Veghel

Zelfs de nonnen feestten mee, maar toen moest het ergste nog komen: de Duitse tegenaanval

De nonnen lopen voorop bij het bevrijdingsfeest in Veghel. Foto: Johan van Eerd

Het Brabantse Veghel dacht enkele dagen na operatie Market Garden bevrijd te zijn. Het hele dorp feestte mee, inclusief de anders zo strenge nonnen bij wie Mies Tünnissen-van Berkel naar school moest. Maar toen volgde alsnog een tegenoffensief van de Duitsers, waarbij vier zusters en een knecht de dood vonden.

Deel dit verhaal

Een straat vol euforische mannen en vrouwen, jong en oud, arm in arm en in rijen achter elkaar. Dicht op elkaar gedrukt, lopend door de straat, lachend, uitzinnig, in zwart-wit. De bevrijdingsfoto uit het Brabantse Veghel van 19 september, twee dagen na de historische luchtlanding van operatie Market Garden, lijkt in de eerste instantie niet anders dan die uit andere bevrijde dorpen. Toch valt één ding op.

Kijk naar de eerste rij (foto boven, red), en je ziet vier nonnen, in vrome witte jurken, met kapjes op hun haar en met deftige mannen aan hun armen, die lachend de feestelijke stoet aanvoeren. Mies Tünnissen-van Berkel, toen 17 jaar oud en net zo opgelaten als de andere inwoners, keek er die dag verwonderd naar. ‘Deze nonnen, die altijd zo streng en ingehouden waren, voeren zij deze mensenmassa aan?’

Het gebeurde ook in andere delen van Nederland – op foto’s uit Limburg en Utrecht zijn feestende paters en dansende zusters te zien. Toch was hier iets unieks aan de hand. De bevrijding van het dorp viel samen met het honderdjarig jubileum van de Veghelse Zusterorde. Maar wat de nonnen nog niet wisten: het ergste oorlogsongeluk zou nog volgen, vijf dagen na de officiële bevrijding van het dorp.

Bevrijdingsfeest Veghel. Foto: Johan van Eerd

Naar school bij de nonnen

Mies (92), net gekleed en deftig opgemaakt, bekent dat ze aan het begin van de oorlog niet alleen verdrietig was over de Duitse bezetting. Tot die tijd zat ze intern bij de ‘ontzettend strenge’ nonnen: ze ging in het klooster naar school, at en sliep er doordeweeks. Maar in 1940 werd het klooster gevorderd door de bezetters, Duitse militairen namen de plaats in van de meisjes en Mies mocht terug naar haar ouders. ‘Ik had niets met die Duitsers, met die overheersing, met hun liedjes op straat en het harde geklak met hun laarzen, maar het was heerlijk om eindelijk weer wat vrijheid terug te hebben.’

Mies Tünnissen-van Berkel terug bij het klooster. Foto: Katja Poelwijk

In het jaar daarvoor was de dertienjarige Mies onderworpen geweest aan het strenge regime van de nonnen. ‘Met zijn tweeën naast elkaar lopen was verboden’, noemt ze als voorbeeld, ‘dan had je zogenaamd geheimen. En als ik bij het eten om iets minder rode kool vroeg, kreeg ik een enorme schep. Hintte ik dat het vlees lekker was, kreeg ik juist helemaal niets.’

Het ergste vond Mies die ene keer in de slaapzaal, tijdens de winter. Van haar moeder mocht ze de flanellen pyjama van haar broer meenemen, zodat ze niet in haar koude nachthemd hoefde te slapen. Mies vulde samen met de andere meisjes haar kruik voor het slapengaan, totdat één non luid in haar handen klapte. ‘Meisjes, we hebben een jongen op de slaapzaal!’, riep ze volgens Mies, terwijl ze naar haar wees. ‘Dat was voor mij zo vernederend, dat ik die warme pyjama nooit meer heb durven aantrekken.’

De nonnen in hun keuken. Foto: Johan van Eerd

Engelse krijgsgevangenen

Tot de nazomer van 1944 blijft het vrij rustig in Veghel. Maar dan worden de eerste Engelse soldaten in het dorp gesignaleerd, vier dagen voor de massale luchtlanding van Market Garden. ‘Jammer genoeg waren ze krijgsgevangenen’, schrijft de in Veghel verblijvende pater Jan de Hosson op 13 september in zijn dagboek over de ‘zeventig Engelse soldaten’. ‘Heel het dorp was in opschudding. Overal werd gewuifd en de Tommies wuifden terug of staken twee vingers omhoog, het V-teken. Het front kan niet meer ver zijn.’

De ‘regen parachutes’ die een paar middagen later volgt, noemt de pater ‘een onvergetelijk gezicht’. Ook de 92-jarige Mies herinnert zich de parachutes, in alle kleuren die ze zich kan voorstellen. ‘Ik wist niet wat ik zag.’ Veghel werd diezelfde 17 september met weinig geweld bevrijd – de meeste Duitsers waren al gevlucht – en Mies merkte vooral de stilte van het gemarcheer van de Amerikanen. ‘Ze hadden rubberen zolen’, zegt ze. ‘Anders dan bij dat eindeloze Duitse gehak-hak-hak hoorde je helemaal niets. Heerlijk was dat.’

Bevrijdingsstoet, met portret van Wilhelmina achter een raam. Foto: Johan van Eerd

Bevrijdingsfeest

Vier dagen lang vieren Mies, haar vriendinnen en de rest van Veghel feest. De pater beschrijft hoe ‘de bevolking door het dolle heen’ is, hoe het voelt alsof ‘de woede die vier jaar lang opgekropt was’ eindelijk is uitgebarstem, hoe iedereen in oranje getooid een feest viert ‘zoals we dat nog nooit gehad hebben’.

Ondertussen krijgen de strenge zusters het verzoek om voor tweeduizend parachutisten te koken, schrijft een van hen in een brief. Al tijdens oorlogstijd werkten ze naar hun honderdjarig jubileum toe. Nu Veghel tegelijkertijd bevrijd wordt, zijn ze euforisch. ‘’k Geloof dat ik u nooit een blijer brief heb geschreven dan deze op de eerste dag van onze nieuwe eeuw’, schrijft de Moeder Overste. ‘In ’n ogenblik wapperden aan ons huis vier Nederlandse vlaggen. Heel Veghel was in feestdos. En dat juist op de dag van ons Eeuwfeest. Kan het mooier?’

De zusters op weg naar het bevrijdingsfeest. Foto: Johan van Eerd

Risico's

Wat de meeste Veghelaren niet leken te beseffen, was hoe kwetsbaar hun dorp was. ‘Hoe risicovol de feesten waren’, legt lokaal archivaris Henk van der Voort (75) uit.

De gelande militairen hadden de missie om de route van Eindhoven naar Arnhem via Veghel en Nijmegen open te houden, zodat troepen vanuit Normandië konden doorstoten naar Duitsland. Door de dunne corridor door het centrum van Veghel trok een continue stroom van tienduizenden militairen en hun geschut – tanks waren volgeklad met spreuken uit eerder bevrijde plaatsen: ‘groeten uit Valkenswaard, welkom in Son, Waalre vrij.’

Van zondag tot donderdag feestten de Veghelaren. Niet wetende dat de teruggetrokken Duitsers ondertussen op slechts een paar kilometer van het dorp op de loer lagen, wachtend op hun kans om terug te slaan. De vrijdag en zaterdag daarop werden volgens de pater ‘de zwaarste die Veghel ooit te verduren heeft gehad’.

Geallieerden bij de Veghelse bevrijding. Foto: Lambert van Berkel

Tegenoffensief

Mies herinnert zich nog hoe het plotselinge tegenoffensief van de Duitsers die vrijdagmiddag begon. ‘Geknal, explosies, vallende brokstukken.’ De pater zat met medebroeders aan tafel ‘toen plotseling een paar granaten insloegen vlak in de buurt’. Hij schuilde in het broederklooster en vluchtte daarna naar een schuilkelder, door stofwolken en soms dekking zoekend ‘voor de overfluitende granaten’.

Maar het ergst werden de nonnen getroffen. ‘De eerste voltreffer raakte ons in ons schoonste bezit: de kapel’, schrijft Moeder Overste. ‘Het zwaar geschut stond recht op ons huis gericht. Overal vlogen stukken van gevels en daken.’ In een kelder waar nonnen schuilden, rolde een granaat. ‘Zuster Symphorosa had een grote wond in het hoofd en was haast niet te herkennen’, beschrijft Moeder Overste. Vier zusters en een knecht stierven bij deze explosie.

Schade aan de Veghelse kapel. Foto: Johan van Eerd

Dode nonnen

Zodra het de volgende ochtend licht wordt, stopt het geschiet en snelt de pater naar de zusters toe om te kijken of zijn zusje de ontploffingen heeft overleefd. Hij ziet de enorme schade aan het klooster, verneemt het nieuws van de dode nonnen, maar ontdekt dat zijn zusje nog in leven is. Hij beschrijft hoe de strijd die zaterdagmiddag opnieuw uitbreekt, nog gewelddadiger dan de dag ervoor, waarna ‘de vijand afdruipt’ en ‘de tweede slag om Veghel is gewonnen’.

Mies herinnert zich hoe haar dorp na die feestelijke week ineens in puin lag. 18 burgers waren gesneuveld. Ze vond het ‘verschrikkelijk’ om te horen wat er met de zusters was gebeurd, ook al waren ze voor haar altijd heel streng geweest.

Na de ‘tweede bevrijding’ van Veghel hoefde Mies niet terug naar school in het klooster. Ze was de leeftijd voor het internaat voorbij en ging werken in de slagerij van haar vader. Jaren later bezocht ze samen met haar man ‘de enige lieve zuster uit die kloostertijd’: de gymnon. Volgens de hoogbejaarde Mies gaf de zuster bij dat bezoek voor het eerst toe dat ze te streng waren geweest. ‘Dat was fijn om te horen’, zegt ze. ‘Ik was blij dat ze dat nu ook zelf inzag.’

Mies (linksboven) in de kloostertijd, rond 1940. Beeld: Mies Tünnissen. 

Deel dit verhaal