Direct naar artikelinhoud
Rutte levert een proeve van staatsbeleid
Column

Rutte levert een proeve van staatsbeleid

Aan het begin van dit jaar was de vraag: valt Rutte of wordt hij staatsman? Nu zijn we een klimaatakkoord, een pensioenakkoord en een stikstofakkoord verder en Rutte zit er nog. Hij maakte eind vorige maand zijn negende jaar in het Torentje vol, toont geen tekenen van verzwakking en lijkt op weg naar een vierde termijn als premier.

De vraag naar het staatsmanschap brengt in Nederland al gauw een zekere verlegenheid mee. Deze status lijkt toch voorbehouden aan de grote landen met hun ongenaakbare voorbeelden Napoleon, Bismarck en Churchill. Heeft Denemarken een staatsman voortgebracht? Wij hebben natuurlijk Thorbecke, de hervormer van ons staatsbestel.

Deze liberale politicus had op de vraag wel een antwoord: ‘Staatsman is niet, die redevoeringen houdt, maar die proeven van staatsbeleid geeft’, schreef hij in zijn politieke testament. ‘Hij regeert minder door zijn woord, hoe groot ook de werking daarvan zij, dan door zijn karakter en het vertrouwen dat hij, handelende, inboezemt’.

Volgens zijn biograaf Remieg Aerts was dat testament van Thorbecke, zijn Narede, van begin tot eind ‘het zelfportret van de ware staatsman’. Nu had de liberaal met zijn wapenfeiten wel enig recht van spreken. Niettemin wijst Aerts erop dat sommige critici Thorbecke tot de politici rekenden ‘die min of meer toevallig op de goede plaats stonden toen de historische noodzakelijkheid langskwam’.

De lessen van Machiavelli

Meer dan een relativering lijkt het me een bewijs van politieke intuïtie dat je, volgens de lessen van Machiavelli, gebruikmaakt van tijd en omstandigheden om je doel te bereiken. Thorbecke handelde bovendien in de geest van zijn latere woorden, toen hij zijn eerste kabinet aan de Tweede Kamer presenteerde: ‘Wacht op onze daden­­’.

Bij de terughoudendheid een politicus het predikaat ‘staatsman’ te verlenen speelt, behalve het relatieve machtsgewicht van de natie, vermoedelijk ook een rol onze burgerlijke, in de Hollandse steden gevormde geest van vrijheidslievendheid en gelijkheid. Die geest verhoudt zich slecht tot macht; veeleer dwingt zij tot samenwerking en compromis; daaraan moest ook de deels in Duitsland geschoolde Thorbecke zich aanpassen.

John Adams, de eerste Amerikaanse ambassadeur in ons land eind 18de eeuw, schreef in zijn dagboek dat ons staatsbestel erop gericht leek daadkracht tegen te gaan. Hij kon er niet bij: ‘Een republiek zonder handelingsbevoegdheid’. Voor zover de natie dan toch staatslieden heeft voortgebracht, waren dat de politici die de neiging tot uitstel en vermijding trotseerden en een ingrijpende omslag tot stand brachten. Na Thorbecke waren dat Cort van der Linden (beëindiging Schoolstrijd, invoering algemeen kiesrecht), Drees (wederopbouw), Piet de Jong (opvangen culturele revolutie) en Lubbers (temmen verzorgingsstaat).

Onze typische coalitiepolitiek

Bij uitstek de liberaal Cort van der Linden legde met zijn grote compromis in 1917 de basis voor onze typische coalitiepolitiek, waarin de macht van de enkeling of de enkele partij beperkt is en de wil van alle coalitiepartijen de slagvaardigheid bepaalt. Het spreekt vanzelf dat het er niet gemakkelijker op wordt als er meer partijen nodig zijn om een werkzaam draagvlak te creëren.

De oppositie bekritiseerde deze week het stikstofakkoord als ‘te laat en te weinig’ dan wel, uit de populistische hoek, als ‘te veel en onnodig’. Niks mis mee, een bewijs zelfs dat het kabinet een middenweg heeft gevonden, maar de kritiek beneemt het zicht op het wonder van het akkoord zelf. Al zet het nog niet veel zoden aan de dijk in het reduceren van stikstofuitstoot, het laat iets van politieke moed zien en bereidt de natie voor op ingrijpender maatregelen.

Verscheidenheid in de samenleving

Zoals zo vaak was er druk van buitenaf voor nodig, in dit geval de rechter, om een regerende coalitie in beweging te zetten. Ons bestel doet beter dan een tweepartijenstelsel recht aan de verscheidenheid in de samenleving, het dwingt tot samenwerking en functioneert naar behoren, maar een onmiskenbaar nadeel is dat partijen elkaar lang in gijzeling kunnen houden, waardoor inertie optreedt. Dan komt de druk van de rechter, of van de Europese Commissie, of van een groeiend leger werklozen of van revolutionaire woelingen in omringende landen, als geroepen.

De pijnlijkste voorbeelden van de Haagse lange baan: de hypotheekrente-aftrek, de pensioenen en de stikstofaanpak; alle drie kwesties die niet uit de lucht kwamen vallen. Rutte zei donderdag in het Kamerdebat tegen PVV-fractieleider Wilders dat leiderschap niet is je kop in het zand steken, maar problemen frontaal aanpakken. Dat is een iets te mooie voorstelling van zaken. De moeilijkheidsgraad van zijn premierschap is nu juist dat zijn marges smaller dan smal zijn. Dan toch een omslag voor elkaar krijgen is duivelskunst, zo niet een proeve van staatsbeleid.

Hans Goslinga schrijft elk weekend een beschouwing over de staat van onze politiek en onze democratie. Lees ze hier terug.