Direct naar artikelinhoud
Slapers en gekkies: een nacht op het Centraal Station
Reportage

Slapers en gekkies: een nacht op het Centraal Station

Beeld Robin Alysha Clemens

Het Centraal Station dat dagelijks een kwart miljoen reizigers verwerkt, verandert aan het eind van de dag in een parallel universum. Een nacht tussen de uitgaansgekkies en (perron)slapers.

Vlak boven de ingang van de AH to go zit een stopcontact. Het kabeltje van zijn oplader is precies lang genoeg, zodat Bennie Hiwat (51) rustig tegen de uren geleden gesloten winkel kan leunen om een bokswedstrijd op zijn telefoonscherm te volgen.

Het is 02.35 uur, een dinsdagnacht, en in de westtunnel van het Centraal Station is een handvol mensen aanwezig.

Hiwat was eigenlijk van plan in te stappen in de nachttrein die over 11 minuten naar Rotterdam vertrekt, maar hij weet nu al dat hij hem gaat missen. “Deze wedstrijd is zo spannend, dus ik denk dat ik een volgende pak,” zegt hij, zijn blik op het scherm van zijn telefoon gericht.

Bennie Hiwat volgt een bokswedstrijd op zijn mobieltje.Beeld Robin Alysha Clemens

Dat hij daarvoor een vol uur moet wachten, is geen probleem. Pas als de zon op is, hoeft hij Hiwat op zijn werk te verschijnen, bij een bottelarij in Schiedam. Hij woont in de buurt van zijn werk, maar Amsterdam ziet hij eigenlijk als zijn stad. “Het is voor mij te duur om hier te wonen, dus pak ik een paar keer per week de trein. Dan hang ik ’s avonds met wat oude vrienden in de Bijlmer, of ga ik naar de film. Daarna kom ik hiernaartoe.”

Nou ja, niet altijd hier bij de AH to go, maar zijn vaste stopcontact verderop bij de Kiosk is deze nacht al bezet.

“Overdag is iedereen haastje-repje, ’s avonds is iedereen hier chill. In de nacht is het een ander soort leven, je ziet Amsterdam en Nederland van een andere kant.”

Hiwat heeft straks nog anderhalf uur in de trein om te slapen, voor hem genoeg om daarna de hele dag kratten te kunnen stapelen en kurken in flessen te doen. Tenminste, als de studenten in de nachttrein hem niet wakker houden. “Die gaan ’s nachts gewoon in de stiltecoupé zitten, zonder rekening te houden met mensen zoals ik, die willen slapen.”

Achter de schermen

De avond is uren eerder, in de avondspits, begonnen op de vrolijke tonen van Bizet in Swing, de centrale hal ingeslingerd door een 70-koppig harmonieorkest. Door het geluid van de fluiten, hobo’s, klarinetten, fagotten, saxofoons, hoorns en pauken voelt Amsterdam CS heel even als een andere plek in een andere tijd. Gare de Strasbourg, eind negentiende eeuw, bijvoorbeeld. Met avondforenzen die nu eens niet haasten om de trein naar Purmerend Overwhere te halen, maar onderweg zijn naar de luxe coupés, waarin ze 72 uur later in Constantinopel zullen arriveren.

Die muziek is toeval: het NS Orkest is deze avond uitgerukt om te vieren dat het Centraal Station 130 jaar geleden werd geopend. Dat is ook de reden waarom stationsmanager René Wubs – niet te verwarren met de manager station, zijn baas – in de hal chocolaatjes staat uit te delen. Zijn rieten mand zet hij even weg om een rondleiding te geven, in aanloop naar de lange nacht.

Wubs gaat door onopvallende deuren en logistieke gangen, en toont het parallelle universum waar het station achter de schermen draaiende wordt gehouden. Met liften om de 87 winkels te bevoorraden, gigantische buizen waarmee het regenwater dat het op het dak valt wordt afgevoerd, enorme cv-ketels en reusachtige vuilnisperscontainers. Loop door een verborgen deur in de wand van de westtunnel en je staat opeens in een steriel, felverlichte kamer: de EHBO-ruimte.

Achter de schermen
Beeld Robin Alysha Clemens

Daar begint Wubs aan een opsomming wat er allemaal gebeurt aan ongevallen. “Er vallen nog weleens mensen van de roltrap, en daar zitten scherpe puntjes aan. Het zijn ook vaak ouderen die nogal eens bloedverdunners gebruiken, dus de schoonmakers hebben er veel werk aan.”

Dat klinkt meer blasé dan hij het bedoelt. Maar sinds architect Pierre Cuypers het gebouw in 1889 opleverde, is het Centraal Station een machine geworden, die elke dag een kwart miljoen reizigers opslokt en weer uitspuugt. Het is een miniatuurversie van het leven buiten het station: alles wat daar gebeurt, gebeurt hier ook. “En het gaat altijd door, het stopt niet,” zegt Wubs. Hoewel: inmiddels is het al bijna acht uur, en zit zijn dienst er al een tijdje op. Morgenochtend leest hij wel in de rapporten wat er die nacht weer is gebeurd.

Kaketoe elvis

Nu de avondspits op zijn einde loopt, wordt het langzaam steeds rustiger in het station. In restaurant 1e Klas wordt nog gedineerd, terwijl een nummer van Laura Pausini op de achtergrond draait en kaketoe Elvis rustig op zijn stok zit. Langs het spoor denderen de treinen.

De dienst van Recep Cakmak (49) zit er bijna op. Als coördinator wal is het zijn taak om alles op te lossen wat het normale ritme verstoort. Een slaapplek vinden voor gestrande reizigers, omdat de dienstregeling platligt, bijvoorbeeld. Of zorgen dat vergeten spullen in de internationale trein retour komen.

Op CS gebeurt veel, heel veel, vertelt Cakmak. Zo’n scène uit een film, waarin een ouder de trein instapt, de deuren sluiten, maar de kinderwagen per ongeluk op het perron laat staan? Cakmak is al bijna vergeten dat het onlangs nog gebeurde. “Mensen kunnen maar op één ding focussen: als ze de trein instappen, laten ze zo vaak hun bagage achter, of dus hun familieleden. En ja, dan ga ik bellen.”

Nu het 23.00 uur is geweest, zit de dienst van Cakmak erop. In het weekend is hij, of een van zijn collega’s, er ook ’s nachts, maar op een dinsdagnacht is er niet veel te doen. “Elke nacht zie je dezelfde overgangen. De eerste scheiding is rond 01.00 uur. Tot die tijd heb je dronken mensen, maar die zijn nog niet de weg kwijt. Ze hebben een plan. Daarna komen de mensen die soms geen idee meer hebben van waar ze zijn, of hoe ze thuiskomen. De types zijn elke nacht hetzelfde, maar richting het weekend worden de aantallen steeds groter.”

Als de winkels in de tunnels zijn gesloten, 1e Klas al dicht is, en ook bij Burger King op perron 2a de schoonmaak is begonnen – nadat vlak voor middernacht een paar mensen kwamen aanrennen voor de laatste bestelling – beginnen Petra en Lennart van beveiligingsdienst Trigion aan een ronde door het station. Ze maken deel uit van het kleine team dat ’s nachts op CS werkt, met medewerkers van Veiligheid & Service, mensen in de cameratoezichtruimte, een perronopzichter, een nachtkassier en een schoonmaakploeg.

Lennart doet dit werk al dertien jaar. “Het is alsof je op een terrasje zit en krijgt betaald om te kijken,” zegt hij, terwijl hij begint aan het afsluiten van een groot deel van het station. Alle deuren, behalve die van de westtunnel, gaan ’s nachts op slot.

Ondertussen vertelt hij over de arche­types van de nacht: de uitgaansgekkie, de perronslaper, de drugsdealer, de wildplasser, de toerist-die-het-gigantische-bord-heeft-gemist-waarop-staat-dat-de-bagagekluizen-’s-nachts-dicht-zijn. “Let op, als we langs de piano lopen, springt de man die er altijd tot laat zit meteen op,” zegt Petra. “Hij weet dat hij weg moet.”

En inderdaad, rond 00.40, gebeurt precies dat. Al bij het zien van de beveiligers stopt de muziek en haast hij zich naar buiten. Speelt hij echt elke nacht? De man wil er niets over kwijt. “Iemand die zojuist piano heeft gespeeld, is een tijdje verminderd aanspreekbaar. Alles moet nog even indalen.”

Kat-en-muisspel

Terwijl de grote deuren rondom CS dichtgaan, meldt zich de eerste beteuterde toerist die een nachttrein moet halen, maar nog bagage in de kluisjes heeft liggen. Hij heeft mazzel: Lennart belooft op het einde de ruimte nog even open te doen.

Zo is de nacht opeens echt begonnen. De reguliere reizigers zijn vertrokken, en wat achterblijft zit voornamelijk slapend op bankjes. “Soms slapen ze zo vast, zo vast,” zegt Petra. “Dan krijg je ze niet wakker. Je kunt ze aanspreken, aantikken, maar ho maar.”

In dat geval kan ze de hulp van collega’s van Veiligheid & Service inschakelen, die hebben wat meer bevoegdheden.

De vrouw die ze nu aantikt, schrikt meteen wakker. Ze lijkt netjes gekleed, maar is volgens Petra ‘duidelijk een dakloze’. Hoe ze dat ziet? “Ik ga hier niet zitten slapen.”

Na een paar minuten voor zich uit te hebben gestaard, staat de vrouw op en loopt ze richting de westtunnel. Waarschijnlijk gaat ze ergens anders liggen. “Maar dan is het het pakkie aan van V&S.”

Het is het begin van een kat-en-muisspel dat de hele nacht zou kunnen duren.

Als de deuren en tunnels zijn afgesloten, en voor de roltrappen rode lintjes hangen, zit de belangrijkste taak voor Petra en Lennart erop. Als er nog iemand rondloopt in het afgesloten gedeelte, krijgen ze wel een seintje van cameratoezicht. Waarschijnlijker is dat ze niet meer in actie hoeven te komen, en pas tegen de ochtend het station moeten openen.

Nu, aan het begin van de nacht, is het in de verlaten IJ-passage zo stil dat je het station geluid hoort maken: de luchtinstallatie bromt en de grote tv-schermen met advertenties zoemen. Het geluid van een trein die boven op het spoor tot stilstand komt, is opeens oorverdovend en doet de vloer trillen.

Een muisje rent door de lege hal, een reiziger zoekt naar de uitgang en een medewerker van de schoonmaakploeg zigzagt op een boenmachine over de vloer. Het schoonmaken is het enige wat echt nooit stopt op CS. Zelfs op oudejaarsavond, de ene keer in het jaar dat het hele station even een paar uur dicht is, zijn de schoonmakers actief: het is de enige kans die ze per jaar krijgen om de westtunnel, die altijd open is, grondig te reinigen.

Een medewerker van de schoonmaakploeg op de boenmachine.Beeld Robin Alysha Clemens

Ook buiten, rondom CS, is het stil. Voor de ingang zit alleen Jamal uit Algerije eenzaam te zijn, met een been omhoog in een rolstoel. Door Petra en Lennart is hij weggestuurd, en nu is hij van plan de nacht hier door te brengen. In zijn hand heeft hij een briefje dat hij van de politie heeft gekregen, met een adres van een opvangcentrum in Nieuw-West. Daar gaat hij morgenochtend heen.

Ook achter CS is het rustig. In de jaren negentig werd het hier door burgemeester Patijn tot noodgebied verklaard, vanwege de honderden verslaafden die er rondhingen. Het Centraal Station is nog steeds het nachtelijk afvoerputje van de stad, maar wel alleen voor mensen met een opgeladen ov-chipkaart.

De rest komt niet verder dan wat offi­cieel de IJ-hal heet, maar ’s nachts de Döner-hal wordt genoemd, vanwege de kebabzaak voor de poortjes die tot een uur of vijf open is.

Heel even lijkt de hal een gezellige plek te zijn, totdat je beseft dat de muziek die hard uit de speakers komt van de Efteling-attractie Carnaval Festival is, en dat een paar van dat soort op de zenuwen werkende nummers op repeat staat.

Dat heeft niet helemaal het beoogde effect: alle bankjes liggen vol, met een man of dertig in totaal. Sommigen slapen, anderen kijken video’s op YouTube. Zin in een gesprek hebben ze niet, of er is een taalbarrière. De vrouw die door Petra werd wakker gemaakt ligt met haar hoofd in de schoot van een man. Ook Jamal komt even later in zijn rolstoel aanrijden.

Baklava

Gezelliger is het in The Döner Company, bij Abdulkadir Öz (27) die een paar stukjes baklava in een doosje doet. Hij vertelt dat hij drie jaar geleden nog geen Nederlands sprak, en nu manager is. Hij werkt hier vijf, soms zes, nachten per week. Straks om vijf uur reist hij in een uur naar huis in Huizen, geeft hij zijn dochters een kus, gaat hij slapen tot een uur of één om tegen het einde van de middag weer naar CS te gaan.

“Het lastigste is dat veel mensen dronken zijn, en je niet kunt verstaan wat ze bestellen,” zegt Öz. “Of dat mensen eigenlijk vegetarisch zijn, maar omdat ze gedronken hebben opeens heel lang gaan twijfelen of ze wel of geen vlees zullen bestellen,” zegt hij.

Öz vertelt over de vaste klanten, de drukte in de weekenden en dat mensen soms boos worden als ze te vinden dat het te lang duurt. “We snijden het vlees zo dun mogelijk, maar je moet het goed bakken, anders kunnen mensen ziek worden. Het kan niet sneller, het moet wel goed zijn.”

Misschien is het de Eftelingmuziek, maar wat vooral opvalt is de gemoedelijkheid, ’s nachts op CS. “Je bent ook op het verkeerde moment,” zegt Silvion van V&S. Met zijn collega’s Dogan, Ellen en Tamara staat hij bij de poortjes aan de Centrumzijde van CS. “In de zomer moet je hier zijn, als de gangen vol slaapzakken met toeristen liggen. Of in de jaren tachtig, toen het hier nog een tippelzone voor crackjunkies was.”

Ellen en Tamara van Veiligheid & Service.Beeld Robin Alysha Clemens

Maar ook nu maken ze genoeg mee. Mensen zijn doorgesnoven, doorgespoten, doorgeslikt. Ze zien slapers en springers. Ze zijn als eersten aanwezig bij een hartstilstand. En ze worden weleens uitgescholden, door zwartrijders. Of als ze een boete uitdelen aan iemand die tegen het station aan staat te plassen. Bij ‘kankerhoer’ kunnen ze nog de-escaleren, als iemand in het gezicht wordt gespuugd – zoals onlangs nog bij een collega gebeurde – niet meer.

“Maar we hebben geweldsbevoegdheid,” zegt Ellen.

Vanavond is er nog niet veel gebeurd. Ze hebben net alleen een man weggehaald die al een tijdje onder het raam van de nachtkassier lag te slapen.

De nachtkassier is Ruben (22). Hij kent het spoorboekje van de nacht als geen ander. Straks, vanaf een uur of vier, komen bijvoorbeeld de ‘dames van lichte zeden’ cash op hun ov-chipkaart zetten, vertelt hij. Rond vijf uur de paniekerige toeristen die hun bagage nodig hebben voordat de trein naar Berlijn gaat. En vlak daarna de stroom daklozen, omdat de warme passage waar geen ov-chipkaart voor nodig is, weer opengaat.

Nu aanschouwt Ruben de ruzie voor zijn neus tussen een Engelse man en vrouw – onduidelijk waarover. Dan gaan ze zitten tegen de muur, valt zij in slaap, staat hij op, koopt hij een kaartje naar Schiphol en loopt hij weg.

Radeloosheid en ruzies

Even later zegt Ruben ‘hé, big friend’ tegen een man die zoals altijd een kaartje naar Schiphol koopt.

Ruben probeert de afdrukken van boze vuisten op het raam aan te wijzen, maar de ruiten zijn net schoongemaakt. “Mensen worden boos om alles. Het zijn niet per se jongeren, opvallend vaak mensen van in de vijftig die op zaterdagavond te veel wijn op hebben.”

De man die onder Rubens raam lag te slapen en later door Ellen en Tamara van Veiligheid & Service werd weggehaald.Beeld Robin Alysha Clemens

Hij ziet het allemaal aan; het gehannes met kaartjes, de radeloosheid, de ruzies, het gespuis. Het doet hem afvragen: de glazen wand voor zijn neus heeft iets van een aquarium, maar wie is eigenlijk de vis?

Als hij later vertelt dat hij een paar dagen eerder met V&S nog iemand heeft gereanimeerd, is het antwoord op die vraag duidelijk.

Nachtkassier Ruben.Beeld Robin Alysha Clemens

Het is tegen 04.00 uur en een klein rondje leert dat er deze nacht tussen de vijftien en twintig mensen echt slapend op CS doorbrengen, de persoon met knalrode schoenen die al de hele nacht op een bankje op het afgesloten spoor 14 ligt meegeteld. Dat hij midden in het zicht van de bewakingscamera ligt, laat zien dat ze bij cameratoezicht niet altijd zin hebben in een kat-en-muisspel.

Het eerste teken dat de nacht op zijn einde loopt, is dat er opeens karretjes met goederen door het station worden getrokken: de leveranciers voor de winkels zijn al aan het lossen. Bij de AH to go loopt al weer iemand rond, en in de Kiosk wordt de oven voorverwarmd. Petra en Lennard laten hun gezicht weer zien en beginnen aan hun openingsronde.

Ondertussen leunt Dan Bentley (27) op een bankje met een bebloede neus tegen een pilaar. Vechtpartij? Nee, gebeurd in de moshpit bij een optreden van Blasterjaxx, een dj. Hij is ervoor uit Birmingham komen vliegen: gistermiddag om drie uur is hij geland en straks neemt hij de eerste vlucht terug. Op de grond ligt zijn vriend Paddy (26), met een capuchontrui over zijn hoofd. “I’m just so tired, I need water,” kreunt hij.

Paddy uit Birmingham.Beeld Robin Alysha Clemens

Dat het nachtleven echt is afgelopen, blijkt ook bij de poortjes waar Ellen en Tamara van V&S staan. De gratis krant Metro is net in de bakken gelegd, en ze willen eigenlijk hun horoscoop lezen, maar dan komt een jongen aanlopen. Hij vertelt een verhaal vol met tegenstrijdigheden.

Over een best lekker chickie, die naar de keel was gegrepen op straat en van haar portemonnee was beroofd, en daarna werd lastiggevallen door een gestolen-fiets-verkoper die erop stond dat hij haar naar huis mocht brengen, terwijl hij het idee had dat ze zich veiliger bij hem zou voelen en toen heeft hij de politie gebeld, nee, had hij de politie moeten bellen, maar hij sloeg hem en o, was hij maar sterker en met zijn hand maakt hij een soort snijbewegingen in de lucht.

“Pillen of coke, denk coke,” zegt Ellen, met de krant in haar hand omdat ze eigenlijk de horoscopen wilde voorlezen.

Dat lukt niet. De man die eerder keihard schreeuwde ‘ik laat me niet gijzelen!’ toen hij vanwege ‘een verloren ov-chipkaart’ niet door de poortjes kon, is weer terug. Hij begint weer: ‘lieverds’, terwijl hij op zijn telefoon appjes laat lezen die moeten bewijzen dat hij echt een kaartje heeft.

“Wat staat daar nou voor appje, over dat je een poortje op Sloterdijk hebt ingetrapt?” zegt Tamara.

De man is snel weer verdwenen.

Nacht naar dag

De nacht is echt voorbij als Mathijs Duin (55) arriveert. Om 03.47 is hij in de nachtbus gestapt, zodat hij om 05.00 uur de Kiosk kan openen. “Ik leef met het licht, net als de boeren,” zegt hij.

Dat doet hij al twintig jaar, en zijn klanten zijn gewend aan de geluidjes die hij maakt bij het afrekenen van de koffie. Boing, ting-tong, zegt hij bijvoorbeeld, als hij iets intikt op de kassa. Pin-pin, als mensen willen pinnen. “Dat gaat er nu niet meer uit.”

Mathijs Duin opent de Kiosk om 05.00 uur: ‘Ik leef met het licht, net als de boeren.’Beeld Robin Alysha Clemens

In de twintig jaar heeft hij de drukte in de stad zien toenemen, de modetrends zien veranderen. Op CS is het rustiger geworden. Twintig jaar geleden stond er midden in de spits iemand in een lsd-trip op het midden van de balie. Zoiets ziet hij nu niet meer snel gebeuren.

De overgang van nacht naar dag kent hij als geen ander. Vanaf nu wordt het ongemerkt steeds drukker. “De eerste stoot van mensen komt eraan. Dat gaat door tot halfnegen. En is het altijd, al jaren, opeens een minuut of twee stil. Even rust, en daarna weer door.”