Direct naar artikelinhoud
ReportageFranse volksopstand

De geest van de gele hesjes leeft in Toulouse

Philippe Barnès (R) in gesprek met geestverwanten Philippe Dagoul, Catherine Pons en Vincent Coulon naast een hut bij de rotonde waar ze ieder weekend bijeenkomen.Beeld Joris Van Gennip

Een jaar na de stormachtige opkomst van de gele hesjes leeft de geest der revolutie voort op talloze rotonden en pleinen. Vlakbij Toulouse vinden ze dat je radicaal moet blijven, ‘anders besta je niet’. Belofte: op 5 december leggen ze weer het hele land plat.

Als Philippe Barnès praat over de eerste demonstratie van de gele hesjes, zondag precies een jaar geleden, beginnen zijn ogen te stralen. ‘Het was één groot feest’, zegt de 54-jarige tekenleraar uit Villefranche-de-Lauragais in de buurt van Toulouse, terwijl hij wijst naar de rotonde waar het voor hem allemaal begon. ‘Het zag hier zwart, of eigenlijk geel, van de mensen.’ Eindelijk, dacht Barnès. ‘Het Franse volk leeft nog.’

Op 17 november 2018 gingen 282 duizend Fransen in reflecterende gele hesjes de straat op om te protesteren tegen een verhoging van de brandstofaccijnzen. Maandenlang bezetten ze rotondes, tolpoortjes, straten en pleinen. De aanvankelijke woede over de hoge benzineprijs groeide al snel uit tot een algehele volksopstand van de lage middenklasse. De gele hesjes waren niet weg te slaan uit het nieuws, en dwongen president Macron tot een pakket aan sociaaleconomische tegemoetkomingen. Dat pakket bracht de woede overigens allerminst tot bedaren.

Philippe Barnés (R) met strijdmakkers in bar Le Platio in Villefranche-de-Lauragais.Beeld Joris Van Gennip

Strijdfase

Hoewel er nog iedere zaterdag honderden Fransen de straat opgaan, is ‘de strijdfase’ van de beweging voorbij, zegt socioloog Michel Wieviorka, directeur van EHESS, een universiteit voor sociale wetenschappen in Parijs. ‘Het lukt de gele hesjes niet meer om wekelijks mensenmassa’s te mobiliseren en de media te domineren. Maar daarmee is de beweging nog niet weg. Het gevoel verwaarloosd te worden door de machthebbers is niet verdwenen.’

17 november voelt voor veel demonstranten een jaar later in de eerste plaats als een reünie, een dag om herinneringen op te halen. Maar dat betekent niet dat de gilets jaunes rijp zijn voor de geschiedenisboeken, waarschuwt Barnès. ‘We moeten andere manieren vinden om onze strijd voort te zetten.’

Philippe Dagoul laat een filmpje zien van een protestbijeenkomst van de Gele Hesjes.Beeld Joris Van Gennip

Terugkijken én vooruitkijken, dat was het verzoek van deze krant aan een aantal fanatieke gele hesjes in het slaperige dorpje Villefranche-de-Lauragais. Vanuit dat dorp trokken veel demonstranten iedere zaterdag naar Toulouse, de vierde stad van Frankrijk. Dat ontpopte zich als een van de epicentra van de gelehesjesbeweging. Op sommige protestdagen liepen in Toulouse meer betogers dan in Parijs. Veel van hen kwamen uit dorpen in de periferie, dorpen als Villefranche-de-Lauragais.

Maar Barnès wil eerst weten wat voor vlees hij in de kuip heeft. Dus gaat hij niet zomaar op ‘de rotonde’ afspreken, nee, eerst op neutraler trein, in een dorpskroeg. ‘Ik vertrouw journalisten niet’, zegt hij aan de telefoon. ‘Kom maar naar het café. Ik leg een sleutelhanger van een geel hesje voor me op tafel, dan kun je me herkennen.’

In Le Platio, de enige kroeg aan het verder uitgestorven dorpsplein waar Barnès met wat strijdmakkers zit, gaan de krachttermen sneller over de toonbank dan de biertjes. Grootste boosdoeners zijn de twee M’s: Macron en Mondialisme. Beide worden uitgesproken alsof het besmettelijke ziektes betreft. Ook politieke partijen (‘dood en begraven’), vakbonden (‘wegbereiders van het kapitaal’) en de media (‘des putes à Macron’, hoeren van Macron, red.) moeten het ontgelden.

‘Je moet radicaal zijn, anders besta je niet’, vindt Barnès, die tijdens betogingen in Parijs een aantal lege traangasgranaten meenam, die hij thuis als trofeeën bewaart. ‘Europa duwt ons naar de afgrond. Het enige wat ons hier beschermt, is de natie. En juist dat willen de mondialisten kapotmaken.’

Gregory Picome houdt zijn gele hesje vast in de woonkamer van Philippe Barnés.Beeld Joris Van Gennip

Broederschap

Maar vraag de gele hesjes naar hun ervaringen op de rotonde, en de gezichten klaren op. Vol liefde spreken ze over de plek waar ze elkaar leerden kennen, en waar ze ‘hebben herontdekt wat broederschap betekent’.

‘Iedereen droeg zijn steentje bij’, zegt Vincent Coulon, een 38-jarige muzikant met lang haar en een Led Zeppelin-shirt. ‘Mensen stopten om ons flessen wijn te geven, of een heel everzwijn.’ Zelfs de kerstdagen brachten ze op de rotonde door, vertelt Coulon. ‘Toen kregen we oesters en champagne van automobilisten.’

Niet veel later is het laatste restje wantrouwen weggeëbd, en laten de gele hesjes hun ‘kasteel’ zien, een zelf gefabriceerde blokhut die eerst pontificaal op de rotonde stond, tot de gemeente daar een einde aan maakte. Sindsdien staat hun hoofdkwartier honderd meter verder, op een braakliggend stukje grond dat hen door een sympathisant ter beschikking is gesteld. ‘Hier kan niemand ons wegsturen’, zegt de 72-jarige Catherine Pons. ‘Ici, on est chez nous.’

Dit is de bakermat van hun strijd, vindt Barnès. ‘De grote steden hebben we allang verloren aan de rijken. De echte strijd wordt hier gestreden. Hier verdwijnen de postkantoren en de apotheken. We vechten om hier te kunnen blijven leven zoals onze ouders en grootouders dat deden.’

Over hoe die strijd moet worden voortgezet, lopen de meningen uiteen. Sommige gele hesjes pleiten voor een convergence des luttes, een klassiek begrip uit het Franse actiewezen dat ‘samenkomst van de strijd’ betekent. De beweging zou in die visie samen moeten optrekken met andere actiegroepen. Volgens Philippe Dagoul (73), die de studentenrevolte van mei ’68 heeft meegemaakt, is dat dé manier om opnieuw een vuist te kunnen maken.

Philippe Barnés laat de zelfgebouwde hut zien bij de rotonde waar ze met een groep Gele Hesjes ieder weekend bijeenkomen.Beeld Joris Van Gennip

Doorstart

Als het de gele hesjes lukt aansluiting te vinden bij andere sociaaleconomische protesten, dan zou de beweging een doorstart kunnen maken, denkt socioloog Wieviorka. ‘Ziekenhuispersoneel demonstreert al weken, studenten gaan de straten op. Dit land kan zo weer in een grote mobilisatie vervallen.’ Veel ogen zijn gericht op 5 december, als een ‘interprofessionele staking’ tegen de pensioenhervorming plaatsvindt, waarbij de gele hesjes zich hebben aangesloten.

Barnès en de zijnen verheugen zich op die dag, waarop volgens hen ‘het hele land plat zal liggen’. Maar eerst gaan ze de verjaardag van hun beweging vieren, op hun terrein, bij hun rotonde. Er zullen ongetwijfeld minder mensen zijn dan op die onvergetelijke zaterdag een jaar geleden, denkt Dagoul, maar dat deert niet. ‘L’esprit des gilets jaunes, daar gaat het om. De geest van de gele hesjes leeft voort.’