Direct naar artikelinhoud
Art Rooijakkers

Moeten mijn dochters nog met de hand leren schrijven?

De tweeling Puk en Keesje, geboren in 2017, zijn kinderen van de 21ste eeuw. Wat houdt dat in en hoe ziet hun leven straks eruit? Vader Art Rooijakkers gaat op onderzoek uit. Vandaag: moeten mijn dochters nog met de hand leren schrijven?

Art Rooijakkers met dochters Puk en Keesje.Beeld Artur Krynicki.

Wie schrijft die blijft. In het verleden hangen, ja. Want even eerlijk, wanneer heb je voor het laatst iets met de hand geschreven? We swipen, appen en ­typen ons een weg door ons bestaan. Je gedachten met pen aan het papier toevertrouwen, is net zoiets als bij kaarslicht dineren. Romantisch, maar je doet het slechts af en toe. Waarom zouden mijn dochters het nog moeten leren?

Ik word direct op de vingers getikt als ik die vraag aan schrijfpedagoog Charlotte Servatius voorleg. “Je fijnmotorische netwerk bestaat uit 29 gewrichten en 35 spieren. Die heb je allemaal nodig om te kunnen schrijven en dat ontwikkel je dus niet als je dat niet leert. Dat wilt u als ­vader toch niet voor uw dochters?” 

Of ik wel weet dat 40 procent van de leerlingen in het ­basis- en middelbaar onderwijs nu al moeite heeft een leesbaar handschrift te produceren?

Herkenbaar. Mijn spijkerschrift leest ook als dat van een dokter met beginnende Parkinson. Waarschijnlijk is het –naast de pennen die ik altijd kwijtraak – de ­verklaring voor mijn gebrek aan liefde voor het handschrift.

En dat terwijl schrijven nota bene afgelopen ­zomer vastgelegd is als immaterieel cultureel erfgoed, hoor ik van kinderfysiotherapeut ­Anneloes Overvelde. Ze is aan de Radboud ­Universiteit gepromoveerd op onderzoek naar het leren schrijven bij kinderen en reageert ook fel op mijn idee om schrijfonderwijs te vervangen door typeles. 

“Schrijven is veel intensiever dan typen. Bij schrijven maak je voor iedere letter een andere beweging waar ook een ander gevoel bij hoort. Terwijl bij typen elke beweging hetzelfde is. Uit breinonderzoek bij jonge kinderen blijkt dat de hersenactiviteit veel groter is wanneer je schrijft dan wanneer je typt. Ze herkennen daardoor letters beter.”

Overvelde heeft een boek geschreven over handschriftonderwijs en overlaadt me met ­feiten en onderzoeken die aan­tonen dat kinderen door te leren schrijven beter leren lezen en zelfs rekenen. 

Maar ook later heeft schrijven voordelen: “Uit onderzoek ­onder studenten blijkt dat ­aantekeningen maken met de hand beter is voor de informatieverwerking dan wanneer ze een college typend bijhouden. Dat heeft ermee te maken dat je niet alles kunt opschrijven wat er wordt gezegd. Je moet samenvatten, verbanden leggen. Als je snel kunt typen, kun je ­gedachteloos meetikken.”

Ik probeer zachter mee te typen met ons telefoongesprek, in de hoop dat Overvelde niet hoort dat ik geen pen hanteer.

Daar komt nog bij, zegt Servatius, dat schrijven verdieping aan je leven geeft. “Met de hand schrijven kost meer tijd dan swipen en appen. Voor schrijven moet je rustig gaan zitten om je gedachten en ideeën te formuleren, waardoor je zuiniger met je woorden omgaat.”

Met zoveel argumenten laat ik me overtuigen. Nu maar hopen dat die twee van mij qua handschrift niet op me lijken.

Voor deze rubriek werkt Art Rooijakkers ­samen met studenten van de Fontys Hogeschool Journalistiek in Tilburg.