Studeren met een beperking: 'Waarom kunnen ze voor topsporters wel van alles regelen?'
1 Waar loop je tegenaan in je studie, als het gaat om je aandoening?
‘Sinds mijn elfde heb ik last van ontstekingen in mijn hele lichaam. Dit betekent veel ziekenhuisbezoeken, vaak nieuwe medicijnen proberen en op onverwachte momenten een verslechterde gezondheid. Op de universiteit mag ik per blok maar twee werkgroepen missen. Die twee momenten gaan bij mij alleen al op aan geplande ziekenhuisbezoeken. Bij de ene docent kun je wel gemiste uren of deadlines inhalen, bij de andere niet. Binnen universiteiten en hogescholen worden studenten met een chronische aandoening verschillend behandeld en ook tussen onderwijsinstellingen zitten grote verschillen.’
2 Als er één ding was dat je morgen kon veranderen, wat zou dat zijn?
‘Eén centraal aanspreekpunt waar je met een beperking op jouw onderwijsinstelling naartoe kunt. Iemand die samen met jou kijkt wat mogelijk is en de bevoegdheid heeft dingen te regelen. Nu moet je de meeste dingen zelf uitzoeken. Op mijn middelbare school had ik een zorgcoördinator die ervoor zorgde dat docenten op de hoogte waren van mijn situatie en die de juiste verklaringen in orde maakte. Het zou helpen als zo’n zorgcoördinator in het hoger onderwijs ook beschikbaar is.’
3 Wat is er volgens jou nog meer nodig om het onderwijs inclusiever te maken?
‘Meer maatwerk. Geen vaste regels, maar een flexibele oplossing per student met een functiebeperking. Die flexibiliteit en maatwerk zijn wel degelijk mogelijk, kijk maar naar topsporters. Zij kunnen ook niet altijd aan de aanwezigheidsplicht voldoen, maar hogescholen en universiteiten zijn in staat daarvoor passende oplossingen te vinden. In het Nederlandse hoger onderwijs heeft maar liefst 30 procent van de studenten een beperking. De vraag is hoe we ervoor kunnen zorgen dat maatwerk ook voor hen mogelijk wordt.’
4 Hoe draag jij daar zelf aan bij?
‘Als voorzitter van het Jongerenpanel van Zorg en Perspectief ben ik geregeld in gesprek met Tweede Kamerleden, ministeries en onderwijsinstellingen. Afgelopen zomer spraken we als panel nog met minister Slob van onderwijs. Studenten weten vaak niet waarop ze recht hebben en onderwijsinstellingen of individuele docenten weten niet altijd wat ze kunnen aanbieden. Terwijl er wettelijk gezien veel mogelijk is voor studenten met een beperking. Er moet alleen duidelijker over gecommuniceerd worden. Samen met minister Slob kijken we naar de mogelijkheden hiervoor.’
5 Merk je de noodzaak vanuit je onderwijsinstelling om dit te doen?
‘Ja, ze doen erg hun best. Maar het blijft zoeken naar wat in welke situatie mogelijk is, omdat er nog veel onduidelijk is. Ik ben nu aan het kijken of we binnen de VU een platform kunnen oprichten voor studenten met een beperking. Zo kunnen we bekijken waar studenten tegenaan lopen.’
6 Tijdens de conferentie tekenen verschillende hogescholen een verklaring om het VN-verdrag over de rechten van personen met een handicap na te streven. Wat zijn jouw verwachtingen van deze intentieverklaring?
‘Ik heb goede hoop dat dit verandering gaat brengen. Het is mooi dat de intentieverklaring overkoepelend is. Ik hoop dan ook dat onderwijsinstellingen met elkaar gaan samenwerken en kijken wat ze van elkaar kunnen leren. En natuurlijk dat ze de jongeren er zelf bij betrekken. Uiteindelijk resulteert het hopelijk in een gelijke behandeling voor alle studenten met een beperking. Als panel zullen we onderwijsinstellingen erop aanspreken als dat nodig is en ik ga ervan uit dat de organisatoren en het ministerie ook zullen toezien op de naleving van de verklaring.’
7 Hoe zie je jouw toekomst en de overgang naar de arbeidsmarkt?
‘Dat vind ik heel spannend. Wat kan ik aan? Kan ik bijvoorbeeld 40 uur per week werken? Enerzijds heb ik als politicologiestudent mooie politieke ervaring dankzij het Jongerenpanel. Anderzijds lijkt een lichaam dat het op elk moment kan laten afweten me geen fijn visitekaartje voor werkgevers. Met het Jongerenpanel bekijken we hoe MBO’ers met een beperking werk kunnen vinden en behouden, door scholen, gemeenten en het bedrijfsleven samen te brengen. Ook in het hoger onderwijs zou dit kunnen helpen.’
Bente van Oort: ‘Bij de ene docent kun je wel gemiste uren of deadlines inhalen, bij de andere niet.’