Direct naar artikelinhoud
ColumnLeonie Breebaart

Pas als je daadwer­ke­lijk ómvalt en al je reserves hebt aangesproken, mag je trots zijn op jezelf

Pas als je daadwer­ke­lijk ómvalt en al je reserves hebt aangesproken, mag je trots zijn op jezelf

De redenering was zo bizar dat je haar liever niet zou herhalen, maar toch nog even aandacht voor het artikel dat arbeidspsycholoog Jan Machek maandag in Trouw schreef onder de kop ‘Werkstress bestaat niet’. Want dat vond de auteur, stafpsycholoog bij ArboNed, dat werkstress ‘niet bestaat’. Hoe dat zo? Nou, anders dan het geval is bij externe factoren die het lichaam aantasten (stof, lawaai, chroom-6) is werkstress iets psychisch, redeneert Machek. Daaruit volgt volgens hem dat de spanning alleen maar ‘van binnenuit’ kan komen. “Met andere woorden, werkstress heeft niet te maken met (de omstandigheden van) het werk, maar wat ik mezelf vertel daarover. En psychische klachten zijn dus zeker niet het gevolg van die (werk)omstandigheden, maar van mijn eigen psyche of geest en alles wat ik daarmee verzin over de wereld om mij heen.”

Misschien moet de stafpsycholoog gaan werken voor de geheime dienst van Noord-Korea. Want volgens zijn redenatie kun je mensen onderwerpen aan de gruwelijkste psychische druk; zolang je het lichaam maar met rust laat, berokken je geen stressschade. Psychische klachten zijn immers ‘wat ik mijzelf vertel’.

Mentale druk

Waarschijnlijk bedoelt Jan Machek dat iedereen anders reageert op mentale druk, maar dat geeft bedrijven natuurlijk nog niet het recht de gevolgen van een opgefokte bedrijfscultuur geheel af te wentelen op de werknemer.

En opgefokt is de bedrijfscultuur van nu – dat begreep ik tenminste van Ben Tiggelaar, die wekelijks in NRC Handelsblad een column schrijft over leiderschap, werk en management. Onder de titel ‘Echt, je onderschat jezelf’ vertelde hij deze week gefascineerd te zijn door het kennelijk populaire idee ‘dat veel grenzen tussen je oren zitten’. Een fysioloog uit Kent was er namelijk achter gekomen dat mensen die dénken aan het eind van hun krachten te zijn, vaak nog over een flinke reserve beschikken. “Soms meer dan 50 procent.” Zulke reserves kun je zelf aanboren, bijvoorbeeld door ‘het negeren van lichamelijke signalen tot het moment dat je domweg omvalt’.

Belemmeringen in het hoofd

Fascinerend inderdaad, maar vooral nuttige kennis voor topsporters, lijkt mij, of voor mensen in extreem moeilijke omstandigheden – vluchtelingen bijvoorbeeld. Toch was dat niet het publiek waaraan Tiggelaar zijn boodschap kwijt wilde, hem ging het om ‘gewone mensen’. “Topsporters weten het al lang, maar ook voor gewone mensen zoals jij en ik is het nuttige kennis: veel belemmeringen die je ervaart zijn niet reëel, maar bestaan vooral in je hoofd.”

Kijk, daar hebben we het weer, het idee dat we onszelf eindeloos kunnen verbeteren, en dus ook moeten verbeteren – dat willen altijd kunnen betekent. Uitgeput? Welnee, je kunt nog best een tandje bijzetten!

Dat is kennelijk hoe we onze hersenen moeten zien, als een motor die we naar believen kunnen opvoeren, niet als een deel van ons lichaam dat overbelast kan raken. Als dit de mode is onder arbeidspsychologen, hoeft de burn-outepidemie inderdaad niemand te verbazen. Pas als je daadwer­ke­lijk ómvalt en ál je reserves hebt aangesproken, mag je trots zijn op jezelf.

Wat is daar nou erg aan? Leonie Breebaart onderzoekt in haar column de actualiteit op filosofische wijze. Lees ze hier terug.