Direct naar artikelinhoud
Het is geen wonder dat de kiezer in de war raakt, maar houd het hoofd koel
Essay

Het is geen wonder dat de kiezer in de war raakt, maar houd het hoofd koel

Beeld Len Munnik

Toegegeven: het Europees Parlement is een raar ding. Maar het maakt praktische keuzen met grote gevolgen, schrijft Brussel-correspondent Christoph Schmidt. De kiezer moet daarom het hoofd koel houden.

We beginnen met een kijktip: het tv-debat tussen Mark Rutte en Thierry Baudet, bij ‘Pauw’ vanavond. Wordt leuk! De truc is alleen om niet vanavond te kijken. Ga op dat tijdstip iets anders doen en bewaar de opname voor 2021. Dan zijn de Tweede Kamerverkiezingen, mogelijk eerder, als het kabinet valt. Pas dan is dat debat relevant.

De twee kemphaantjes zijn namelijk helemaal niet geïnteresseerd in het Europees Parlement, waarvoor ruim 350 miljoen EU-burgers vanaf morgen hun stem kunnen uitbrengen. Baudet en Rutte gaan waarschijnlijk van alles roepen over dingen waar dat parlement helemaal niet over gaat. Alleen al zo’n nexit-discussie – toch al vrij losgezongen van de werkelijkheid omdat een ruime meerderheid van de Nederlanders die niet voert – hoort thuis in het nationale parlement. Kijk naar de Britten met hun brexit.

Verkeerd beeld

Zo waren er tijdens de (bijna) voorbije campagne wel meer misverstanden tussen nationale en Europese discussies. Ook over het belang van het Europees Parlement en de rol van de Nederlandse Europarlementariërs daarin is hier en daar weleens een verkeerd beeld geschetst, om het netjes te zeggen.

Tijdens een tv-debat van vorige week maandag tussen de Europese lijsttrekkers van de Nederlandse partijen werden zij door ‘Nieuwsuur’-presentator Jeroen Wollaars naar voren geschoven als ‘de Nederlandse lijsttrekkers die namens ons land in het Europees Parlement willen gaan zitten’. Alsof dat parlement een soort Eurovisiesongfestival is, waarin ‘ons land’ het opneemt tegen ‘de hunne’.

Burgemeester Paul Depla (PvdA) van Breda ging ook al de mist in met het begeleidende briefje dat de stemgerechtigden in zijn gemeente aantroffen in de envelop met de kiezers­pas. “Aan u wordt gevraagd wie namens u Nederland gaat vertegenwoordigen in de politieke arena van Europa”, zo probeerde Depla kennelijk ook te appelleren aan een Songfestival-sentiment. Het begrip ‘politieke arena’ suggereert een strijdperk van Nederlandse belangen en tegenstrijdige. Hup, Holland, hup!

Nee, dan de burgemeester van Den Haag. Pauline Krikke, nota bene van een partij (VVD) die eurokritischer is dan Depla’s PvdA, schreef aan de Haagse kiezers: “Nederlandse Europarlementariërs nemen samen met collega’s uit andere landen beslissingen die belangrijk zijn voor alle inwoners van de Europese Unie.” Applausje voor Krikke.

Moeilijk te verkopen

Toegegeven: het wordt al die media, burgemeesters, kandidaten, en de potentiële kiezer, ook niet makkelijk gemaakt. De verkiezingen voor het Europees Parlement zijn nog steeds een van de moeilijkst te verkopen producten uit de internationale democratiefabriek.

Om te beginnen is het instituut zelf al niet populair: groot, ver weg, ze spreken er rare talen en van knetterende politieke debatten is zelden sprake. Er zijn geen regerings- en oppositiepartijen, geen ministers die het parlement de laan uit kan sturen (wel de hele Europese Commissie trouwens, maar dat terzijde). Om over dat gehate maandelijkse verhuiscircus tussen Brussel en Straatsburg nog maar te zwijgen.

Geen wonder dat termen als ‘ons land’ en ‘namens Nederland’ het debat binnensijpelen

En dan zijn die verkiezingen ook nog eens heel raar. Niet één kieslijst voor alle 28 landen, maar nationale compartimenten, met nationaal getinte debatten en nationale partijleiders die de Europese lijsttrekkers van hun eigen partij opzij duwen voor televisie-optredens. Geen wonder dat termen als ‘ons land’ en ‘namens Nederland’ het debat binnensijpelen.

Verwarring

Met de ‘spitskandidaten’, onder wie ‘onze’ Frans Timmermans en Bas Eickhout, ondernemen de Europese koepelpartijen na 2014 een tweede poging om de verkiezingen wat Europeser te maken. Uitkomst van die poging blijft ongewis, en daarmee lastig te hanteren voor de gemiddelde kiezer. Geen wonder dat de kiezer in de war raakt.

Die verwarring geeft media, premiers, Tweede Kamerleden en burgemeesters een extra verantwoordelijkheid om burgers goed te informeren over de betekenis van deze verkiezingen, de invloed van het Europees Parlement op ons dagelijks leven en de rol van de Nederlandse leden daarin.

Ook sommige partijen in de Tweede Kamer hebben er een handje van om het Europees Parlement af te zeiken, behalve als het om de eigen partijgenoten gaat: die moeten in Straatsburg op de momenten dat het die Tweede Kamerleden goed uitkomt namelijk enorm hun best doen voor de Nederlandse zaak. Dat bleek dit voorjaar tijdens de ophef over de vermeende ‘WW-export’, de bijna exclusief Nederlandse vrees voor fraude door (vooral) Poolse werklozen die straks in eigen land zogenaamd een half jaar in een hangmat gaan liggen op kosten van WW-premiebetalers (dat zijn, eveneens terzijde, in Nederland niet de werknemers maar de werkgevers).

Achterste benen

Toen een flink deel van de Nederlandse Europarlementariërs in april even niet oplette en verstek liet gaan bij een procedure-stemming over die kwestie, stond VVD-Kamerlid Dennis Wiersma op z’n achterste benen. ‘Letterlijk weglopen voor het Nederlandse belang’, tweette hij, met als mikpunt GroenLinks-Europarlementariër Judith Sargentini. ‘Bedankt namens Polen’.

Wiersma wekte de indruk dat Nederlanders in Straatsburg vooruitgeschoven posten zijn van de Tweede Kamer, en ‘ons land vertegenwoordigen’.

Maar nee.

Weliswaar waren de meeste Nederlandse Europarlementariërs ook tegen de hervormingen waarvan die ‘WW-export’ deel uitmaakte, maar in andere kwesties kunnen partijgenoten in Den Haag en in Brussel/Straatsburg wezenlijk anders tegen dingen aankijken. Dat is niet zo vreemd als je bedenkt dat alle standpunten van Europarlementariërs invloed hebben op (nu nog) ruim een half miljard EU-burgers. Die verantwoordelijkheid doet iets met je mandaat.

Achterste benen
Beeld Len Munnik

Er zijn kwesties geweest waarbij in ieder geval een deel van het Europarlement langs nationale lijnen stemde. Neem de pulsvisserij. Dat debat werd teruggebracht tot een Frans-Nederlands moddergevecht in de parlementsbanken, hoewel het breder was dan dat.

Geen landenfracties

Er zijn geen landenfracties in Straatsburg. In zo’n systeem zouden de grote landen bijna altijd hun zin krijgen. Europarlementariërs uit Duitsland hebben 96 zetels, tegenover zes collega’s uit Malta. Toch is het nu zo dat een Europarlementariër uit Malta evenveel invloed kan uitoefenen op de Europese besluitvorming als een collega uit Duitsland, afhankelijk van hun persoonlijke inzet.

Voor de hardwerkende Nederlanders in het parlement (en die zijn er) is dat geruststellend. ‘Ons land’ zou aan invloed inboeten als de volksvertegenwoordiging wordt opgedeeld in nationale stammen.

Als de Nederlandse kiezer wil stemmen op parlementariërs die ‘Nederland vertegenwoordigen’ in de Europese Unie, dan zal hij geduld moeten hebben tot, inderdaad, de eerstvolgende Tweede Kamerverkiezingen. De regering die daaruit voortvloeit, verdedigt in Brussel namens u het Nederlandse belang. De premier en de ministers knokken voor ‘ons land’ tijdens Europese vergaderingen, zoals andere regeringsleiders en ministers dat doen voor het hunne.

Europarlementariërs vormen een soort tegenmacht in de EU. Zij zijn degenen die de regeringsleiders, vertegenwoordigd door hun voorzitter Donald Tusk, kritisch bevragen als de resultaten van EU-toppen in hun ogen weer eens magertjes zijn. Zij zijn degenen die de lidstaten in onderhandelingen afremmen in hun eigenbelang of juist opjutten tot meer samenwerking.

Vertrekkend Europarlementariër Wim van de Camp (CDA) erkende vorige maand in zijn afscheidsinterview in deze krant dat hij tien jaar geleden als eurocriticus binnenkwam in Brussel, maar gaandeweg bijdraaide. “Dat heeft deels te maken met een gebrek aan kennis bij aankomst. Je werkt in Europees verband en krijgt meer inzicht.”

Nationalistische sentimenten

Straks zou alles in theorie anders kunnen worden, als de nationalisten een (door niemand verwachte) absolute meerderheid krijgen in het Europees Parlement en ook daar alleen maar opkomen voor de belangen van de burgers in hun eigen land. Gevolg zal dan vermoedelijk zijn dat er helemaal niets meer uit de handen van dat parlement komt. ‘Dat is precies de bedoeling!’, zullen sommige nationalisten zeggen. Maar tot dusverre heeft het parlement als geheel steeds de aangeboren neiging gehad om juist tegen nationalistische sentimenten in te gaan en het brede Europese burgerbelang te dienen.

Denk aan afschaffing van de roaming-kosten, waarbij lidstaten ruim tien jaar lang tegenstribbelden. Denk aan dieselgate, waarbij een parlementair onderzoek de autoproducerende lidstaten onder uit de zak gaf. Denk aan het verruimde vaderschapsverlof, waarbij kersverse Nederlandse vaders (en moeders) meer te danken hebben aan het Europees Parlement dan aan de Tweede Kamer.

Ook dit is trouwens weer een bewijs van de spagaat waartoe de aspirant-Europarlementariërs zijn veroordeeld, dankzij die productiefout in de democratiefabriek: tijdens de verkiezingscampagne moeten ze kiezers uit hun eigen land aan zich binden, waarna ze als parlementariër keuzes maken die gevolgen hebben voor alle EU-burgers.

Een eeuwig misverstand is ook dat het Europees Parlement geen macht heeft en voornamelijk tijd en geld verspilt. Over dat laatste kun je blijven twisten. Sterker nog, dat wordt al tientallen jaren gedaan, en met recht (soms/vaak/altijd, doorhalen wat niet van toepassing is). Maar intussen heeft het parlement wel degelijk macht gekregen, vooral sinds het Verdrag van Lissabon dat in 2009 kracht werd. Het leeuwendeel van alle EU-wetgeving moet langs het parlement, dat in de besluitvorming op gelijke voet staat met de lidstaten.

Je kunt zelfs, enigszins gechargeerd, stellen dat de Tweede Kamer (verkiezingsopkomst in 2017: 81,9 procent) minder zeggenschap heeft over de thema’s die de burgers bezighouden dan het Europees Parlement (opkomst in Nederland in 2014: 37,3 procent).

Grote thema's

Wat zijn die grote thema’s? Klimaat en milieu. Asiel, migratie en vluchtelingenopvang. De radicale islam, strijd tegen terrorisme. Veiligheid en defensie. Privacy en bescherming van dataverkeer. Gelijke rechten, de rechtsstaat. Voedselveiligheid. Desinformatie en nepnieuws. De economie, je zou haar bijna vergeten. Robotisering op de arbeidsmarkt. De (handels)relaties met grootmachten als de Verenigde Staten en China. Strijd tegen belastingontwijking door multinationals, al is dat nu juist een thema waarop het Europees Parlement relatief zwak staat: fiscaal beleid blijft nationale soevereiniteit.

Maar op al die overige terreinen is Europese samenwerking zowat een automatisme. Daarbij blijven soevereine lidstaten doorgaans de grenzen van de samenwerking bepalen en functioneert het parlement als aanjager, controleur en medewetgever.

Aanverwant misverstand: ‘De EU’ (containerbegrip) drukt dingen door, het zijn ‘ongekozen bureaucraten’, er is nauwelijks ruimte voor politieke discussie. Maar over alle bovengenoemde thema’s wordt in het Europees Parlement een harde, politieke strijd geleverd zoals in elk ander parlement, door gekozen volksvertegenwoordigers. Minder zichtbaar, helaas. Komt deels door de media (sorry).

Deze verkiezingen gaan niet over nexit, frexit of italeave. Houd het hoofd koel, kiezer

Er is van alles mis met de EU. Ja, dat parlement is raar. Maar deze verkiezingen gaan niet over nexit, frexit of italeave. Ze gaan niet over meer of minder ‘Brussel’, ze zijn geen tweestrijd tussen Mark Rutte en Thierry Baudet of tussen Matteo Salvini en Emmanuel Macron, ook al spelden zij dat alle vier op uw mouw. Ze zijn ook niet ‘de belangrijkste van deze generatie’, zoals de Europese Commissie zegt.

Houd het hoofd koel, kiezer.

Deze verkiezingen gaan over de politieke keuzes voor de komende vijf jaar, niets meer, niets minder. Ze gaan over een strenger of minder streng klimaatbeleid – idem met migratie – meer of minder handelsakkoorden met de rest van de wereld, hoe we omgaan met Rusland en Turkije, enzovoorts. Praktische keuzes zijn dat meestal, met grote gevolgen.

Die hangen wel degelijk af van de ongetwijfeld moeizame meerderheden die straks mogelijk zijn in het minst slechte, want enige, EU-instituut dat rechtstreeks door de burgers wordt gekozen.

Door u, dus.

Lees ook:Flashback naar 2014: ‘We stemmen gewoon weer pro-Europees’

Vijf jaar geleden liet onze correspondent Christoph Schmidt ook al vooraf zijn licht schijnen op de Europese verkiezingen.