Direct naar artikelinhoud

Claude Vanheye fotografeert dj’s in trance

‘Een haast een religieuze foto van Oliver Heldens, zoals hij beweegt met zijn vingers.’Beeld Claude Vanheye

Hij portretteerde popsterren als Mick Jagger, George Harrison en David Bowie. Maar om dj’s te fotograferen, moest Claude Vanheye heel anders te werk gaan. Die foto’s zijn nu te zien in het Groninger Museum.

“Het is ridicuul”, zegt de 70-jarige Claude Vanheye als hij de foto’s die hij maakte nog eens goed bestudeert in de donkere zaal van het Groninger Museum. De fototentoonstelling DVOTION toont zijn portretten van wereldberoemde dj’s. “Dit is totáál het tegenovergestelde van hoe ik altijd gewerkt heb. Ik hing altijd hele verhalen op over persoonlijk contact als kloppend hart van mijn fotografie, over een relatie opbouwen. Het grappige is dat ik deze dj’s helemaal niet ken.”

In de jaren zeventig belden alle popsterren bij hém aan: Mick Jagger, Bryan Ferry, Michael Jackson, Blondie, Tom Waits. In zijn Clouds Studios in de Amsterdamse Jordaan was Vanheye de regisseur. Van houding en kleding tot aan decor en licht: hij bepaalde alles. Met als resultaat: Kate Bush, poserend op een opgezette dolfijn. En Frank Zappa in een tarzanbroekje.

Respect

Eigenlijk was Vanheye ‘strontverlegen’, waardoor hij zich niet snel opdrong. Niet meteen die camera erbij. Dan zat hij vijftien minuten tegenover Jimi Hendrix, zonder iets te zeggen. Dat schiep vertrouwen. Respect. Artiesten als Jackson Browne, Boz Scaggs en Todd Rundgren kan hij nog altijd tot zijn vrienden rekenen.

‘Afrojack wordt door zijn elegante, sierlijke gebaren zelfs een beetje vrouwelijk.’Beeld Claude Vanheye

Maar tijden veranderen. Popsterren zijn nauwelijks meer bereikbaar. Platenlabels beheren nu zelf de fotografie. “Vroeger was het één telefoontje. Geen contracten, niks. Er was vertrouwen. We gingen naar de bioscoop, samen uit, tot diep in de nacht. Het is veel zakelijker geworden. Ik heb niets meer te zeggen. Niets!”

Vroeger was er vertrouwen. We gingen naar de bioscoop, samen uit, tot diep in de nacht. Het is veel zakelijker geworden. Ik heb niets meer te zeggen. Niets.

Min of meer toevallig kwam Vanheye in 1998 in aanraking met dancemuziek. Zijn studio zat destijds onderin Paradiso, waar hij danceact Faithless portretteerde. Uit beleefdheid kwam hij naar ze kijken in de grote zaal. “Ik wist niet wat ik zag. De vloer golfde helemaal. Hoe frontman Maxwell Fraser het publiek in trance bracht met het nummer ‘God Is a DJ’. ‘This is my church’, riep hij. Paradiso ís een kerk, hè. Die Fraser was net een priester.”

Samen met zijn zoon Sayan bezocht Vanheye daarna jarenlang dancefeest Sensation. Maar zijn groeiende fascinatie voor dance kon hij niet kwijt in zijn fotografie. “Ik voelde dat een dj op de bühne moest worden gefotografeerd. Die sfeer kun je in de studio niet nabootsen. Dan krijg je geijkte, saaie portretten. En dat past niet bij ze.”

Hij moest dus naar hun optredens. Maar, niet geheel onbelangrijk, Vanheye haalde zijn neus op voor concertfoto’s. “Ik ben er altijd wars van geweest. Ik heb me altijd verzet tegen het fotograferen tussen andere fotografen. Voor het podium. Ja, dan maken veertig fotografen dezelfde foto. Daar valt toch geen eer aan te behalen?”

Toewijding

Tot hij in 2014 foto’s maakte van dj Fedde le Grand. Met gloednieuwe Nikon-camera’s en lenzen kon Vanheye de overactieve artiest eindelijk laten bevriezen achter zijn mixtafel. “Ik heb het! Dit is het!”, riep hij verrukt. Wat hij zag was een dj in gedachten, in trance, haast mediterend. Daarom heet de tentoonstelling DVOTION. Van toewijding, liefde.

Door zijn spel met licht en verstilde poses laat hij clair-obscur van de Italiaanse barokkunstenaar Caravaggio in zijn foto’s terugkomen. Niet met Johannes de Doper of Narcissus op het doek, maar met Martin Garrix of David Guetta. Vanheye wijst naar dj Oliver Heldens. “Dat is toch haast een religieuze foto, zoals hij beweegt met zijn vingers.

“Of neem Afrojack, die maakte op mij altijd een macho en arrogante indruk in de pers, met in de prak gereden Lamborghini’s. Toen ik hem ging fotograferen… Echt, ik smolt. Ik vond hem ineens zo aardig. Door zijn elegante, sierlijke gebaren. Hij werd zelfs een beetje vrouwelijk. Dat moet hij als hij dit leest niet verkeerd opvatten, hoor. Dat bedoel ik juist mooi.” Vanheye grinnikt: “Hij heeft geen idee dat ’ie zo is begluurd – gênant eigenlijk.

Voyeur

“Als je iemand zo close in de lens hebt, dan is het net alsof hij weet dat ik alles van hem zie. Alsof je een dialoog met elkaar hebt. Heel raar.” Hij lacht. “Ik voel me als een voyeur. Maar ik zeg er wel bij: schijnbaar als een voyeur. Want ik ben nog altijd degene die het moment bepaalt waarop de foto wordt gemaakt.”

Nachten haalt hij door met het bespieden van dj’s door zijn lens. Soms schiet hij wel achtduizend plaatjes. Zoekend naar die ene foto. “Vroeger had ik alles al bedacht in mijn hoofd. Nu weet ik als ik van huis ga echt niet waarmee ik thuiskom. Het is improviseren. Wachten. Goed kijken. Ik mag niet verslappen. Ik vind het al erg om naar het toilet te gaan.”

Nu weet ik als ik van huis ga echt niet waarmee ik thuiskom. Het is improviseren.

En het is dan toevallig wel zijn 50-jarig jubileum als fotograaf, maar deze nieuwe tentoonstelling voelt als een tweede jeugd. “Weet je… Het is alsof ik weer net van school kom. Ik ben gewoon weer dat jongetje van zeventien dat mág fotograferen.”

De tentoonstelling DVOTION van Claude Vanheye in het Groninger Museum is te zien tot en met 24 maart.

Lees ook:

Popiconen herleven in Amsterdam Museum

Vanheye fotografeerde sterren bij hun bezoek aan Amsterdam. In zijn studio, maar ook in hotelkamers, op straat en in parken. Met veel artiesten ontstond ‘een zielsverwantschap’.