Direct naar artikelinhoud
InterviewHeleen Schols

Heleen Schols bestudeerde vier jaar het Zwarte Pieten-debat: ‘De vraag zou moeten zijn: als dit een kinderfeest is, voor welke kinderen is het dan een feest?’

Heleen Schols bestudeerde vier jaar het Zwarte Pieten-debat: ‘De vraag zou moeten zijn: als dit een kinderfeest is, voor welke kinderen is het dan een feest?’
Beeld ANP

Dit jaar alleen nog roetpieten bij de intocht, besloot de NTR. Het is de uitkomst van een jarenlang debat over Zwarte Piet. Maar hoe voerden we dat debat? ‘We zoeken te snel naar een oplossing.’

Op een motverregende zaterdag in november 2014 staat Heleen Schols in een Goudse winkelstraat nabij het marktplein waar Sinterklaas zijn opwachting zal maken. Een jonge witte vrouw met blonde haren in een groep hoofdzakelijk zwarte actievoerders tegen Zwarte Piet. Verder aanwezig: actievoerders vóór Zwarte Piet, fotografen, journalisten, politiemensen, Pieten (merendeels zwart, her en der als ‘kaas’ of ‘stroopwafel’ geschminkt) en gezinnen met jonge kinderen.

Schols – op dat moment aan het begin van een promotietraject aan de Universiteit van Amsterdam – verwerkt haar observaties in een proefschrift. Ze boog zich de afgelopen jaren als politicoloog over het steeds verhitter wordende Zwarte Pieten-debat en ontdekte wat de ongeschreven ‘spelregels’ zijn. Deze week promoveert ze. De titel van haar proefschrift is veelzeggend: ‘Keeping things gezellig’.

Het is een kinderfeest, zei ook premier Rutte vorig jaar. Discussie is prima, maar wel ‘op passende momenten’.

‘Dat is een tegenstrijdig verzoek dat telkens naar voren komt in het debat. Tegenstanders van Zwarte Piet worden op communicatiestijl gediskwalificeerd. Ze krijgen te horen: je mag racisme voelen, maar zeg dat wel op een prettige manier, en niet tijdens de intocht. Daarmee ga je voorbij aan het inhoudelijke punt dat ze willen maken. Bovendien is zo’n intocht juist het relevante moment. Zo smoor je een discussie in de kiem over de vraag of Zwarte Piet racistisch is en wat we daarmee zouden moeten.

‘De tegenvraag zou moeten zijn: als dit een kinderfeest is, voor welke kinderen is het dan een feest? Voor alle kinderen, ook de zwarte kinderen die misschien nare ervaringen met Zwarte Piet hebben?’

Zijn we verder na jarenlang debat?

‘De ironie is natuurlijk, niemand zegt aan het eind van een demonstratie: o, nu zijn we het met elkaar eens. Maar er is wel degelijk iets veranderd. 

‘Ik heb cruciale momenten in het debat bestudeerd, zoals de intocht in Gouda in 2014. Het merendeel van de aanwezigen heeft weinig meegekregen van de arrestaties van demonstranten. Door de nasleep in de media werd deze intocht een ijkpunt. ‘De Telegraaf kopte: ‘Diep triest, kinderfeest voorgoed vergald’. Daarmee verwoordde de krant het sentiment dat intochten in de ogen van veel mensen hun onschuld hebben verloren.

‘Vragen die eerder niet speelden, die niet bij het grote publiek opkwamen, horen er nu bij. Enerzijds is er een groep die zegt, oké ik begrijp het nu. Zij staan open voor verandering. En er is ook een grote groep die zegt: blijf af van mijn traditie.

‘Los van hoe je Zwarte Piet ziet, is er in Nederland een groter en breder debat over identiteit en de Nederlandse geschiedenis gaande. Over kwesties als de Gouden Eeuw, de zeevaarders, slavernij. De actievoerders tegen Zwarte Piet hebben een groot aandeel gehad in het aanjagen daarvan.’

Gloort er een oplossing, bijvoorbeeld in de roetveegpieten die de NTR heeft aangekondigd?

‘Bij een goed functionerende democratie hoort een sterk publiek debat. Ik denk alleen dat we te snel zoeken naar ‘een oplossing’. Tijdens de hoorzitting in Amsterdam in 2014 (tegenstanders van Zwarte Piet dienden een bezwaarschrift in tegen het besluit van de burgemeester om een vergunning te geven voor de intocht, impliciet: een bezwaarschrift tegen de aanwezigheid van Zwarte Pieten, red.) vroeg de voorzitter de aanwezigen te schetsen hoe ze de intocht zouden willen zien. Maar dat wilden ze niet. Een ander uiterlijk als oplossing is leuk en aardig, maar het probleem dat wij aankaarten gaat over institutioneel racisme, daar moeten we eerst over praten.

‘Bij racisme denken we vaak aan mensen die elkaar slecht behandelen. Maar degenen die protesteren hebben het niet over slechte individuele bedoelingen, maar over de organisatie van onze maatschappij, ons onderwijssysteem, ongelijke kansen, hoe de arbeidsmarkt is georganiseerd, hoe de politie wordt geacht op te treden.’

Stel dat u een gesprek mag leiden tussen een actievoerder tegen Zwarte Piet en een van de blokkeerfriezen. Hoe zou u dat doen?

Lange stilte. ‘Ik weet niet of ik de aangewezen persoon ben.’

U heeft het debat vier jaar lang bestudeerd. Heeft u echt geen tips?

‘De belangrijkste les die ik heb geleerd, is het verdragen van ongemak in een debat. Neem de actievoerder tegen Zwarte Piet die een rechter vroeg hoe hij het zou vinden als in Duitsland elk jaar een kinderfeest met de naam Shoah zou plaatsvinden. Die opmerking als ongepast diskwalificeren levert niets op. Vraag waarom hij die vergelijking maakt, bevraag jezelf over waarom je ongemak voelt. Voor tegenstanders van Zwarte Piet staat de figuur voor iets groters, voor een Nederland waarin de norm ‘wit’ is en alles wat daarbij hoort.

‘Ook mensen die beweren een redelijk debat te voeren maken zich schuldig aan aannames. Bij de nationale herdenking van de afschaffing van de slavernij op Keti Koti in 2014 grepen actievoerders tegen Zwarte Piet het woord. Vicepremier Asscher improviseerde vervolgens hoe mooi het was dat Nederland zo ontzettend vrij is dat mensen zomaar hun hart kunnen luchten. Maar hij ging niet in op het centrale punt over Zwarte Piet.

‘Hij zei ook: er is geen wet ter wereld die racisme kan afschaffen. Dat kan alleen maar als het uit onze harten verdwijnt. Terwijl de actievoerders de nadruk juist niet leggen op individuen die een Piet met een pruik en zwarte schmink leuk vinden. Ze proberen te laten zien dat Zwarte Piet onderdeel uitmaakt van de manier waarop racisme is ingebakken in tradities en normen.’

U onderzoekt in uw proefschrift ook uw eigen ‘witte privilege’.

‘Ik ben onderdeel van de werkelijkheid die ik bestudeer. En er bestaat niet zoiets als objectiviteit. Ik wilde laten zien dat de contouren van die dominante manier van doen, die we vaak helemaal niet bevragen, ook voor mij gelden.’

Welk privilege ontdekte u bijvoorbeeld?

‘Bij een demonstratie tegen Zwarte Piet moest een van de vrouwen met wie ik mee was naar de wc. Ik zei: daar verderop is een cafeetje. Ze keek me aan en zei: daar kan ik nu toch niet heenlopen. Het is een klein moment, maar het deed me beseffen dat ik ook handel vanuit mijn eigen referentiekader. Ik als wit persoon met blond haar had daar zo even heen kunnen lopen, zij was als zwarte vrouw meteen herkend als actievoerder. Ik voelde me even ongemakkelijk, onnozel. Onze reflex is vaak: dat ongemak uit de weg te gaan. Dat doe ik niet meer.’

Heleen Schols, Keeping Things Gezellig. Negotiating Dutchness and Racism in the Struggle over ‘Black Pete’ is online gepubliceerd.

U wilt niets meer lezen over Zwarte Piet? Maar dit wel. Een paar dagen mee op pad met Jerry Afriyie, de voorman van Kick Out Zwarte Piet. Zijn aanpak? Praten, praten, praten. En als dat niet werkt: nog meer praten.

Of het interview met Jenny Douwes, de blokkeer-Friezin die het gezicht werd van de pro-Zwarte Pietenbeweging: ‘Ik ben natuurlijk wel een lompe, harde Friezin’.

Hallo witte mens! Jij bent gewoon niet gewend dat je wordt aangesproken op je huidskleur, kreeg journalist Sander Donkers te horen van actrice Anousha Nzume, die hij al kent van toen ze nog Anna heette.