Direct naar artikelinhoud
ColumnHans Vandeweghe

Hoezo, een van de beste? De beste gewoon. Rob Rensenbrink haalde eenzame hoogtes

Hans Vandeweghe voor online.Beeld rv

Hans Vandeweghe is sportjournalist bij De Morgen.

Ik weet niet of u weet wat of hoe de Coen-tunnel een begrip was in het Nederland van twintig jaar geleden, maar ik reed dus door de Coen-tunnel naar Oostzaan. Dat was althans de bedoeling, maar die tunnel stropte zoals altijd op. Alleen deze ene keer nog erger dan al die andere keren en zo kwam ik een uur te laat op de afspraak aan. In Café De Bierhut in het gehucht Kadoelen zat een grijzend mannetje stoïcijns achter een kop koffie op mij te wachten.

“Sorry dat ik te laat ben, ik belde u nog op uw mobiele nummer, en daarna op uw thuisnummer, maar ik kon u niet bereiken.”

“Niet erg”, zei de man. “Mijn mobieltje ligt in de auto – die teringherrie als die afgaat op café, vreselijk – en als ik niet thuis ben, dan hoor ik die thuistelefoon niet. Snapt u? Dus eigenlijk moet ik mij evenveel excuseren. Nou heb ik wel een probleem, want ik moet over een uurtje bij een plas zijn om te vissen. U kan mee als u dat wil.”

We dronken nog een koffie en we praatten wat. De insteek was het Oranje van de jaren zeventig vergeleken met het Oranje van begin deze eeuw dat de World Cup van 2002 had gemist. Daarvoor zocht ik de coryfeeën op die nog bereikbaar waren. Hij wilde wel, maar… “Ik vrees dat ik niet zo’n beste gesprekspartner ben. Ben ik nooit geweest. Dat praten over voetbal, zoals Jan Mulder, ik heb dat zo niet. Vindt u het erg om nu naar de plas te rijden? Mijn hengels liggen daar en dat zijn dure spullen.”

Er volgde een waarschuwing of wat daar op leek, dat het gesprek stilaan voorbij was: “Als ik naar de plas tuur, probeer ik door het water te kijken en dan praat ik zelden.” Het verhaal is verschenen, met alle getuigen die ik daarvoor had aangezocht, maar met niet één quootje van Rob Rensenbrink.

Extra premie

De aardige hengelaar is overleden. Hij leeft verder in mijn herinnering als de geniale Amsterdamse linksbuiten: voor Ajax geschapen maar er nooit gespeeld. In de necrologieën staat nu dat hij bij DWS door Club Brugge voor de neus van Feyenoord werd weggekaapt en eens in gezellig België hier niet meer weg wilde. De waarheid is lichtjes anders, hoorde ik toen in Café De Bierhut.

“Die Constant Vanden Stock, dat was de beste voorzitter die ik ooit heb gehad. Om de zoveel tijd stak hij mij een envelop toe met briefjes van duizend frank. Dat waren er heel veel en steeds meer. Extra premie voor u Robbie, zei hij dan. Dat vond ik zo leuk aan voetballen in België: je kon evenveel zwart verdienen als wit.” Dat was wel een goede quote, maar die paste niet in mijn verhaal over Oranje.

Een van de beste voetballers ooit in onze Belgische competitie, zo luidde een radiobericht over zijn dood. Hoezo, één van? De beste gewoon. Wij waren om de reden die hij hierboven aanhaalde een paradijs voor toptalent. Twee uitblinkers van de WK’s van 1974 en 1978, twee van de beste spelers van Nederland, het beste nationaal elftal ter wereld in die tijd en twee keer World Cup-finalist – Haan en Rensenbrink, die elkaar niet konden uitstaan, even terzijde – speelden in Anderlecht. In Lokeren speelde ook een plejade aan vedetten en Beerschot haalde met Emmanuel Sanon van Haïti de revelatie van de World Cup van 1974 binnen. In die jaren zeventig toen onze clubs vijf Europese finales speelden, haalde Rob Rensenbrink eenzame hoogtes.

Diepgang

De reden dat hij niet bij Ajax belandde, heeft een naam: Piet Keizer. De vier jaar oudere linksbuiten was heilig in het Ajax van Cruijff, maar Rinus Michels koos op de World Cup van 1974 aanvankelijk voor Rensenbrink. Later praatten de Ajacieden toch weer de Amsterdammer Keizer in de ploeg en werd de Belg Rob Rensenbrink tegen Zweden naar de bank verwezen. Tot Michels, ook Amsterdammer, vond dat het welletjes was en voor de diepgang van Rensenbrink opteerde.

Rob Rensenbrink was geïntimideerd door Johan Cruijff en pas als die geen zin meer had in het Nederlands elftal kwam hij bovendrijven als stille leider. De man die hem belangrijk maakte, was Ernst Happel, de coach die hem naar Feyenoord had willen halen. De cirkel was bijna rond. Cruijff had Nederland te kakken gezet door het WK om commerciële redenen aan zich voorbij te laten gaan. Het was tijd voor Rob Rensenbrink om te schitteren.

In de finale in en tegen Argentinië was hij op zijn Rensenbrinks periodes onzichtbaar tot hij in de laatste minuut ineens opdook aan de verste paal, de voorzet van Ruud Krol op de slof nam en de paal trof. Nederland zou in de verlengingen met 3-1 ten onder gaan. “Scoor je, dan had je nu een standbeeld op elk plein in Nederland”, zei ik hem die dag. Hij dacht even na en zei toen droog: “Hoe zegt Johan dat altijd: elk nadeel heb zijn voordeel?”