Waarom Israël in de VN-raad altijd de gebeten hond is
Den Haag
Nergens ligt Israël politiek zo onder vuur als bij de Verenigde Naties in Genève. In de VN-Mensenrechtenraad, die toeziet op de naleving van mensenrechten in 193 landen, wordt het land meerdere keren per jaar op de vingers getikt. Over het slopen van Palestijnse huizen, het stichten van nederzettingen of de annexatie van de Golan.
Hoe komt het dat de Mensenrechtenraad sinds de oprichting in 2006 zo veel aandacht aan Israël besteedt, dat het land zelfs een standaard agendapunt – nummer zeven – is geworden? ‘Israël en de bezette Palestijnse gebieden zijn al sinds de jaren zestig onderwerp van voortdurende discussie’, zegt René Rouwette, die promoveert op Nederland, Europese samenwerking en de voorloper van de VN-Mensenrechtenraad. ‘Daar vinden grove schendingen van mensenrechten plaats. Maar het grote verschil met schendingen in andere landen is dat er over Israël altijd meerdere resoluties per jaar worden ingediend.’
Volgens Rouwette is dit het resultaat van ‘een spel tussen werelddelen en politieke groepen’. ‘De ene groep landen zegt: jullie bekritiseren ons steeds, maar nooit jullie bondgenoot Israël. Andersom is het verwijt dat resoluties tegen landen als Sudan, Iran of Noord-Korea niet worden gesteund, maar wél die tegen Israël.’
Dat het zo werkt, is ‘helemaal niet raar’, zegt Yvonne Donders, hoogleraar internationale mensenrechten en culturele diversiteit aan de Universiteit van Amsterdam. ‘Zo gaat het nu eenmaal als je landen in een politiek orgaan bij elkaar zet om het over mensenrechten te hebben.’
consequent
In de raad zitten 47 landen, die elke paar jaar wisselen. De zetels zijn verdeeld naar werelddeel (zie grafiek); ieder land kan zich kandidaat stellen en gekozen worden door de Algemene Vergadering van de VN. ‘Dan is het logisch dat er ook landen meedoen met een niet heel bewonderenswaardige staat van dienst, zoals China, Saudi-Arabië, Jemen en Sudan. Sommige van die landen zetten “Israël” consequent op de agenda. Daar kunnen we gefrustreerd over zijn, maar Nederland dient ook voorstellen in die omstreden zijn bij andere landen. Als het over rechten voor lhbti’ers gaat, zijn Afrikaanse of Aziatische landen daar misschien tegen. Maar niemand kan ontkennen dat de verhouding tegenover Israël scheef is.’
Sinds 2006 nam de VN-Mensenrechtenraad 183 resoluties aan waarin landen worden aangesproken op het naleven van de mensenrechten. Daarvan gingen er maar liefst 71 over Israël. Vrijwel al die resoluties zijn ingediend door Pakistan, namens de landen van de Organisatie voor Islamitische Samenwerking. Veel andere landen steunen die resoluties, al dan niet onder diplomatieke of financiële druk. ‘Dat landen meestemmen met grote geldschieters of politieke vrienden is een realiteit’, aldus Donders.
Vorig jaar stapten de Verenigde Staten daarom demonstratief uit de ‘vooringenomen’ raad, die ‘de spot drijft met de mensenrechten’.
Of dat slim is, betwijfelen de deskundigen. Donders: ‘Buiten praat je niet mee. Wie in deze discussies snel vooruitgang verwacht, komt van een koude kermis thuis. Het gaat langzaam, maar er worden wél stappen gezet. Door deze raad bestaan er verdragen over de rechten van mensen met een beperking. En dat de rechten van lhbti’ers op de agenda staan, is belangrijk.’ Daarnaast wijst ze erop dat de raad ook wordt bijgestaan door onafhankelijke experts.
‘De VS spelen dit spel anders dan Nederland’, stelt Rouwette. ‘Wij hebben niet dezelfde drukmiddelen en zijn als klein land kwetsbaar. Amerikanen zetten gerust handel of hulpgeld in om landen te dwingen vóór of tegen een resolutie te stemmen.’
Voor Nederland betekent dit diplomatiek laveren. ‘Het kabinet beoordeelt ieder voorgesteld besluit van een internationale organisatie op zijn merites’, schreef minister Stef Blok (Buitenlandse Zaken) eind vorige week hierover aan de Tweede Kamer. Nederland heeft goede relaties met zowel Israël als de Palestijnen, en het kabinet wil dat graag zo houden om de vrede in het Midden-Oosten dichterbij te brengen. Die wens staat expliciet in het regeerakkoord.
‘disproportioneel’
Nederland was sinds de oprichting zes jaar lang lid van de VN-Mensenrechtenraad: van 2006 tot 2010 en van 2015 tot 2017. In die tijd werd er gestemd over 33 resoluties tegen Israël. Ons land steunde veertien resoluties, onthield zich even vaak van stemming en stemde vijf keer tegen. Nederland wil van 2020 tot 2022 weer lid te zijn van de raad. Waarschijnlijk zal de manier waarop Nederland al jarenlang stemt, niet heel erg veranderen. Volgens promovendus Rouwette zit er ook weinig anders op. ‘Als je de rest van de wereld het gevoel geeft dat voor Israël andere maatstaven gelden dan voor de rest van de wereld, kun je het mensenrechtenbeleid afschrijven. Het is een delicate balans, waarbij je Israël aan dezelfde maatstaven moet houden als andere landen – terwijl er voor kritiek op Israël een ruime meerderheid is, en voor de rest van de mensenrechten vaak niet.’
De Nederlandse stem zal straks, net als nu, afhangen van de bewoording in resoluties, voorspelt hoogleraar Donders. ‘Als er in algemene termen “zorg” wordt uitgesproken over mensenrechten in de bezette gebieden, zou Nederland best vóór kunnen stemmen. Als het verder gaat, volgt onthouding of een tegenstem.’
Heeft dit veel effect? Waarschijnlijk niet. ‘Door de zetelverdeling hebben westerse landen geen meerderheid. Ze zullen een stemming altijd verliezen van Afrika en Azië.’ <