Direct naar artikelinhoud
Nieuwsrecessie duitsland

Het gouden decennium lijkt ten einde: voor het eerst in negen jaar kromp de Duitse economie

Bondskanselier ­Merkel arriveert ­deze week per helikopter in Leipzig met enkele van haar ­ministers. ­Zaterdag reist zij af naar­Biarritz voor de G7-top.Beeld Jan Woitas

Het gouden decennium van de Duitse economie lijkt ten einde. Te weinig innovatie, te weinig investeringen, zeggen de experts. Is de achterstand nog in te halen? 

Als Duitsland op zoek was naar een reden om zichzelf een schouderklopje te geven, vond het die doorgaans in de economie.

Ooit Wirtschaftswunder, nu zelfbenoemd Exportweltmeister, met een al jaren oogverblindend lage werkloosheid. Die economie is het fundament van de Duitse machtspositie binnen de EU, en daarmee in zekere zin ook van de machtspositie van de EU op het wereldtoneel. Zonder rugdekking van uitstekende groei- en exportcijfers zouden Merkels internationale optredens de afgelopen jaren niet zo zelfverzekerd zijn geweest.

Maar nu dreigt een recessie. Voor het eerst in negen jaar kromp de Duitse economie in het tweede kwartaal. Met 0,1 procent weliswaar, maar het ‘gouden decennium’, zoals de jaren na de bankencrisis in Duitsland zijn gaan heten, lijkt definitief ten einde. En komt Duitsland in een recessie, dan zullen de kleinere economieën in de eurozone, zoals de Nederlandse, zich schrap moeten zetten om niet te worden meegesleept.

Met deze verontrustende bagage reist Angela Merkel zaterdag af naar Frankrijk, voor de ontmoeting tussen ’s werelds grootste industrielanden, de G7, in Biarritz. 

Pijnlijk proces

Ondertussen voltrekt zich thuis in Duitsland een volgens veel economen hoognodig, maar pijnlijk bewustwordingsproces. De Duitsers realiseren zich dat het economisch lang niet zo goed gaat als ze veronderstelden. Of, zoals Der Spiegel schreef: Duitsland is een tekenfilmfiguur die nog even doorrent boven een ravijn.

Het ene na het andere economische boegbeeld kwam de afgelopen maanden met verontrustende kwartaalcijfers: autofabrikant Daimler-Benz, staalconglomeraat ThyssenKrupp, farmaceut Bayer en chemieconcern BASF. Maar ook bij minder grote en bekende machinebouwers, vaak geroemd als de ruggegraat van de Duitse economie, raken de orderboeken leger. In een enkel geval zo leeg dat men overgaat tot arbeidstijdverkorting.

Het Internationaal Monetair Fonds (IMF) stelde de groeiverwachting voor Duitsland onlangs bij naar een schamele 0,7 procent (in 2018 was het 1,5). Binnen de EU scoort alleen het politiek zwalkende Italië nog slechter.

De schuldige leek in eerste instantie snel aangewezen. Trump had het gedaan, door zijn importheffingen, door het ontketenen van de handelsoorlog tussen de VS en China. Of anders de Italiaanse vicepremier Salvini, die de stabiliteit van de eurozone in gevaar brengt.

Inderdaad is exportkampioen Duitsland extra gevoelig voor internationale economische spanningen. In juni dit jaar exporteerde de Duitse economie 8 procent minder dan in dezelfde maand een jaar eerder.

De hoofdeconoom van ING, Carsten Brzeski, wees in een reactie in Nederlandse media de export en de problemen in de auto-industrie aan als belangrijkste oorzaak. Omdat het vliegwiel van de Nederlandse economie niet de industrie is maar de dienstensector, zag hij geen acuut gevaar. Toch zal een langer durende Duitse dip in Nederland niet ongemerkt voorbijgaan, ook doordat er nogal wat toeleveranciers voor Duitse autobouwers zitten.

Té succesvol

Maar het is te makkelijk om de Duitse crisis op het buitenland af te schuiven, waarschuwde de gezaghebbende econoom Gabriel Felbermayr in Die Zeit. Hij stelde dat ‘driekwart van het probleem huisgemaakt is’. Eigen schuld.

‘Duitsland was té succesvol’, zegt Jens Südekum (43), hoogleraar economie aan de Heinrich-Heine-Universität in Düsseldorf.

Daardoor heeft het verzuimd zich voor te bereiden op de toekomst. ‘Bloss nichts ändern’, de Duitse equivalent van ‘vooral niks meer aan doen’, is het afgelopen decennium stilaan verheven tot een zelfvoldaan nationaal adagium. Duitsland is ten prooi gevallen aan wat Südekum een ‘bejaardentehuismentaliteit’ noemt, omdat die deels ingegeven is door de vergrijzing (zowel in de maatschappij als in de boardrooms), in combinatie met het lage Duitse geboortecijfer.

Zo ontstond het idee dat Duitsland onherroepelijk afstevende op natuurlijke krimp, dat innovatie dus niet zo nodig was en winsten beter in het buitenland konden worden geïnvesteerd. Het hoogste doel in Duitsland werd het comfortabel uitzitten van de tijd.

De desastreuze gevolgen van die mentaliteit zijn het duidelijkst zichtbaar in de auto-industrie. Een eeuw lang was dat Duitslands visitekaartje op wielen, maar de slag om het elektrisch rijden heeft het land compleet gemist. ‘De energie die ze in innovatie hadden moeten steken’, zegt Südekum ‘hebben ze gebruikt om de boel te belazeren’, verwijzend naar de schandalen met sjoemelsoftware voor diesels. In de toptien van producenten van elektrische auto’s is het vergeefs zoeken naar een Duitse naam.

Het zijn de ijverige concurrenten, de VS en China, die beter hebben begrepen dat er in de industrie van de toekomst waarschijnlijk meer geld te verdienen valt met software dan met machines, en dat het bij innovatie minder gaat om het uitvinden van een product dat nog niet bestond, maar eerder om voortdurende verbetering van bestaande producten.

De innovatiebudgetten laten bij veel beursgenoteerde Duitse bedrijven sowieso te wensen over. Volgens Der Spiegel maakte energiebedrijf E.on in 2018 bij een omzet van 30 miljard euro maar 2 miljoen vrij voor innovatie en onderzoek. En dat in het land van de Energiewende, het land dat kernenergie en kolen wil verruilen voor toekomstbestendiger varianten.

Weinig investeringen

De bejaardentehuismentaliteit heeft niet alleen het bedrijfsleven te pakken, maar ook de politiek. De regeringen-Merkel faciliteren economische stilstand, daarover zijn Duitse economen het eens.

Politiek en industrie zijn in Duitsland van oudsher nauw verweven, maar de regeringen-Merkel gaven het bedrijfsleven wel heel weinig weerwoord. In plaats van autobouwers na de opeenstapeling van schandalen tot een duurzamer koers te nopen, lobbyden Duitse politici in Brussel voor uitstel van de voorgenomen strengere uitstootnormen.

Ook als het aankomt op overheidsuitgaven, lijkt het adagium te gelden dat consolidatie goed genoeg is, en investeren een onnodig risico. Sparen lijkt heilig voor de Merkel-kabinetten. Ondanks de economische voorspoed en de hoogste belastinginkomsten ooit heeft het beperken van de staatsschuld (de beruchte Schwarze Null van Wolfgang Schäuble) meer prioriteit dan het investeren in de publieke sector.

Het is deze politiek die ertoe leidt dat het op veel plaatsen in Duitsland maar moeilijk is voor te stellen dat de Duitse economie tien gouden jaren achter zich heeft. Duitsland ‘maakt een afgeleefde indruk’, zoals Peter Giesen eerder deze zomer constateerde in de Volkskrant. Schoolgebouwen, snelwegviaducten, spoorwegen: het gebrek aan investeringen is eraan af te zien.

Het belangrijkste symbool voor de Duitse stilstand is onzichtbaar, maar voor een toekomstbestendige economie van levensbelang. De digitale infrastructuur is belabberd in Duitsland. Buiten de stad is 4G een schaars goed – van 5G is überhaupt nog geen sprake.

Dat komt doordat dunbevolkte gebieden voor de geprivatiseerde Deutsche Telekom niet winstgevend genoeg zijn om het netwerk uit te bouwen. Ook de overheid investeert slechts mondjesmaat, alle verkiezingsbeloften ten spijt. Met het gevolg dat volgens een recente studie binnen Europa alleen de netwerken in Ierland en Wit-Rusland nog slechter zijn dan in Duitsland.

Masterplan

Kan Duitsland deze achterstand nog inlopen voordat het de hele eurozone in een crisis stort? Direct nadat het bureau voor statistiek het nieuws over de krimp naar buiten had gebracht, riep een stoet economen om een investeringspakket en een masterplan van de overheid, vergelijkbaar met de Agenda 2010 van Gerhard Schröder, die de Duitse economie eind jaren negentig weer aan de praat kreeg toen het land ‘de zieke man van Europa’ was. Maar is die roep in tijden van vergaande mondialisering geen gedateerde reflex?

Südekum vindt van niet. ‘De politiek moet de verstarring doorbreken voordat het te laat is, de voorwaarden scheppen voor een gunstiger investeringsklimaat.’ Duitsland kent twee standen, zegt Südekum. In de ‘normale stand’ is het een traag land, waar elke wens tot verandering door een nauwe, bureaucratische trechter moet. Maar komt Duitsland in de ‘acute modus’, dan is er opeens veel mogelijk binnen korte tijd. ‘Kijk naar de vluchtelingencrisis van 2015.’

Zo’n economische schok heeft Duitsland nodig om afscheid te nemen van zijn zelfgenoegzaamheid en de fixatie op het beperken van de staatsschuld. Misschien dat het dan bereid is tot een groot investeringsoffensief in bijvoorbeeld klimaattechnologie – ook in onderwijs en onderzoek, hoopt Südekum.

Zo bezien zou een recessie Duitsland niet zo slecht uitkomen.