Direct naar artikelinhoud
AnalyseGrote volkspartijen verdwenen

Heeft het minderheidskabinet de toekomst in versnipperd Nederland?

Halbe Zijlstra (VVD), Sybrand Buma (CDA) en premier Mark Rutte na afloop van het formatieoverleg in 2017.Beeld ANP

Het kabinet-Rutte III heeft met 76 zetels in de Tweede Kamer niet alleen de smalste basis in de parlementaire geschiedenis, het zal ook nog eens zijn meerderheid in de Eerste Kamer kwijtraken. Minderheidskabinetten met een duidelijke identiteit hebben misschien de toekomst, denken hoogleraar Tom van der Meer en oud-PvdA-leider Wouter Bos.

De vier coalitiepartijen beschikken vanaf eind mei, als de nieuwe senaat officieel wordt gekozen, over 31 van de 75 zetels. Daarmee zet de nivellering van de Nederlandse politiek onverminderd door. Een landschap dat jarenlang werd gedomineerd door drie grote volkspartijen (PvdA, VVD, CDA en zijn christelijke voorlopers) gaat steeds meer lijken op een gaybrapad, waarop alle kleuren van de regenboog even groot zijn. In 1991 haalden PvdA, VVD en CDA samen 55 zetels in de Eerste Kamer, het zijn er binnenkort nog maar 28. Het gat wordt gevuld door een veelvoud aan middelgrote en kleine partijen.

Wie vijftig jaar geleden in verkiezingstijd door een Nederlandse woonwijk wandelde, zag overal verkiezingsposters voor de ramen. Zo kon je zien ‘wat’ de buren waren: sociaaldemocratisch, katholiek, antirevolutionair of liberaal. ‘Partijen waren sterk gerelateerd aan sociale identiteit. Als je mensen vroeg: wie ben jij, dan antwoordden ze katholiek of protestant, maar daar zat een heel verhaal aan vast, waarbij ook de keuze bij de verkiezingen hoorde’, zegt Henk te Velde, hoogleraar vaderlandse geschiedenis aan de Universiteit Leiden.

De traditionele volkspartijen verbonden hoog en laag, stad en platteland. De opa van Te Velde was lid van de Christelijke Historische Unie, een deftige protestantse partij die geleid werd door mannen met dubbele namen. Als boer was er slechts een bescheiden rol voor hem weggelegd. ‘Toch voelden mensen binnen die hiërarchie verbondenheid’, zegt Te Velde. ‘Ze deelden hun geloof en principes en hij deed mee, bijvoorbeeld als lid van het schoolbestuur.’ Tegenwoordig heeft elke groep zijn eigen partij, tot aan de ouderen en de dierenliefhebbers toe.

De volkspartijen werden gespleten door een nieuwe dimensie in de politiek, de tegenstelling tussen kosmopolitisme en nationalisme. De VVD verloor aan de PVV, de PvdA zag haar traditionele arbeidersachterban wegsmelten. Bij de Kamerverkiezingen van 2017 was de PVV de grootste partij onder lager opgeleiden, met 26 procent. Nog maar 4 procent van de lager opgeleiden stemde op de PvdA.

Zo is de wereld van de grote, stevig verankerde volkspartijen verdwenen. Is dat erg?

D66-leider Alexander Pechtold, Mark Rutte (VVD), Jesse Klaver (GroenLinks) en Sybrand Buma (CDA) tijdens een onderonsje in de tuin van het Catshuis tijdens de formatie in 2017.Beeld Freek van den Bergh / de Volkskrant

Waarden

Dat hangt er maar vanaf hoe je het bekijkt, zegt Tom van der Meer, hoogleraar politicologie aan de Universiteit van Amsterdam. ‘Burgers stemmen nog steeds op basis van waarden’, zegt Van der Meer. ‘Maar je stem zegt iets over wat je denkt, niet over wie je bent.’ De meeste mensen maken een keuze tussen verwante partijen. Een linkse kiezer zal bijvoorbeeld twijfelen tussen GroenLinks, SP, PvdA en de Partij voor de Dieren. Bij een verkiezing stemt hij niet meer uit gewoonte of omdat hij tot een bepaalde groep hoort. Hij vraagt zich af welke partij op dat moment het beste bij zijn waarden past. ‘De kiezer is gaan kiezen. Vanuit democratisch oogpunt is dat winst’, zegt Van der Meer.

Maar besturen is moeilijker geworden in een landschap met veel partijen. Alleen al het formeren van een kabinet is een enorm karwei. Rutte I leunde op een gedoogconstructie met de PVV, Rutte II was een grote coalitie tussen rivalen VVD en PvdA die elkaar fel hadden bestreden in de verkiezingscampagne. Rutte III is een samenraapsel van vier partijen die elkaar vonden na de langste formatie in de geschiedenis, 225 dagen. Toch zijn er de afgelopen tien jaar geen grote ongelukken gebeurd. In een versnipperde omgeving is besturen moeilijk, maar niet onmogelijk. Gezien de behendigheid van premier Rutte en de sterke Nederlandse poldertraditie kan het kabinet ver komen in de senaat. ‘Het kabinet Rutte II heeft nooit een meerderheid in de Eerste Kamer gehad. Maar het was het eerste kabinet sinds Paars I (1994-1998) dat de hele rit uitzat’, zegt Tom van der Meer. De plotselinge bekering van Rutte tot de CO2-taks voor het bedrijfsleven is een voorproefje van wat straks gaat komen: deals maken met de oppositie.

De grootste schade van de nivellering tussen de partijen is vooral politiek. Het midden dreigt zijn politieke kapitaal te verbranden in moeizame coalities, waardoor de flanken alleen maar sterker worden. Maar dat komt doordat de politieke cultuur zich niet heeft aangepast aan de veranderde structuur van de Nederlandse politiek, zegt politicoloog Van der Meer. Partijen gedragen zich nog altijd alsof ze een hondstrouwe aanhang hebben die hun compromissen toch wel slikt. Achter de schermen onderhandelen ze over een gedetailleerd regeerakkoord waarmee ze een meerderheidskabinet kunnen vormen. ‘En voor de schermen zeggen ze: we staan voor onze handtekening. Dat is een argument dat je letterlijk hebt kunnen horen bij debatten over de dividendbelasting en het referendum’, zegt Van der Meer.

Premier Mark Rutte omarmt PVV-leider Geert Wilders tijdens de formatie in 2012. Fleur Agema (PVV), Sybrand Buma (CDA), Maxime Verhagen (CDA) en Stef Blok (VVD) zijn ook aanwezig voor de onderhandelingen in het Catshuis.Beeld ANP

Minderheidskabinetten

Hedendaagse kiezers vragen om een andere benadering, denkt hij. Van der Meer pleit voor minderheidskabinetten met een duidelijk profiel, die in de Kamers op zoek gaan naar wisselende meerderheden. Voormalig PvdA-leider Wouter Bos, tegenwoordig bestuursvoorzitter van investeringsagentschap Invest-NL, is het daarmee eens. ‘Als je kabinetten vormt waarin allerlei linkse en rechtse partijen bij elkaar komen, wordt het als partij ontzettend moeilijk om te laten zien wie je bent en waarvoor je staat’, zegt hij. Zelf stond hij als informateur aan de wieg van zo’n kabinet, Rutte II met de VVD en de PvdA. ‘Iedereen in de PvdA wist dat het electoraal heel moeilijk zou worden als we met de VVD zouden gaan regeren. We hebben het toch gedaan, voor het land. Ik denk dat de geschiedenis positief over het kabinet zal oordelen. Het heeft goed en slagvaardig beleid gevoerd. Maar zoals Diederik Samsom zei: operatie geslaagd, patiënt overleden.’

Mede door zijn ervaringen is Bos nu voorstander van minderheidskabinetten. ‘Een minderheidsregering kan veel beter een eigen identiteit ontwikkelen. Links, rechts, centrumlinks of centrumrechts’, zegt hij. Bovendien wordt het parlementair debat nieuw leven ingeblazen, als de regering steeds op zoek moet naar steun in de Kamer. ‘Op Thierry Baudet kun je veel aanmerken, maar hij had natuurlijk wel gelijk toen hij zei dat het debat over de regeringsverklaring niets voorstelde. Het was totaal voorspelbaar’, aldus Bos.

Politicoloog Van der Meer gelooft dat de meeste kiezers heel redelijk zijn en bereid tot compromissen. ‘Alleen: een compromis krijgt pas betekenis als je weet welke waardenstrijd eraan vooraf is gegaan. Er is in de laatste decennia slechts een keer een junior partner in de coalitie geweest die niet verloren heeft bij de verkiezingen, dat was de VVD onder Bolkestein. Wat deed hij tussen 1994 en 1998? Continu oppositie voeren tegen zijn eigen kabinet. Uiteindelijk ging hij akkoord, maar hij zei altijd: eigenlijk wil ik iets anders. Segers van de ChristenUnie doet dat nu ook. Die heeft als enige continu zijn pijn laten zien. Gezegd: dat kinderpardon vinden we echt belangrijk, maar we konden het niet realiseren. Dan laat je als partij zien waarvoor je staat en snappen kiezers het compromis.’

Duidelijk profiel

Van der Meer en Wouter Bos pleiten voor een nieuwe politieke cultuur: minderheidskabinetten met een duidelijk profiel, die na scherp debat tot een compromis met het parlement komen. Historicus Te Velde is sceptisch: ‘Ik zie het praktisch niet voor me. Het veronderstelt dat de oppositie het kabinet zijn mooie verhaal gunt. Maar voor haar steun zal ze iets terug willen. En voor je het weet ben je weer aan het polderen als altijd.’

Te Velde erkent dat hij geen pasklaar alternatief heeft. Het probleem is dat de bestuurders alleen nog maar besturen, zegt hij: ‘Politici moeten hele mensen zijn, geen apparatsjiks. Je wilt het gevoel hebben: daar zit iemand die iets doorleefd heeft, en met wat hij doorleefd heeft zit hij nu in de politiek. Bij Wim Kok zag je dat, daarom werd er zo veel gereageerd op zijn overlijden. Hij straalde uit dat hij zich bekommerde om het land, dat hij met de dingen worstelde. Dat mis ik een beetje bij Rutte. Hij heeft geweldige sociale vaardigheden en hij kan geweldig een coalitie bij elkaar houden, maar ik vind hem een moreel lichtgewicht.’