Direct naar artikelinhoud
Orthopedagogiek

Ook een jonge crimineel heeft een geweten

GewetenloosBeeld Sjoukje Bierma

Jonge criminelen, zeker als ze een allochtone achtergrond hebben, worden te snel gekwalificeerd als gewetenloos. We zouden beter moeten kijken hoe hun geweten zich heeft ontwikkeld, betoogt psychoanalyticus Frans Schalkwijk die er onderzoek naar gaat doen. 

Psychoanalyticus Frans Schalkwijk woont in het witte Amsterdam-Zuid en ontvangt in zijn praktijk mensen die zichzelf kwellen omdat ze slechte gedachten en fantasieën hebben. Ze zien uit naar elke afspraak en leggen hun hart voor hem open, zelfs als hun gedachten te schaamtevol zijn om uit te spreken.

Maar eens in de zoveel tijd zit Schalkwijk in een jeugdgevangenis tegenover een jonge verdachte van een strafbaar feit. Die heeft zijn neppistool uitgeleend voor een roofoverval, of die roofoverval zelf gepleegd. Zo’n jongen wil juist niet praten. Hij wil het liefst dat de psychoanalyticus het gesprek zo snel mogelijk beëindigt.

Schalkwijk begon twintig jaar geleden met ‘rapportages pro justitia’, psychiatrische rapporten ten behoeve van rechtszaken. Zo’n rapporteur praat met jonge verdachten om te onderzoeken of het delict, waarvan ze worden verdacht, samenhangt met hun persoonlijkheidsontwikkeling en met een zwak functionerend geweten. Op basis van zijn bevindingen adviseert hij de rechter – mocht de verdachte ook dader zijn – over maatregelen die recidive kunnen voorkomen en de persoonlijkheidsontwikkeling van de jongen kunnen bevorderen.

Tijdens zijn pro-justitia-werk ontdekte Schalkwijk dat er van alles mis is met de diagnostiek van het geweten in rapportages die over deze jongens verschijnen. Daardoor krijgen ze mogelijk niet de behandeling waar ze baat bij kunnen hebben. Dat stelt Schalkwijk aan de orde in de rede ‘De mythe van de gewetenloze criminele jongere’, die hij vrijdag uitsprak bij zijn aantreden als bijzonder hoogleraar forensische orthopedagogiek aan de Universiteit van Amsterdam.

Wat gaat er mis volgens u?

“Verschillende dingen. Zo wordt het ontkennen door Marokkaans-Nederlandse jonge verdachten ten onrechte verklaard vanuit hun schaamtecultuur, zogezegd, waarover negatieve stereotiepe opvattingen bestaan. Je zou in die cultuur bijvoorbeeld moeten liegen en ontkennen om de eer van de familie te beschermen. Maar het bestaan van hun schaamtecultuur in plaats van onze schuldcultuur is wetenschappelijk onzin. Door toch vanuit die aanname een diagnose over het geweten te stellen, wordt de jongere gediscrimineerd. Bovendien worden vermeende groepskenmerken gemakkelijk toegeschreven aan een individu. Terwijl in een diagnostisch gesprek het individu voorop moet staan.”

Schalkwijk laat zien waartoe dat wij-zij-denken kan leiden:

De zoon van een witte medisch specialist uit Amsterdam-Zuid die meerdere keren in drugs had gehandeld, was volgens de rechter bezig met ‘puber-uitprobeergedrag’. De Marokkaans-Nederlandse jongen die één keer in drugs handelde, kwam er minder genadig van af: dat gedrag paste precies bij ‘de wereld van de Marokkaanse drugshandel’.

Schalkwijk: “Delinquente jongens met een autochtone achtergrond komen vaker bij Halt terecht, delinquente jongens met een migratie-achtergrond hebben vaker met het strafrecht te maken. Die laatsten worden ook vaker aangehouden en geregistreerd, terwijl onderzoek laat zien dat de zelfgerapporteerde criminaliteit tussen beide groepen nauwelijks verschilt.”

Een normale ontwikkeling van een geweten heeft volgens bijzonder hoogleraar Forensische Orthopedagogiek Frans Schalkwijk te maken met drie factoren. Samengevat:

1. De mate waarin je kunt mentaliseren.
2. De balans houden in je zelfwaardering.
3. Kunnen verinnerlijken van wat goed en fout is.

U doet onderzoek naar het geweten van jonge delinquenten. Hoe ziet een normale gewetensontwikkeling eruit?

“Daarvoor zijn drie dingen belangrijk. In de eerste plaats moeten jongeren kunnen mentaliseren: begrijpen dat de motieven en emoties van anderen kunnen verschillen van die van henzelf. Dat begrip moet je kunnen gebruiken in het rekening houden met een ander, in het empathisch zijn. Iemand met een gezond ontwikkeld geweten voelt zich in een normale wederkerige interactie met een ander veilig, en kan ervoor zorgen dat die ander zich ook veilig voelt. Daarvoor is het belangrijk dat je veilig gehecht bent opgegroeid, wat betekent dat je op je ouders kunt vertrouwen.

“Ten tweede: tijdens het opgroeien ontwikkel je een gevoel van zelfwaardering, en dat wil je in balans houden. Als je dingen denkt of doet die niet bij die zelfwaardering passen, ervaar je emoties als schaamte en schuld. Bij een schuldgevoel probeer je wat je mis deed te repareren en niet nog eens te doen. Je gaat je bijvoorbeeld excuseren, en dan herstelt je gevoel van zelfwaardering zich weer.

“Het derde aspect van een normale gewetensontwikkeling is verinnerlijken wat goed en fout is. Dat gaat in de basis om behoorlijk universele waarden – zoals niet doden en niet stelen – die meestal wel een sterk culturele invulling hebben.”

In de vroegkinderlijke ontwikkeling kan het dus al misgaan.

“Als die vroege gehechtheid niet goed tot stand komt en anderen voor jou onveilige mensen zijn, ervaar je niet dat het meerwaarde heeft om rekening met elkaar te houden. Kinderen ontwikkelen een veilige gehechtheid als ouders in ongeveer de helft van de interacties met hun kind goed reageren.

“Delinquente jongens hebben vaker dan gemiddeld een traumatische ontwikkeling doorgemaakt. Denk dan aan gezinnen waar ruzie en chaos heersen of waar sprake is van emotionele verwaarlozing, lichamelijke mishandeling, of seksueel misbruik.

“Een kind dat onder die omstandigheden opgroeit, moet overlevingsstrategieën ontwikkelen. Een van die strategieën is als het ware ontkennen wat er gebeurt, omdat de realiteit te verschrikkelijk is om onder ogen te zien. Iemand die al zijn hele leven de realiteit vertekent, kan dat ook doen met dingen die hijzelf fout heeft gedaan.”

Zo’n strategie maakt iemand niet gewetenloos, vindt u.

“Ik heb onderzoek gedaan naar het geweten van delinquente en niet-delinquente jongeren. Daarin verschillen ze niet heel sterk van elkaar. Ik denk daarom dat het verschil zit in de mate van emotionele rijping van dat geweten.

“Het geweten heeft informatie nodig om te toetsen of de zelfwaardering in balans is. Die informatie krijgt het vanuit drie psychische domeinen: het empathisch vermogen, het vermogen om schaamte, schuld en trots te ervaren en iemands morele identiteit. Mijn theorie is dat naarmate die drie gebieden beter zijn geïntegreerd, het geweten beter is ontwikkeld.

“Zo zien we bijvoorbeeld bij delinquente jongeren dat de afweging of het eigen gedrag moreel juist is, niet is verbonden met het meewegen van de gevolgen van dat gedrag voor het slachtoffer. Anders gezegd: morele identiteit en empathie zijn op dit punt niet geïntegreerd. Bij niet-delinquente jongeren speelt het leed van het slachtoffer wél een rol bij het bepalen of hun gedrag moreel door de beugel kan. Omdat hun geweten rijper is, plegen zij minder gemakkelijk delicten.”

Welk verschil gaat dit inzicht maken voor de adviezen van de pro-justitia-rapporteurs?

“Op basis van deze bevindingen ga ik een instrument voor de diagnostiek van het geweten ontwikkelen. Dan gaat het niet om een afvinklijstje, maar om beschrijvende diagnostiek. Dat instrument moet zorgen voor een beter beeld van de jongere en daardoor ook voor adviezen die beter aansluiten bij hen.

“Nu zijn adviezen vaak gericht op het verminderen van het recidiverisico. Denk dan aan straf, en aan behandelingen zoals trainingen die de agressie moeten doen verminderen. Ik heb de indruk dat adviezen voor behandeling van trauma’s en voor het bevorderen van de persoonlijkheidsontwikkeling veel minder worden gegeven.”

Wat gaat uw benadering concreet opleveren?

“Met hulp van mijn theorie wordt het mogelijk beter te beschrijven waar het geweten van deze jongens tekort schiet. Daardoor kunnen we hopelijk specifiekere interventies aanbieden die de rijping van het geweten een extra zetje geven. De jongere kan daar als volwassene van profiteren, en zijn kinderen mogelijk ook.

“Als bijvoorbeeld iemands mentaliserende vermogen wordt getraind, mag je hopen dat het vanzelfsprekender wordt om empathie te voelen voor anderen. Omdat we te maken hebben met jonge jongens, bestaat er een kans dat er nog enige ontwikkeling mogelijk is. En die kans moeten we natuurlijk grijpen.”

Van Schalkwijks hand verschenen vele artikelen, boeken en bundels. Over het geweten publiceerde hij het studieboek ´Emoties bij jongeren. Theorie en diagnostiek van het geweten (Boom, 2011) en het populair-wetenschappelijke Onvolmaakt tevreden. Omgaan met je innerlijke criticus (Boom, 2016). In 2018 kwam Narcisme (AUP) uit, waarin Schalkwijk narcisme vanuit psychoanalytisch perspectief beschrijft.

Lees ook:

Carrièrecrimineel word je niet zomaar

Een crimineel moet altijd leven met het idee dat morgen alles afgelopen kan zijn. Dat hem een leven in de cel, of zelfs de dood wacht. Toch blijft een criminele loopbaan voor sommigen een lonkend perspectief.