Direct naar artikelinhoud
Interviewdrugsbeleid

Onderzoeker: cocaïne legaliseren opent nieuwe doos van Pandora

Een medicijn komt nooit zonder bijsluiter op de markt, maar D66 presenteerde deze week een remedie voor een maatschappelijke kwaal zonder een woord vuil te maken aan de mogelijke bijwerkingen. Manifest voor een realistisch drugsbeleid  heet het vlugschrift waarin D66 een lans breekt voor de legalisering van harddrugs.

Bij de legalisering van cocaïne raken meer mensen verslaafd, waarschuwt de Amerikaanse drugsonderzoeker Jon Caulkins.Beeld Hollandse Hoogte / Patricia Rehe

Tactisch spreken de auteurs daarin niet van ‘legalisering’, maar van het onschuldiger klinkende ‘regulering’, ‘een woord dat voorstanders van legalisering gebruiken om zieltjes te winnen zonder de waarheid te hoeven vertellen’, zegt drugsonderzoeker Jon Caulkins (Carnegie Mellon University), bestrijder van de mythes onder zowel voor- als tegenstanders van de ‘war on drugs’.  

Je hoeft geen libertijn te zijn om D66 gelijk te geven dat een debat over drugs hoognodig is. Cru genoeg veroorzaakt het verbod op cocaïne meer schade dan cocaïne zelf, weet Caulkins. Handelaars in verboden waar concurreren nu eenmaal niet met reclameslogans, maar met glocks en kalasjnikovs. Vroeger waren gangsters nog zo netjes om alleen elkaar dood te schieten, maar sinds de maagomdraaiende golf ‘vergismoorden’ – zeker acht sinds 2014, van Rob Zweekhorst (44) tot Mohammed Bouchikhi (17) – en dito liquidaties van advocaat Derk Wiersum en de broer van kroongetuige Nabil B. valt de tol van drugsrepressie niet meer te negeren.

Tegelijkertijd hoef je geen puritein te zijn om te zien dat legalisering de ene doos van Pandora zou sluiten, om een andere te openen. Het is oneerlijk, zegt Caulkins, om alleen de nadelen van huidig beleid te vergelijken met de gehoopte voordelen van ander beleid, zoals D66 doet. ‘Vals’ en ‘misleidend’ noemt hij het dat de partij meermaals de suggestie wekt dat de oorlog tegen drugs niet ‘werkt’. ‘Het verbod op cocaïne is spectaculair succesvol in het opdrijven van de prijzen: het heeft een landbouwproduct dat niet meer zou moeten kosten dan thee relatief gezien duurder gemaakt dan goud’, zegt Caulkins. 

Drankmisbruik

Drugsbeleid is een duivels dilemma tussen gezondheid en geweld: repressie leidt tot minder verslaafden, maar meer geweld; legaliseren tot minder geweld, maar meer verslaafden. Cocaïne is bijvoorbeeld nog verslavender dan alcohol: de kans dat iemand verslaafd raakt is 1 op 6, de ‘winstkans’ van Russische roulette. In de VS is het drankmisbruik vier keer hoger dan het misbruik van alle verboden drugs samen, wat het ergste doet vrezen over de gevolgen van legale cocaïne, zegt Caulkins. Bovendien zou coke-legalisering waarschijnlijk tot meer drankmisbruik leiden: veel cocaïneverslaafden zijn zware drinkers – alcohol is de ‘downer’ waarmee ze na de ‘upper’ cocaïne weer een beetje op aarde terugkeren.

Qua huiselijk geweld en verkeersveiligheid belooft die mix weinig goeds. Drugs kunnen mensen op drie manieren tot geweld drijven, schreef criminoloog Paul Goldstein ooit: doordat ze misdaden plegen om hun verslaving te betalen, betrokken raken bij drugsbendes of onder invloed over de schreef gaan. De eerste twee soorten nemen vermoedelijk af bij legalisering, zegt Caulkins. Drugsverboden kweken geweld – drugshandelaren kunnen immers moeilijk naar de rechter stappen om conflicten op te lossen. Legalisering maakt drugs fors goedkoper, waardoor verslaafden minder hoeven te roven en drugshandel minder lucratief is. De politie heeft bovendien de handen vrij voor andere misdaad. Maar de derde vorm van geweld neemt wel toe, waarschuwt Caulkins: meer mensen kruipen bijvoorbeeld doorgesnoven achter het stuur of slaan hun geliefde in elkaar.

Cocaïne is een nare drug

Sinister aan legalisering is dat het leeuwendeel van de consumptiegroei zou komen door probleemgebruikers. Neem alcohol, zegt Caulkins: hoewel in drankreclames louter ‘sociale drinkers’ figureren, zijn zij financieel amper interessant. ‘De 20 procent zwaarste drinkers genereert 80 procent van de omzet.’ Eén alcoholist die twee flessen per dag drinkt levert meer geld op dan vijftig mensen die alleen ’s weekends een glaasje drinken. Een pleidooi voor coke-legalisering zou vooral steunen op matige ‘snuifduiven’, maar zij zijn slechts dekmantels voor de veel profijtelijkere probleemgebruikers. Een legale drugsindustrie zou een grote financiële prikkel hebben om mensen verslaafd te maken en te houden, waarschuwt Caulkins.

Bovendien is legalisering na invoering nauwelijks terug te draaien. Als veel meer mensen verslaafd raken dan gehoopt, zal al snel de roep om een verbod klinken. Maar handhaving zou dan een grotere nachtmerrie zijn dan ooit: de drugsmaffia maakt weer de dienst uit, maar nu met een veel grotere clientèle. De Amerikaanse drooglegging in de jaren twintig – toen alcohol drinken mocht, maar maken en verkopen niet – mislukte doordat drank te zeer ingeburgerd was. Het valt te bezien, zegt Caulkins, of het een nieuw cokeverbod beter zou vergaan na mislukte legalisering.

‘Jullie gekke gedoogbeleid voor cannabis werkt voor Nederland niet eens zo slecht, maar cocaïne is veel schadelijker. In Europa onderschatten mensen een beetje wat voor een nare drug het is – jullie associëren het vooral met weekend en uitgaan, maar in Latijns-Amerika heeft cokeverslaving zoveel levens verwoest. Naar de precieze bijwerkingen van legalisering kunnen we slechts gissen, wat tot bescheidenheid zou moeten nopen. Dat tot nu toe geen enkel land het Nederlandse model op cocaïne heeft willen uitproberen, kan niet helemaal zonder reden zijn.’