Met name meisjes blijken - vaker dan jongens - na een paar jaar middelbare school op een hoger onderwijsniveau te zitten dan hun leerkracht ze in groep 8 adviseerde.
Dat blijkt uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Het CBS vergeleek het onderwijsniveau van derde klassers in 2017/2018 met het advies dat ze als groep achters kregen in 2014/2015.
Hoger niveau
Sinds dat schooljaar is de eindtoets (bijvoorbeeld van Cito) in groep 8 niet meer leidend voor het middelbare schoolniveau, maar het advies van de leraar. Dit advies kan overigens wel naar boven worden bijgesteld als de eindtoets daar aanleiding toe geeft, al gebeurt dat lang niet altijd.
Van alle meisjes die afgelopen schooljaar in de 3e klas zaten (vwo, havo en vmbo) zat 16 procent op een hoger niveau dan werd aangeraden in het schooladvies. Bij de jongens was dat tien procent.
Kleine verschillen
Het verschil was het grootst in de klassen vmbo gemengde leerweg en het vwo. Ruim 20 procent van de meisjes in zo'n klas kreeg in groep 8 een lager schooladvies. Op de havo en het vmbo theoretische leerweg waren de verschillen het kleinst.
Niet alleen in de 3e klas, ook op basis van de eindtoets in groep 8 scoorden meisjes beter dan het advies van de leraar. Ruim een derde van de meisjes die in groep 8 het schooladvies havo/vwo kreeg, had op basis van de eindtoets sowieso naar het vwo gemogen. Meisjes die in eerste instantie het advies vmbo kader/gemengde leerweg kregen, hadden op basis van hun toets zelfs in bijna de helft van de gevallen een hoger advies.
Lager niveau
Desondanks werden de schooladviezen voor meisjes niet veel vaker bijgesteld dan voor jongens: in respectievelijk 2,8 en 2,5 procent van de gevallen. De definitieve schooladviezen voor jongens en meisjes bleven dicht bij elkaar liggen; procentueel gingen ongeveer evenveel jongens als meisjes naar bijvoorbeeld de havo.
Andersom gaat de vlieger ook op: jongens zaten in de 3e klas vaker dan meisjes op een lager niveau dan hun advies in groep 8. Het gaat om 14 procent van de jongens op alle niveaus. Bij de meisjes was dat minder dan 9 procent.
