Direct naar artikelinhoud
OnderwijsDiversiteit

Meer mannen voor de klas? Graag! Maar hoe?

Leraren staakten deze maand opnieuw voor meer geld om de problemen met de werkdruk, het lerarentekort en de salarissen op te lossen.Beeld ANP

Het aantal mannen voor de klas daalt al jaren. Om daar verandering in te brengen, is de alliantie ‘Divers voor de klas’ opgericht om meer meesters en mensen met verschillende achtergronden voor het onderwijs te winnen. Wat is daarvoor nodig?

Het is zeker geen ‘anti-juffending’, benadrukt Robert Jan Kooiman van stichting Meestert. Maar het aantal meesters voor de klas moet echt omhoog. “Het is goed als kinderen verschillende rolmodellen zien. Door divers samengestelde teams vergroot je de kwaliteit van het onderwijs. Wetenschappelijk is het niet aan te tonen dat een meester beter lesgeeft dan een juf, of andersom. Het is vooral een maatschappelijke behoefte.”

Om daar gehoor aan te geven, slaat stichting Meestert (die meer mannen voor de klas wil krijgen) de handen ineen met de PO-Raad, de VO-Raad en het Landelijk Overleg Lerarenopleidingen Basisonderwijs (Lobo). Met hun nieuwe alliantie ‘Divers voor de klas’ hopen ze het aantal meesters en mensen met verschillende achtergronden voor de klas de komende drie jaar flink op te krikken. Concrete doelen zijn er nog niet, zegt Kooiman. Die gaan ze de komende maanden opstellen en in maart verschijnt er een manifest. Een meerderheid in de Tweede Kamer deelt de wens van Kooiman en stemde dinsdag voor een motie van Denk die erop neerkomt dat de man-vrouwverhoudingen op basisscholen evenwichtiger moet. “Het heeft een positief effect op de ontwikkelingen van kinderen", staat er in de motie.

De daling van het aantal meesters is al in de jaren tachtig ingezet. Daarvoor ging de verhouding mannen en vrouwen redelijk gelijk op, maar in zowel het basis- en voortgezet onderwijs als in het mbo daalt het percentage mannen al jaren. Op de basisschool staat het laagste percentage mannen voor de klas (19 procent), gevolgd door het mbo (47 procent) en voortgezet onderwijs (50 procent).

Ook op de Pabo’s zijn de mannen in de minderheid. In 2015 werden er 16.755 vrouwen opgeleid versus 4.472 mannen. Er is bovendien veel uitval onder mannen. Na vijf jaar opleiding heeft slechts een kwart van de mannelijke pabo-studenten een diploma gehaald, versus ruim de helft van de vrouwelijke studenten.

Dat in 1984 de voorheen aparte kleuteropleiding samengevoegd werd met de Pabo, ziet Kooiman als een belangrijke oorzaak voor het dalende animo bij mannen, die ‘vaak niet zitten te wachten op billen en snotneuzen afvegen’. Ook de emancipatie van vrouwen speelt volgens hem een rol. In de jaren tachtig zijn veel vrouwen gaan werken. Ze kozen in groten getale voor het onderwijs, omdat je daar makkelijk in deeltijd kunt werken. “Daar hoefde je in het bedrijfsleven toen niet mee aan te komen.”

Verplichte kleuterstage 

Om het tij te keren, zijn er verschillende maatregelen nodig, schetst Kooiman. Een goede optie zou het afschaffen van verplichte kleuterstages op de Pabo kunnen zijn. Dat gebeurt niet overal, maar wel bij een aantal opleidingen. “Sommige Pabo’s hebben gelijk in het eerste jaar een verplichte kleuterstage. Dat kan een 17-jarige jongen afschrikken. En stage lopen bij een meester kan voor jongens juist helpen.”

Gerda Geerdink, die aan de Hogeschool Arnhem en Nijmegen (Han) onderzoek doet naar uitval bij sociale minderheidsgroepen, is het daar niet mee eens. Volgens haar moeten Pabo’s juist geen speciale maatregelen treffen voor jongens of studenten met een migratieachtergrond, maar beter naar individuele behoeftes kijken. Studenten worden nu te veel door dezelfde mal geperst, vindt zij.

Geerdink maakt onderscheid tussen twee methodes: integratie en inclusie. Bij de eerste worden er speciale maatregelen genomen voor ‘de anderen’, zoals een biljart in de gang voor de jongens en halalbroodjes in de kantine voor de moslims. “Dat gebeurt veel en het is goed bedoeld”, zegt ze. “Maar daarmee maken we nog steeds onderscheid en zijn we aan het generaliseren. We moeten toe naar écht inclusief onderwijs. Met als uitgangspunt dat je verschillende mensen met verschillende identiteiten bedient en dat diversiteit altijd méér kwaliteit oplevert.”

Niet alleen jongens en studenten met een migratieachtergrond hebben vaker moeite met de Pabo, ziet Geerdink, maar bijvoorbeeld ook kunstenaars en mbo’ers die instromen. Geerdink adviseert Pabo’s om te analyseren welke groepen het minder goed doen, en te kijken hoe ze die beter kunnen bedienen. “We leggen nu te veel zout op slakken. Bij statushouders zeuren we over de taal, bij mbo’ers over hun cognitieve vaardigheden. Deze mensen brengen juist zoveel mee! Dat maakt het onderwijs rijker, en dat moeten we koesteren.”

Lees ook:

Juf of meester: voor de cijfers maakt het niets uit

Streven naar meer diversiteit in schoolteams is goed, maar niet omdat de overdaad aan juffen verantwoordelijk zou zijn voor het afnemende schoolsucces van jongens, vindt Jannette Prins, opleidingsdocent aan de pabo.