Direct naar artikelinhoud
De Megastad

Voor veel Arabieren staat het Taksim-plein voor alles wat God verboden heeft

Demonstranten zwaaien met de Turkse vlag op het Taksimplein.Beeld afp

Wanneer ik ’s nachts over het Taksimplein in Istanbul struin, hoor ik meer ­Arabisch dan Turks. Syrische vluchtelingen hangen rondom het standbeeld van Mustafa ­Kemal ­Atatürk, de stichter van de Turkse republiek. ­Gesluierde toeristen uit de Golfstaten spelen met hun selfiestick. De lege kantoortjes rondom het plein verkopen vliegtickets naar Mekka en ­Dubai.

“De Arabieren hebben Taksim afgepakt”, klagen veel Turkse ­jongeren. Dit plein was van hen. Ze demonstreerden er tegen de regering en dronken koud bier in anarchistische cafés.

Inmiddels zijn veel cafés gesloten, het bier is te duur geworden. En met die nieuwkomers uit de islamitische wereld valt vast geen feestje te bouwen.

De Arabieren zelf denken daar anders over. Voor veel van hen staat Taksim juist voor alles wat God verboden heeft.

Drank, seks en drugs

Ik begin de nacht in een kroeg met een Egyptische vriend. In Cairo was hij streng gelovig en las graag de ­Koran, hier gaat zijn voorkeur uit naar blauwe cocktails en goedkope shag. Om hem heen dreunt doffe technomuziek. Witte mist spuwt uit de rookmachines. ­Niemand ziet wat er ­gebeurt.

Vooral Iraniërs maken gebruik van het donker. Vliegtuigladingen Iraanse jongeren landen dagelijks in Istanbul. Ze verblijven in de kleine hotelletjes rondom het Taksimplein, op zoek naar drank, seks en drugs. De Islamitische Republiek levert de grootste zondaars.

In een slechte nachtclub naast het Taksimplein schuurt een Iraanse jonge vrouw tegen een Somalische jongen aan. Dan grijpt ze me beet. Gin en tonic graag. Ze danst met me, bijt in mijn nek en duwt me plagend weg. “Jij bent wel schattig”, giechelt ze, “Maar ik val op vrouwen. Ik ben hier met mijn vriendin.”

Nepborsten

Ik stap de nachtlucht in. Koerdische mannen verkopen snacks tegen de kater. Rijst met kikker­erwten, stukjes komkommer, mosselen met citroensap. Maar de meeste nachtbrakers eindigen bij de Syriër: warm kippevlees, schijven augurken en broodjes ­falafel.

Rondom de toonbank hangt een groepje Syrische jongens van nog geen twintig jaar. Door de straten galmt al het eerste ­ochtendgebed wanneer een vrouw met brede schouders de kebabtent binnenwandelt. De jochies kijken met gulzige ogen naar haar harde kuiten en dikke laag make-up.

De travestiet is net klaar met werk. Overdag spuugt Istanbul op haar. Maar ’s nachts klampen eenzame taxichauffeurs zich vast aan haar strakke nepborsten. Net als veel collega’s komt ook deze travestiet uit Syrië. In het Arabische grapt ze met de jochies in de kebabtent. Of ze honger hebben.

Dragqueen

Ik betaal mijn falafel en zwalk naar huis. Het Taksimplein is ­bijna leeg. Oude mannetjes staan kastanjes te poffen. Het gemeentepersoneel veegt de stoep schoon. Een vermoeide dragqueen vraagt of ik een vuurtje hebt.

Ik steek haar sigaret aan en vraag waar ze vandaan komt. Na een lange hijs vertelt ze dat ze uit Irak komt. Gevlucht voor Islamitische Staat. Haar botoxlippen trekken een cynische grijns. “In Mosul was het niet zo makkelijk om ­mezelf te zijn. Hier valt dat best mee.”

Uitdijende metropolen bieden een groeiend deel van de wereldbevolking onderdak. Hoe houden de mensen het daar leefbaar? Trouw-correspondenten doen wekelijks verslag uit hun eigen megastad. Lees hier meer afleveringen uit het dossier.