Direct naar artikelinhoud
Lezersbrief

'De Top 600 krijgt geen greep op de harde kern'

Paroollezer Ido Weijers stelt dat de Top 600-aanpak van de gemeente moet worden opgeschoond en dat de opname van daders van lichte delicten niet strafrechtelijk te rechtvaardigen is.

De justiele jeugdinrichting aan de TransformatorwegBeeld ANP

Sinds 2012 kent Amsterdam een speciale aanpak van jonge veelplegers: de Top 600. Kern van deze aanpak is het besef dat het gaat om jongeren met grote problemen op diverse terreinen, hetgeen een op de persoon toegespitste combinatie van lik op stuk en zorg vereist.

Inmiddels vraagt deze aanpak om bijsturing wat betreft de samenstelling van de lijst, ook is het de vraag hoe effectief deze aanpak eigenlijk is.

Wat het lik-op-stukbeleid betreft is binnen het Amsterdamse parket vanaf 2012 een apart team gevormd, waarmee wordt gekoerst op snelle vervolging (ook van kleinere vergrijpen), versnelde afdoening op zitting en snelle behandeling in hoger beroep.

Wat de zorgdimensie betreft worden alle in dit kader aangehouden daders allereerst uitgebreid gescreend en krijgen ze vervolgens hulp aangeboden om hun leven weer op orde te krijgen: huisvesting, zorg, werk, dagbesteding, schuldhulp.

Dit zijn goed doordachte uitgangspunten. En toch is er iets vreemds aan de hand. Burgemeester Eberhard van der Laan doelde indertijd met de Top 600 namelijk uitdrukkelijk op jonge daders van overvallen, straatroof en ernstig geweld. In de praktijk blijkt hiervan echter op twee essentiële punten te worden afgeweken. 

Ten eerste gaat het nauwelijks om jeugdige delinquenten: slechts 10 procent van de Top 600 komt in een justitiële jeugdinrichting terecht; 90 procent in een penitentiaire inrichting voor volwassenen. 

Ten tweede blijkt de Top 600 zich allerminst te beperken tot ernstige recidivisten die zich schuldig hebben gemaakt aan een of meer high impact crimes. Er komen ook jeugdige wetsovertreders op de lijst die slechts tweemaal zijn veroordeeld voor een relatief licht delict.

Recidivecijfers
Bovendien lijken de recidivecijfers te wijzen op de aanwezigheid van een volhardende harde kern waar de Top 600 geen greep op krijgt. In 2015 recidiveerde een op de vijf van de Top 600 die dat jaar gedetineerd werd meteen na detentie; in 2016 was dat een op de zes. 

Criminele levenswijze
Tegelijkertijd blijkt het gemiddeld aantal dagen dat Top 600-personen gedetineerd zaten, gestegen, in het bijzonder bij degenen die vanaf de start van de aanpak op de lijst staan. Dat zijn er na vijf jaar nog 162, ofwel ruim een kwart van de oorspronkelijke 600. Ook dit lijkt te wijzen op een nauwelijks gecorrigeerde harde kern.

Onderzoek laat zien dat jonge veelplegers vrijwel allemaal ergens rond hun dertigste zijn gestopt met hun criminele levenswijze, of ze nu intensief via een apart programma zijn begeleid of niet.

162 personen die sinds de start van de aanpak in de Top 600 staan, staan er na vijf jaar nog steeds in

Wordt het na zes jaar niet tijd om diepgaand te reflecteren op de vraag of de Top 600 hier werkelijk verschil maakt? 

Uit ons onderzoek, waarvoor we 81 jonge veelplegers vijftien jaar hebben gevolgd, bleek dat van deze jongemannen ruim 50 procent tegen de tijd dat ze rond de 25 jaar waren tenminste drie jaar volledig waren gestopt en ruim 60 procent al twee jaar niet of nauwelijks meer voor kwam in de justitiële documentatie. 

Een van de uitdagingen voor de Top 600-aanpak zal zijn om aan te tonen dat met deze benadering hogere scores worden bereikt. 

In elk geval lijkt het noodzakelijk dat dit programma wordt opgeschoond wat betreft de opname van jongeren die zich slechts schuldig hebben gemaakt aan enkele lichte delicten. 

Strafrechtelijk is hun opname in het programma niet te rechtvaardigen en wat betreft inzicht in de effectiviteit van de aanpak leidt dit tot een onacceptabele vervuiling van de uitkomsten. 

Ido Weijers is hoogleraar jeugdrechts­pleging en jeugdbescherming aan de ­Universiteit Utrecht. Hij presenteert op 18/12 zijn nieuwe boek Veelplegers aanpakken op een congres met hetzelfde thema in Nieuwegein.

Een van de uitdagingen zal zijn om aan te tonen dat met deze benadering hogere scores worden bereikt