Direct naar artikelinhoud
ANALYSENEDERLAND IN AFGHANISTAN

De realiteit van het front: als de bondgenoten zwalken, zwalkt Nederland mee

In hoeverre werpen de Afghanistan Papers een nieuw licht op de nu zeventien jaar lange Nederlandse bemoeienis met dat land?

Een Nederlandse ISAF-militair van de Bravo Compagnie vraagt aan een groepje Afghaanse mannen of zij zich willen verplaatsen in verband met werkzaamheden aan een weg (2008).Beeld Guus Dubbelman / de Volkskrant

The Afghanistan Papers, deze week gepubliceerd door The Washington Post, schetsen hoe desastreus Amerikaanse diplomaten en militairen de jarenlange missie in Afghanistan vonden terwijl hun politieke bazen mooie praatjes verkochten over ‘vooruitgang’. Misleiding van het publiek, concluderen sommige van hen. 

Toch klinken de hevige twijfels bekend en vertrouwd. Want zo oud als de missie in Afghanistan is, zo oud zijn de discussies over nut, doel, en haalbaarheid ervan. In Amerika, maar ook in Nederland. Politiek Den Haag wil nu weten of de Nederlandse bijdrage soms ook zinloos en ondoordacht was. En is hier ook een te mooi beeld geschetst?

Uit Afghanistan-brieven van het kabinet rijst tot de dag van vandaag naast realisme ook een optimistisch, toekomstgericht beeld op van Afghanistan. Ze winnen aan realiteitsgehalte als je hier en daar ‘zorgwekkend’ vervangt door ‘rampzalig’. Maar weinig bleef de afgelopen zeventien jaar onbesproken. De dilemma’s waren bekend en zijn uitvoerig bediscussieerd. Er viel in 2010 een kabinet over.

Nederlandse betrokkenen wijzen, terugkijkend naar de periode in Uruzgan (2006-2010), waar de meeste van de 25 Nederlandse doden vielen, op de grote verschillen tussen de ruwe, ongepolijste Amerikaanse aanpak en de meer doordachte aanpak van bondgenoten. Nederland smeet geen geld over de balk zonder condities. En de Nederlandse militaire aanpak – stevig waar nodig, open waar mogelijk – die echt geïntegreerd was met politieke doelen en opbouwprojecten, was soms succesvol. 

Alleen: die resultaten konden na vertrek niet vastgehouden worden. Toenmalig Commandant der Strijdkrachten (CDS) Dick Berlijn zei in 2008 dat het ‘generaties’ zou duren om echte vooruitgang te bewerkstelligen. Maar Nederland had en heeft daar het militaire vermogen niet voor, en een eenduidige overkoepelende strategie ontbrak al die jaren. De Amerikanen hebben ‘ongelofelijk gezwalkt’, zegt een Haagse ingewijde.

Tot het afwijzen van de hele missie heeft dat in Den Haag nooit geleid. Voor Nederland is uitgangspunt, zo bevestigde premier Rutte onlangs, dat wij voor onze veiligheid afhankelijk zijn van de VS. Den Haag, en tot op zekere hoogte ook de Navo, volgde Washington. Zeker bij deze missie, die tot stand kwam niet lang nadat de bondgenoot voor het eerst Artikel 5 had ingeroepen wegens de aanslagen op Amerika van 9/11. De Irak-oorlog leidde tot grote tweespalt, de Afghanistan-missie moest de alliantie redden.

Kortom, Nederland kan zich de luxe van onafhankelijk, strategisch nadenken vaak niet veroorloven. Het betonen van solidariteit met bondgenoten via concrete bijdragen is maatgevend – met inachtneming van de steeds langere verlanglijstjes uit de Tweede Kamer en als medicijn tegen de existentiële angst onder generaals dat ze bij niet-inzet helemaal wegbezuinigd worden.

Afhankelijkheid van de grillen van de Amerikanen en die van het eigen parlement, dat zijn zo'n beetje de marges van het Nederlandse veiligheidsbeleid. Geen uitkijk in de nok, maar hokken in Plato’s grot. We kleuren ons vlakje in het kleurboek zo bekwaam mogelijk in, maar de vraag of we wel in het juiste kleurboek bezig zijn is zelden leidend.

Een ingewijde van Defensie noemt de Amerikaanse insteek in Afghanistan ‘het zoveelste voorbeeld dat je als zendeling naar een land gaat in de veronderstelling dat je die lui kunt uitleggen hoe het allemaal moet, waarbij je je weinig gelegen laat liggen aan de culturele omstandigheden’.

Een Mercedes Jeep van de Bravo Compagnie passeert een groep Afghanen tijdens een patrouille (2008).Beeld Guus Dubbelman / de Volkskrant

Nederland pakte het beter aan, vinden we zelf, maar ons vermogen missies voort te zetten is zodanig geslonken dat we uiteindelijk ook telkens weer de bondgenoten teleurstellen. Dat is de ‘zielige sequentie’ waarin Nederland gevangen zit: meedoen uit solidariteit met de bondgenoten, maar dan moeten afhaken tot irritatie van diezelfde bondgenoten. Precies zo ging het in Mali, alleen toen met de Fransen.

Oud-CDS Berlijn benadrukt dat Nederland ‘nooit zo’n negatief gevoel’ heeft gehad als de Amerikanen blijkbaar hadden. ‘En dat hebben ze in de Navo ook nooit met ons gedeeld. Natuurlijk hadden we meer willen bereiken, maar ik sta nog steeds volledig achter de missie.’ Hij benadrukt dat Nederland een ‘ander begrip van de situatie’ had dan de VS. ‘We waren het niet eens met hun keiharde manier van optreden.’

Berlijn erkent dat in operaties buiten Europa de belangen met de VS vaak niet synchroon lopen en ‘dan gaat het schuren’. Niettemin heeft hij moeite met de verontwaardiging over de missie die deze week te horen viel. ‘Je kunt niet zeggen: we gaan deze missie doen, en dan achteraf komen met “het was een waardeloze missie”. Dat is immoreel, ook naar de nabestaanden.’ Cynisme achteraf is makkelijk, zegt een andere betrokkene. ‘Maar het is allemaal niet zo zwart-wit.’

Toch blijft Nederland met knagende vragen zitten. Wat helpt het als de inzet in Uruzgan zinvol was als, ook internationaal, de wil en het vermogen ontbreken die resultaten vast te houden? Wat helpt het als Nederland tactisch juist opereert, maar als de overkoepelende strategie zwabbert en veelal op foute aannames over Afghanistan is gebaseerd?

Het is de vraag of er snel weer  zo’n ‘open-ended’ missie als in Afghanistan zal komen voor Nederland. Sinds 2014 richt de Navo zich weer op de verdediging van Europa. Afghanistan is als raison d’être voor de alliantie niet langer nodig. En Nederland is door jarenlange bezuinigingen sowieso niet meer in staat tot langere militaire bijdragen van enige omvang. 

Aan de andere kant: Nederland blijft voor zijn veiligheid afhankelijk van anderen. En dus van het tonen van solidariteit. Het is dus een kwestie van tijd tot het volgende telefoontje uit Washington. Of Londen of Parijs.