Stichtingen bieden hulp aan onderduik-overlevers

Verstuurd vanaf mijn iPad
Begin doorgestuurd bericht:

Een groep tachtigplussers tijdens een uitje met de Stichting Elah.

Verstuurd vanaf mijn iPad Begin doorgestuurd bericht: Een groep tachtigplussers tijdens een uitje met de Stichting Elah. Foto: Stichting Elah

Niet alleen Joden die de concentratiekampen overleefden hielden daar trauma’s aan over. Ook degenen die ondergedoken zaten liepen psychische schade op. In Israël is daar lange tijd geen ruimte en aandacht voor geweest. De stichtingen Elah (van oorsprong Nederlands) en Amcha bieden hulp.

Debora is bijna haar hele leven boos geweest op haar vader. Die zorgde er tijdens de Tweede Wereldoorlog voor dat het verzet haar in veiligheid bracht. Maar toen ze haar kwamen halen, was haar vader er niet om afscheid te nemen. Hij overleefde de oorlog niet. Debora heeft hem dus nooit meer gezien en hem decennia lang niet kunnen vergeven dat hij toen geen afscheid nam.

Zo zijn er vele voorbeelden van oorlogstrauma’s bij overlevers van de Tweede Wereldoorlog, weet Yaela Cohen (50), directeur van Elah, Centrum voor Verwerking bij Rouw en Verlies in Israël. Cohen helpt als psychotherapeut en groepstherapeut cliënten bij traumaverwerking.

,,Debora zat bij ons in een schrijfgroep. Ze kreeg de opdracht om een brief aan haar vader te schrijven. De tweede opdracht was om als het ware namens haar vader een antwoordbrief te schrijven. Ze schreef: ‘Het was te pijnlijk voor me om mijn dochtertje af te staan, ik wilde eigenlijk geen afscheid nemen.’ Dat was voor haar het moment dat ze hem kon vergeven, toen hij al 75 jaar niet meer leefde.”

Cohen belt vanuit haar huis in Tel Aviv. Ze zit veertien dagen in thuisisolatie omdat ze uit het buitenland terug naar Israël is gekomen. Ook in Israël gelden maatregelen als isolatie en contactverboden in verband met corona.

,,De situatie doet onwillekeurig denken aan hoe het vijfenzeventig, tachtig jaar geleden is geweest. Maar mensen die die tijd hebben meegemaakt zeggen: ‘We hebben het nu heel vervelend en zwaar, maar het is niet te vergelijken met de situatie toen. We zitten in ons eigen huis, we kunnen contact hebben met kinderen en kleinkinderen via sociale media, de boodschappen worden thuis bezorgd’.’’

,,En ze hebben gelijk: we moeten niet te veel zeuren. Maar de tweede en derde generatie begrijpt nu opeens een stuk beter hoe het voor hun ouders en grootouders was toentertijd.”

Elah en Amcha

Stichting Elah (de Hebreeuwse naam voor pistacheboom) bestaat volgend jaar veertig jaar. Ze werd opgericht voor en door Nederlanders. In 1987 werd de afsplitsing Amcha opgericht, die hetzelfde werk doet, maar dan onder alle oorlogsgetraumatiseerden, niet alleen de Nederlandse. Twintig jaar geleden wijzigde Elah de statuten en werkt nu net zoals Amcha.

Elisheva van der Hal (75) is als psychotherapeut verbonden aan Stichting Amcha. Vanaf de oprichting van Elah in 1981 bouwde ze mede de hulp aan oorlogsgetraumatiseerden op. ,,Pas toen begon men aandacht te krijgen voor de psychische gevolgen van de oorlog”, vertelt ze vanuit haar huis in Srigim, zo’n 45 kilometer ten westen van Jeruzalem.

,,In de Joodse gemeenschap was iedereen getraumatiseerd en voor de kinderen was geen aandacht. Je moest je maar aanpassen. Veel gevoelens zijn geremd en weggestopt; die zijn later naar boven gekomen.”

Yaela Cohen: ,,We waren een land in opbouw en iedereen moest de handen uit de mouwen steken. Dat oorlogsverleden moesten we maar zo snel mogelijk vergeten. Ook werden overlevenden wel eens scheef aangekeken: hoe hebben jullie het zo ver kunnen laten komen? Wij Israëli’s zijn sterk en wij zouden het niet laten gebeuren.’’

,,Zo is er ook een soort schaamte onder de overlevenden gekomen. Velen zitten met existentiële vragen: waarom leef ik nog wel en zijn mijn broertjes en zusjes omgekomen? Veel mensen hebben er nooit met hun eigen kinderen over gesproken, die vragen er niet naar, en dat leidt bij de ouders weer tot het idee dat de kinderen niet geïnteresseerd zijn. Dan kan het zomaar te laat zijn, als de ouders overlijden. Er kloppen ook steeds meer mensen van de tweede generatie bij ons aan voor hulp.”

De laatste jaren is er vanuit de Israëlische overheid aandacht en financiering voor de verwerking van oorlogstrauma’s, waardoor de zwijgcultuur doorbroken is. ,,Er is ruimte gekomen voor de persoonlijke verhalen”, constateert Cohen.

,,De trauma’s zitten vaak in het lichaam. Mensen hebben geen woorden en plaatjes voor de herinneringen, maar die zitten er wel in. Iemand kan ontzettend schrikken van een dichtslaande deur, of paniekaanvallen krijgen als hun spelende kleinkinderen ineens even uit beeld zijn.”

Van der Hal promoveerde op baanbrekend onderzoek naar baby- en peutertrauma’s. Tijdens de oorlog was de zwangerschap al stressvol voor Joodse moeders, legt ze uit. De kinderen werden geboren in een chaos van angst en stress. Ze werden overgebracht van adres naar adres voor de onderduik.

Sommige baby’s werden in een zak of een koffer weggesmokkeld. Het hechtingsproces raakte verstoord. ,,Je ziet op latere leeftijd hechtingsproblematiek, of juist overmatige afhankelijkheid. De allerkleinsten hebben ook geleden onder de oorlog, ook al hebben ze geen herinnering.”

Lange tijd heette het dat als je geen herinnering hebt, er ook geen gevolgen zijn. Maar zo zit het niet in elkaar, ontdekte Van der Hal, zelf tegen het eind van de oorlog geboren terwijl haar ouders in Amersfoort in de onderduik zaten.

Trauma’s

,,Ik ben dus een baby-survivor , een kind-overlevende, maar niet als wees uit de oorlog gekomen en dus eigenlijk meer een tweedegeneratieoverlevende. Ik heb niet zozeer eigen traumatische ervaringen, maar ik heb de trauma’s van mijn ouders meegedragen. Dat is typisch voor de tweede generatie.”

Van der Hal ontdekte overeenkomsten in problematiek bij kind-overlevenden. ,,Ik raakte geïntrigeerd in de allerkleinste overlevenden doordat ik in mijn werk als psychotherapeut mensen tegenkwam met psychische problemen die ze zelf niet verbonden aan de oorlog.’’

,,Wat rust geeft is dat ze weten waar hun stressgevoelens vandaan komen. Of dat nu komt doordat ze niet mochten huilen, door wat er gebeurde in de onderduik, of dat ze opgesloten zaten in een kast of kelder tijdens gevaar voor huiszoekingen misschien.’’

,,Ook wat er na de oorlog gebeurde kan een rol gespeeld hebben. Bijvoorbeeld als de ouders terugkwamen uit de kampen en de kinderen gehecht waren geraakt aan hun onderduikouders.”

Voor de therapeut vragen deze cliënten een specifieke benadering. ,,In therapie moet rekening gehouden worden met het feit dat deze kinderen vaak weinig of begrip van hun ouders of pleegouders ondervonden. Vaderlijk en moederlijk begip is wat hun in therapie geboden moet worden.”

,,Veel kinderen of baby’s hebben van alles meegemaakt wat ze nooit verteld is, en waar ze dus niet van weten”, vertelt Cohen. ,,Ik had een cliënte die bijna niks wist. Toen kwam het archief van oorlogspleegkinderen vrij en hebben we haar archief opgevraagd en samen gelezen. Langzaamaan vielen ontbrekende puzzelstukjes op hun plek en kreeg ze een vollediger levensverhaal.”

Van der Hal: ,,In de psychotherapie gaat het voor een groot deel over het accepteren dat je problemen hebt, en om het aanpassen aan de omstandigheden. Maar de oorlog accepteren - ‘Ach, het is nu eenmaal gebeurd’ - kan eigenlijk niemand. Je moet op een of andere manier alle opgekropte rouw over het verlies en de ervaringen verwerken en kijken of je er een betere plaats voor kunt krijgen. Erkennen dat het gebeurd is, je gevoelens en je geschiedenis erkennen.”

Traumapsycholoog Nathan Durst, die de oorlog in Nederland overleefde, behoorde tot de eerste medewerkers van Amcha. De in 2012 op 81-jarige leeftijd overleden Holocausttherapeut merkte dat veel Sjoa-overlevenden specifiek bij hem in de praktijk kwamen. Als lotgenoot kon hij kennelijk de verhalen beter aanhoren dan andere therapeuten.

Hulpverleners

,,Hulpverleners moeten sterk in hun schoenen staan, met hun cliënten kunnen lachen en huilen”, zei hij in 2009 in een interview. ,,Met een afstandelijke benadering, zoals veel thearapeuten praktiseren, bereik je bij deze zwaar getraumatiseerde slachtoffers niets.”

Gevolg is volgens Durst wel dat hulpverleners de verhalen mee naar huis nemen en ervan dromen. ,,Ze kunnen het leed niet repareren, hoogstens verlichten. Supervisie is nodig om hen op de been te houden.”

Er leven nog ongeveer 140.000 Holocaust-overlevenden in Israël, met een gemiddelde leeftijd van 85 jaar. Een relatief kleine groep heeft een vorm van traumahulp nodig. Elke maand helpt Elah 1600 tot 1700 oorlogsoverlevenden; Amcha heeft zo’n 17.000 cliënten op vijftien locaties door heel Israël.

Er zijn ook vrijwilligers die huisbezoeken afleggen, veelal jongeren. Van der Hal: ,,Veel overlevenden hadden geen of weinig familie en eenzaamheid ligt op de loer.”

Daarom is groepstherapie en –dagbesteding met lotgenoten ook zo belangrijk en effectief. Samenkomen in groepen is nu natuurlijk niet mogelijk, en huisbezoeken ook niet. Met alle cliënten is nu contact via de telefoon, Skype, Zoom, WhatsApp, of andere sociale media. Ook zijn er telefooncirkels opgezet.

Cohen: ,,Het is belangrijk om contact te houden met de mensen, zodat ze niet het idee krijgen dat er niet naar hen wordt omgekeken.

www.elah.org.il
www.amcha.nl