Direct naar artikelinhoud
Analyseterroristisch motief

Waarom is bij de verdachte uit Utrecht sprake van een terroristisch oogmerk?

Nog voordat Gökmen T., hoofdverdachte van de schietpartij in een Utrechtse tram, werd opgepakt, kondigde de politie al aan rekening te houden met een terroristisch motief. Hoe komt zo’n inschatting tot stand, en wat betekent dit in de praktijk?

en
Op het Utrechtse 24 Oktoberplein worden dinsdag bloemen gelegd, een dag na het schietincident.Beeld Arie Kievit

In de vluchtauto van Gökmen T. werd een briefje aangetroffen. Over de inhoud wil het Openbaar Ministerie niets prijsgeven, maar het zou een van de redenen zijn om T. te verdenken van een aanslag met een terroristisch oogmerk.

Volgens het Wetboek van Strafrecht is hiervan sprake als iemand een geweldsmisdrijf pleegt met een politiek of ideologisch-religieus motief, waardoor de bevolking schrik wordt aangejaagd en de overheid tot actie wordt gedwongen. 

In de praktijk is het vooral een handig hulpmiddel voor politie en justitie om hun bevoegdheden te vergroten, zegt Alette Smeulers, hoogleraar strafrecht en criminologie aan de Rijksuniversiteit Groningen. Waar voor het vasthouden van iemand die een ‘gewoon’ delict heeft gepleegd een concrete verdenking is vereist, is bij terrorismeverdachten een aanwijzing vaak al voldoende. ‘Zo’n verdachte kan dus gemakkelijker en langer worden vastgehouden’.  

Terrorismeverdachten kunnen bovendien hogere straffen verwachten. ‘Op doodslag staat bijvoorbeeld een maximum straf van 15 jaar, terwijl voor doodslag met een terroristisch oogmerk een levenslange gevangenisstraf opgelegd kan worden.’ Het gevaar, zo vervolgt Smeulers, is dat de mensenrechten worden uitgehold. Maar het geeft anderzijds de mogelijkheid ‘om efficiënt op te treden en aanslagen te voorkomen’.

Verwarde man of terrorist?

De Wet terroristische misdrijven is sinds 2004 onderdeel van het Nederlandse strafrecht. Directe aanleiding waren de aanslagen van 11/9 in New York. Toen daarna ook Europa werd getroffen door terreur, wilde justitie de mogelijkheid hebben om daders strenger te bestraffen. Tot begin 2017 (het laatste meetpunt van het Nederlands Studiecentrum Criminaliteit en Rechtshandhaving) stonden in Nederland 353 verdachten terecht voor een misdrijf met een terroristisch oogmerk. 

Soms is het bewijs overduidelijk, zoals bij de moord op filmmaker Theo van Gogh in 2004. Dader Mohammed B. verklaarde dat hij Van Gogh als ‘vijand van de islam’ zag en om die reden uit de weg wilde ruimen. Lastiger wordt het in een zaak als die van de Syriër die vorig jaar drie mensen in Den Haag neerstak: ging het hier om een verwarde man of om een terreurdaad?

Het OM besloot de Syriër uiteindelijk te vervolgen voor pogingen tot moord, dan wel doodslag, ‘al dan niet met een terroristisch motief’. Deze zaak is nog niet inhoudelijk door de rechtbank behandeld. 

Tbs-maatregel

Een mogelijke uitkomst, eventueel ook van toepassing op Gökmen T., is dat de rechter oordeelt dat weliswaar sprake is van een terroristisch oogmerk, maar dat de dader vanwege zijn psychische toestand niet toerekeningsvatbaar is. Hij zal dan een tbs-maatregel opgelegd krijgen in plaats van een gevangenisstraf. Ook een combinatievorm – dus gevangenisstraf en tbs – is mogelijk, zegt advocaat Jan Lintz, die in 2007 promoveerde op de verhouding tussen antiterrorismewetgeving en strafrecht. 

Volgens Lintz is de terrorismewetgeving voornamelijk symbolisch van aard. ‘De politie mag al zoveel: tappen, observeren, gegevens opvragen. Door de terrorismewetgeving mogen ze niet zo heel veel méér’, zegt hij. ‘Nederland had in de jaren zeventig ook al te maken met terroristen, en andere landen hebben er al sinds de zestig ervaring mee. Als het noodzakelijk was, werd de wet aangepast.’

Wel maakt de terrorismewetgeving het makkelijker om verdachten te berechten die nog geen aanslag hebben gepleegd, stelt Lintz. ‘Denk aan voorbereiding, samenspannen en organiseren. Samenspannen is bijvoorbeeld meestal niet strafbaar, maar wel als het om terreur gaat.’