Direct naar artikelinhoud
ColumnNelleke Noordervliet

Het nieuwe onderwijsplan is een opgewarmde prak

Als de onderwijsorganisaties niets van zich hadden laten horen, zouden ze geen knip voor de neus waard zijn geweest. Het heeft dan ook even geduurd, het was vast een hele klus al die onderwijsorganisaties aan tafel te krijgen om samen een Deltaplan voor ons onderwijs te bedenken. Beurzen open, dijken dicht.

Ik stel me de vergaderingen voor, waarbij iedere organisatie er als een havik op let dat de eigen belangen niet in het gedrang komen. De kakofonie moet oorverdovend zijn geweest. De druk was hoog, want internationaal onderzoek wijst uit dat het Nederlandse onderwijs steeds minder voorstelt. De kinderen zijn gelukkig, maar veel weten ze niet.

Aan het onderwijs wordt al sinds de jaren zestig - toen alles anders moest - eindeloos gesleuteld. Het ene mislukte experiment volgt op het andere. In de jaren tachtig moet de overheid de hand op de knip houden. ‘Onderwijsvernieuwingen’ staan vanaf dat moment in het teken van bezuiniging. En dan neem je wel eens een beslissing die faliekant verkeerd uitpakt: toenmalig minister Deetman van onderwijs verlaagt de salarissen van het onderwijzend personeel aanzienlijk en vergroot de klassen.

Het gevolg wordt in de jaren negentig zichtbaar als maatschappelijk het marktdenken en de jacht op het grote geld bezit neemt van de nieuwe generatie: niemand wil nog voor een habbekrats in het onderwijs werken. Idealisme is voor losers. De kwaliteit van het onderwijs begint te dalen. De roep om vernieuwing is daarop het vertrouwde antwoord. En dus wordt er weer gesleuteld. Oude experimenten worden ­beëindigd en nieuwe begonnen, halfhartig of volledig kapot geamendeerd. Een bombardement van papier op het hoofd van de arme leraren. De behoefte aan controle neemt toe en dus de bureaucratie. De samenleving wordt diverser. Cultuurverschillen maken ook het onderwijs ingewikkelder. Rijke ouders kopen kwaliteit in met bijlessen en toetstraining. Op het vmbo wordt neergekeken. De categorale gymnasia schieten als paddenstoelen uit de grond.

Van de leraren is een deel permanent bijna overspannen, een ander deel is uitgeblust, talentvolle docenten zoeken het hogerop in schoolleiding of andere beleids- en managementfuncties. Weer een ander deel is eigenlijk niet goed toegerust want kan zelf slecht rekenen of spellen, en tenslotte is daar het contingent leraren dat met de kraan open loopt te dweilen, zich de assertieve ouders van het lijf moet houden, en intussen met veel liefde hun in status gedaalde vak uitoefent.

Het onderwijs moet de tijd krijgen zich te herstellen van de kaalslag

Het antwoord van de samenwerkende instellingen die het discussiestuk ‘Toekomst van ons onderwijs’ produceren, is: ‘Jongens, laten we het mislukte jarenzeventigexperiment van de middenschool nieuw leven inblazen!’ Kinderen moeten niet al met twaalf jaar een definitieve keuze maken voor een schooltype. Tot hun 15de zitten ze met elkaar in een groep, ieder werkend op zijn eigen niveau en zich optrekkend aan de anderen. Een gedachte waar ik op zichzelf wel de voordelen van zie, maar het is toch een beetje een opgewarmde prak. Het is het soort compromis dat eruit komt als belangenorganisaties het niet met elkaar eens zijn.

Het plan werkt alleen als de groepen kleiner zijn en de leraren beter opgeleid om een zo gemêleerd gezelschap wendbaar te bedienen. Er zijn dus meer en betere leraren nodig. Die krijg je alleen als je beter betaalt. En als je beter opleidt. Daar moet je mee beginnen voor je wéér een grote wijziging in het onderwijs aanbrengt.

Het belang dat een land hecht aan de kwaliteit van het onderwijs hoeft geen uitdrukking te vinden in ongelimiteerde zakken met geld, geheel naar eigen inzicht te besteden. Maar een duidelijk inhoudelijk perspectief voor de langere termijn, dus langer dan de komende vier jaar, moet zich vertalen in de bijbehorende fondsen.

Het onderwijs moet de tijd krijgen zich te herstellen van de kaalslag. Hou op met de toetsterreur. Verbeter de opleiding. Stel hoge eisen. Heb vertrouwen. Laat zien dat lesgeven een serieus en belangrijk vak is en betaal dat geheel in overeenstemming met de status die het vak behoort te hebben in de samenleving. 

Nelleke Noordervliet (Rotterdam, 1945) schreef meerdere romans, novelle’s en theaterstukken. In 2018 won ze de Constantijn Huygens-prijs voor haar gehele oeuvre. In haar column in Trouw bespiegelt ze tweewekelijks op de actualiteit. Lees ze hier terug.