‘Net de geleiders van botsautootjes, die prinsenveren’

© De Limburger

COLUMN - Op Aswoensdag moet je niemand wat vragen. Gun de carnavalsvierders hun stille gevecht met hun kater. Ik vraag daarom ook geen enkele lezer nu te doen wat mijn vader mij, in de vorige eeuw, verzocht te proberen.

Ad Van Iterson

„Kun je dit?” Hij hield zijn linkerhand voor zijn buik, bracht de andere hand boven zijn hoofd. Met de linker maakte hij rondjes, met de rechter ging hij op en neer. Onmogelijk? Mijn vader deed het. Maar hij kon ook een V maken, met zijn wijsvinger en lange vinger aaneengesloten als de ene poot en zijn ringvinger en pink als de andere. En hij kon mijn kop tussen twee oren zetten, als hij dat wou. Daar heeft mij gelukkig voor gespaard.

Carnavalszaterdag. Terwijl alle vroege feestvierders nog in bed lagen en met de vingers aftastten of er een emmer binnen bereik stond, trok ik met een andere man over een Zuid-Limburgs plateau. We hadden een opdracht. Een wandeling uitzetten. Twee wandelingen, feitelijk. Het eerste deel mocht geaccidenteerd zijn, langs steile, holle wegen omhoog, omlaag, weer omhoog, net als de hand boven mijn vaders hoofd. Het tweede deel moest vlak blijven en een bescheiden rondje maken, zoals de hand voor zijn buik. Dat zit zo. De wandeling is onderdeel van het activiteitenprogramma van een club die mij als lid heeft geaccepteerd. Elk lid geeft voordrachten en zet wandelingen uit. De club is voor ‘post-actieven’, maar iedereen werkt nog danig en is ook fysiek energiek.

In dat laatste zijn er toch gradaties. Niet iedereen kan door de natte löss baggeren om hoogteverschillen van 100 meter te verbrijzelen. Voor hen is het vlakke rondje van deel twee geschikt, na de koffie en de vlaai.

Goed punt: koffie, vlaai – waar? We besloten een kijkje te nemen in een geliefd wandelaarsrestaurant. Hadden buiten het aanstaande carnaval gerekend. Tafels en stoelen waren opzij geschoven. Op de vrijgekomen vloer stonden de elf toppers van een carnavalsvereniging. Ze corrigeerden elkaars nondejuke, sjerp en muts. In Maastricht zie je dat niet: prinsenmutsen met veren. Buiten Maastricht zwaaien ze heen en weer. Deze Raad van Elf droeg de langste, de fraaiste fazantenveren. Maar de uiteinden klemden tegen het gerasterd systeemplafond waar ze een boogje maakten. Net de geleiders van botsautootjes, die prinsenveren. Een onvergetelijk tafereel, daar boven op het stille plateau.

Wie sjoen eus Limburg is.