Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.
Bekijk hele krant

NRC Handelsblad

Defensie

Dankzij de aloude krijgskunst van het tunnelbouwen hield IS verrassend lang stand

IS-tunnels Baghouz, het laatste bolwerk van terreurgroep IS, is gevallen, stellen de Amerikanen en hun bondgenoten van de SDF. Het oprollen van dit laatste restje ‘kalifaat’ duurde mede zo lang doordat IS ondergronds ging.

Het front bij Baghouz, het laatste IS-bolwerk in Syrië, nabij de grens met Irak.
Het front bij Baghouz, het laatste IS-bolwerk in Syrië, nabij de grens met Irak. Foto RODI SAID/Reuters

Lakens en dekens die als tentzeil dienden wapperen tussen takkerige boompjes. Er klinken overvliegende bommenwerpers, piepende walkietalkies en af en toe een geweersalvo in de verte. „Pas op, er kan elk moment een IS’er opduiken uit een tunnel en om zich heen beginnen te schieten”, waarschuwt een frontsoldaat van de Syrische Democratische Strijdkrachten (SDF). Hij staat op wacht in het tentenkampje bij Baghouz, waar IS-strijders wekenlang vochten tegen de SDF.

De strijders van de door de Amerikanen gesteunde Syrische militie rekenen er niet echt meer op dat er ineens een IS’er te voorschijn komt. Al is IS op dat moment nog niet helemaal uit het gebied verdrongen, dit gedeelte van het kamp is al dagen onder controle van de SDF. Woensdag riep president Trump al de overwinning op IS uit, zaterdagochtend deed de SDF dat ook zelf.

Dat de val van dit laatste bolwerk zo lang op zich liet wachten, toont hoe de tegenstanders van IS worstelen met de ondergrondse krijgstactiek van de terreurgroep. De tunnels en ondergrondse ruimtes zijn de afgelopen jaren het handelsmerk geworden van IS. De groep staat daarmee in een lange traditie van guerrillaoorlogvoering onder de grond.

Bunkers met tv en bibliotheek

Een ijzeren deur ligt plat in het veld, nauwelijks van de rest van het terrein te onderscheiden dankzij een bedekking van aarde en gras. Via een in de klei uitgehouwen afstapje kom je in een ondergrondse ruimte, waarin één of meer IS-families waarschijnlijk wekenlang hebben geleefd, schuilend voor luchtaanvallen van de internationale coalitie. In de eindstrijd tegen IS bij het dorpje Baghouz in de Syrische provincie Deir es-Zor zijn diverse tunnels en ondergrondse ruimtes gevonden. Sommige daarvan zijn verstevigd met metaal en steen, andere doen nog het meest denken aan uit de kluiten gewassen konijnenholen.

Lees ook deze reportage: ‘Dit is nog niet het einde van IS’

Rond Baghouz was er relatief weinig tijd om een geavanceerd tunnelnetwerk te graven. In plaatsen als Mosul, Falluja en Raqqa, waar IS jarenlang de tijd had om tijd en geld te investeren, werden complete ondergrondse netwerken met honderden tunnels gevonden. IS gebruikte volgens lokale media burgers om de tunnels uit te graven. Vaak werden de tunnelingangen aangelegd in gebouwen, zoals woonhuizen of moskeeën. De afgegraven aarde bleef in het huis liggen zodat van buitenaf de ingang onzichtbaar bleef. Onder de grond waren woonruimtes compleet met elektriciteit en voedselvoorraden aangelegd, in sommige ondergrondse bunkers werden ook televisies en bibliotheken gevonden.

Het gebruik van tunnels in de strijd is een bekend fenomeen in de krijgshistorie. Een van de eerste strijdgroepen die tunnels gebruikten, waren Joodse opstandelingen die tussen 60 en 70 na Christus tegen de Romeinen streden. In 2006 vonden archeologen bij Nazareth een complex van ondergrondse ruimtes en gangen uit deze periode. Tunnels zijn vooral een effectief hulpmiddel in guerrilla-oorlogen, waar kleinere groepen strijders het opnemen tegen een groter, regulier leger. De tegenpartij weet niet precies waar de ondergrondse strijders zich bevinden, ze kunnen onverwachte aanvallen doen en de stellingen van hun vijanden ondergraven.

Daar komt in de tijd van drones en precisiebombardementen nog bij dat je ondergronds minder makkelijk doelwit bent. „Het voelt alsof we een oorlog uitvechten in twee steden”, zei kolonel Falah al-Obeidi, een Iraakse officier, tijdens de slag om Mosul tegen The Washington Post. „Er is de oorlog in de straten en er is een hele stad onder de grond waar ze zich verstoppen.”

Het bekendste voorbeeld van tunneltactiek in de recente geschiedenis komt van de Vietcong. Deze communistische guerrillero’s vochten in de jaren zestig en zeventig tegen het Zuid-Vietnamese en Amerikaanse leger. Ze legden een tunnelnetwerk aan van zo’n 250 kilometer lang. Zoals nu de SDF-strijders in Syrië roepen dat er „elk moment een IS’er kan opduiken”, maakten de Vietcong veelvuldig gebruik van het verrassingseffect dat tunnels bieden.

Tunnel ideaal bij belegeringen

Het graven van tunnels om de vijand te ondermijnen heeft een nog veel langere geschiedenis. Wie een stad met dikke muren belegert, heeft drie opties: er overheen, er doorheen of er onderdoor. Voor opties 1 en 2 zijn ladders, belegeringstorens, stormrammen of blijdes nodig. Het nadeel van deze opties is dat ze de aanvaller kwetsbaar maken voor projectielen van de verdedigers. Daarom kozen legeraanvoerders regelmatig voor de meer arbeidsintensieve, maar ook veiligere manier van het ondergraven van de ommuring van een stad of kasteel.

Ingenieurs maakten hun tunnelingang dan ruim buiten schootsafstand van de vijand en groeven zich een weg tot onder de fortificatie die ze wilden vernielen. De tunnels werden met verticale balken overeind gehouden. Zodra de tunnel onder de muur kwam, werden de balken in het tunnelgedeelte onder de muur in brand gestoken – met als resultaat dat de muur instortte.

Het bestrijden van tunnels is een kunst apart. De Amerikanen trainden speciale eenheden om de ondergrondse strijd met de Vietnamezen aan te gaan, de zogenaamde „tunnel rats”. Zij kregen niet alleen te maken met vijandelijke militairen, maar ook met onder meer handgranaten, mijnen en zelfs giftige slangen die in de tunnels waren geplaatst.

Ook in de Eerste Wereldoorlog werden specialisten opgetrommeld voor het ondergrondse werk. Legers probeerden toen op grote schaal elkaars tunnels te ondermijnen en schakelden daarbij vaak manschappen in die van huis uit mijnwerker waren. Met behulp van explosieven bliezen zij grote gaten in het vijandelijke loopgravennetwerk. Tegenmijners ondergroeven op hun beurt deze tunnelaars. Ze waren dan letterlijk in de contramine.

Om tunnels te ondermijnen, zul je bovendien eerst moeten weten waar ze zijn. Dat is nog het moeilijkste, zei de Israëlische oud-militair Danny Gold in de Jerusalem Post. Israël ontmantelde onlangs zes tunnels van Hezbollah, die Israël binnenkwamen vanaf het zuiden van Libanon. Ook Hamas in de Gazastrook gebruikt tunnels voor de smokkel van mensen en materiaal. „Sinds de Vietnamoorlog is [de tunneldreiging] niet opgelost”, aldus Gold. „Tussen Mexico en de Verenigde Staten is het niet opgelost. Het is soms zelfs moeilijker dan olie in de grond vinden.”

Inschattingsfout

Hoe onvoorspelbaar tunnels de strijd kunnen maken, bleek de afgelopen weken weer in Baghouz. De aanwezigheid van tunnels en ondergrondse ruimtes was volgens Syrische en internationale militairen de voornaamste oorzaak voor de enorme inschattingsfout van het aantal mensen dat nog in het kamp verscholen zou zitten. Dankzij de tunnels kwamen er tegen ieders verwachting in niet honderden, maar tienduizenden mensen uit alle hoeken en gaten van het piepkleine stukje grond kruipen. En nadat de SDF vorige week al vrijwel al het bovengrondse terrein had veroverd, woekerde de strijd ondergronds nog voort.