De redding van een bijzondere collectie toverhazelaars
Boskoop
Voorzichtig en beheerst trekt Wim van der Werf zijn aluminium vlet tegen de kant en legt hem met twee kettingen vast. ‘Pas op, de planken zijn glad!’ Van der Werf (73) vaart vaker gasten naar het ‘eiland’ met zijn collectie van 150 variëteiten toverhazelaars. Het is kil en druilerig, maar dit is het seizoen waarin de struiken in bloei komen.
De plantenkweker in ruste begon in 1971 toverhazelaars te kweken omdat hij graag tuinplanten wilde die zouden bloeien nog voordat de forsythia met zijn gele bloemen het begin van de lente markeert. Hij kweekte coniferen en sierheesters en zag commerciële mogelijkheden in een plant die eerder bloemen zou dragen. ‘Ik wilde een toverhazelaar die zou bloeien vanaf Kerst tot en met de tweede week van januari: na de kerstster, vóór de forsythia.’ Vooral landschapsarchitecten en hoveniers hechten hieraan: zij willen het jaar rond bloeiende planten in parken en tuinen.
Van der Werf had een keur aan planten in zijn assortiment. ‘Als je duizend planten had van één soort, was het veel. Tegenwoordig hebben ze van een paar soorten wel zestigduizend stuks.’ Zijn zoektocht naar een nieuw product ontwikkelde zich tot een hobby waarmee hij in een kleine vijftig jaar een gevarieerde collectie opbouwde, één waarover maar een handjevol mensen in de wereld beschikt.
glibberig paadje
De vochtige veengrond sopt onder de laarzen, als Van der Werf voorgaat op het glibberige paadje over zijn langgerekte perceel van een halve hectare. De bodem is ingeklonken en tussen de kale struiken ziet het groen van het mos. ‘Eigenlijk moet de grond omgewerkt worden en bemest, maar dat doe ik niet meer.’ Hoewel hij er nog vrijwel dagelijks komt, wordt het bewerken van de grond en het beheer van de collectie hem te zwaar.
[embed:https://twitter.com/cascosongs/status/1086973826301415427]
Om die reden draagt hij de verzameling die het predicaat ‘Nederlandse Plantencollectie’ kreeg van de Koninklijke Vereniging van Boskoopse Culturen, over aan het Nationaal Bomenmuseum Gimborn (voorheen: Von Gimborn Arboretum) in Doorn. De verhuizing, die komend najaar begint, gaat in etappes, verspreid over twee of drie jaar. Liever had de oud-kweker de verzameling in de buurt van Boskoop gehouden, van oudsher centrum van de teelt van bomen en struiken. Maar ondanks gesprekken met deze en gene lukte het niet tot afspraken te komen.
Bij nader inzien denkt de oud-kweker dat zijn toverhazelaars beter af zijn in Doorn. ‘Daar is zandgrond, dat is beter voor de struiken.’ Hij wijst op stronken waarvan de takken zijn afgezaagd. ‘Die is al een poos dood en die ook, net als die daar’, inventariseert hij. Het weer van het afgelopen jaar heeft ze geen goed gedaan. ‘Te warm en te droog, en toen het ging regenen bleef het water weer te lang staan. Dat is niet goed voor de wortels. Bij die hoge temperaturen ontwikkelen schimmels als fytoftora en pythium zich snel, als de planten een paar dagen in het water staan.’
Aan elke struik kleeft een verhaal. ‘Deze hier’, wijst hij naar een kronkelige bonenstaak ‘is net zo oud als die’, en hij knikt naar een weelderige en metershoge struik. ‘Deze heb ik als stek uit Australië gekregen.’ Van der Werf noemde de meest bijzondere planten naar zijn vrouw Toos, zijn dochter Andrea en zijn kleindochter Evi.
De toverhazelaar doet het goed in de Nederlandse tuinen, omdat hij – afhankelijk van de variëteit – van december tot maart uitbundig bloeit en zorgt voor de eerste kleur in de tuin. De draadachtige bloemetjes zijn geel, oranje tot bruin en bordeauxrood en verspreiden een aangename kruidige geur. Met een paar takken in een vaas vult die snel je hele kamer. Als de toverhazelaar bloeit, zijn de takken nog kaal. De zaaddozen van het jaar ervoor zitten er dan nog aan. Zodra die open springen, schieten de twee zaden die erin zitten wel tien meter weg. In het najaar wordt het blad van de struiken, die vier meter hoog kunnen worden, fraai geel of oranje, voordat het afvalt.
Die aantrekkelijkheid was een element bij de afwegingen van het bomenmuseum om de collectie over te nemen.
Directeur Wilbert Hetterscheid verwacht dat de bloei aan het eind van de winter het museum nog beter helpt ‘jaarrond’ publiek te trekken. Hij roemt de verzameling van Van der Werf vanwege zijn variatie, omdat die nagenoeg compleet is én omdat de kweker de nomenclatuur goed heeft bijgehouden. ‘Je kunt er zeker mee voor de dag komen!’ Een andere overweging is, dat de verzameling een belangrijke genenbank vormt, die door gebrek aan opvolging dreigt weg te vallen.
kruisingen
De toverhazelaars stammen allemaal af van kruisingen tussen de uit Japan afkomstige Hamamelis japonica, de oorspronkelijk Chinese H. mollis en de Amerikaanse H. vernalis en H. virginiana. Van der Werf verzamelde steeds de zaden en kweekte die op. De vaasvorm is favoriet, maar ook de stand van de takken en die van het blad aan de tak bepalen de aantrekkelijkheid van een struik. Hoe meer takken, hoe aantrekkelijker, legt hij uit. ‘Kijk deze heeft hangende takken, net als een treurwilg.’
Achteraan op het perceel staan jonge plantjes met de bandjes nog om de recent geënte takken op onderstammen van de Amerikaanse toverhazelaar. Het kweken van een nieuwe variëteit is een hoop werk. Eerst de zaden verzamelen en opkweken: ‘Soms kwam er iets heel anders uit dan de plant waar het zaad vanaf kwam!’
Als dat zevenhonderd jonge plantjes opleverde, selecteerde Van der Werf daaruit de dertig meestbelovende. Na verloop van tijd en strenge selectie bleven er daarvan een stuk of tien over en uiteindelijk zelfs maar twee of drie, die hij dan zelf een naam gaf.
Iedere handeling ging gepaard met zorgvuldige labeling van de zaailingen en planten, en registratie in de computer om de afstamming en de voorgeschiedenis van elke variëteit te kennen. ‘Voordat je een echte nieuwe variëteit hebt, ben je zestien, zeventien jaar verder.’
‘Ik selecteer streng, maar ben geen veredelaar’, benadrukt hij. ‘Een veredelaar heeft een zeker doel waar hij met zijn planten heen wil.’ Zo’n doel had Van der Werf niet, zeker niet toen hij zijn kwekerij een jaar of tien geleden had overgedaan aan zijn zoon, die het bedrijf omvormde en nu, net als andere moderne kwekers, van slechts enkele planten enorme aantallen produceert. ‘Mijn planten – geen soorten maar variëteiten – zijn het resultaat van natuurlijke bestuiving door wind en insecten. De enige bewuste kruising, die van japonica met mollis, was veel eerder al gedaan in de Verenigde Staten.’
stofjes
Hoewel hij al enige tijd geleden besloot zijn collectie af te stoten, kocht Van der Werf afgelopen najaar toch nog een bijzonder exemplaar in Duitsland. Het verzamelaarsbloed kruipt immers waar het niet gaan kan. ‘Ik wil dat de collectie bij elkaar blijft. Het heeft geen zin als die ergens terechtkomt waar ze langzaam uit elkaar valt. In dat geval kan ik haar net zo goed laten staan of verhakselen.’
Hij wil juist dat toekomstige generaties kwekers gebruikmaken van de variëteiten die hij bij elkaar heeft gebracht. Met gebruik van stofjes uit zijn planten als grondstof voor voedingsmiddelen of medicijnen heeft hij zich nooit beziggehouden. ‘Maar je weet nooit hoe ze van pas kunnen komen. Denk aan taxol, een stofje uit de taxus, dat wordt gebruikt bij het maken van medicijnen tegen kanker.’
zie boomkwekerijmuseum.nl/HOME/5712. Van 21 tot en met 26 januari aan de toverhazelaar gewijde hamamelisdagen. Nationaal Bomenmuseum Gimborn: bomenmuseum.nl