de cel in gingen). ‘Dit is een wettelijk maximum. We zijn redelijke mensen, en dit is geen heksenjacht op Nederlanders. De boete is in de praktijk 250 euro, voor Nederlanders en voor Belgen.’