Direct naar artikelinhoud
reportage

Zo reanimeert China de bijna uitgestorven Siberische tijger

Zo reanimeert China de bijna uitgestorven Siberische tijger
Beeld suiyang forestry bureau

Met de oprichting van een groot nationaal park wil China de Siberische tijger redden. Maar als de tijger oprukt, zal de mens moeten wijken.

Toen Kong Xianling afgelopen lente na een lange dag in haar schuur bleef slapen, een gammele stee te midden van de velden, omringd door wouden en berggebied, werd ze in het holst van de nacht wakker van hevig gebrul. Ze hoorde haar drie waakhonden vechten, maar durfde haar schuur niet buiten te komen. Toen ze bij het eerste licht voorzichtig een kijkje ging nemen, zag de Chinese voor haar deur de pootafdrukken van een tijger. Van haar drie honden waren er twee over.

“Sindsdien zien we wel vaker tijgersporen”, zegt Kong, een gedrongen boerin met een vrolijk gezicht. Ook deze week logeert ze weer in de schuur, zoals altijd in het zaai- en oogstseizoen. Met alleen een hobbelig aardeweggetje om hier te komen, is het dan wel zo handig om dicht bij de velden te blijven. “Ik ben niet bang, ik ga nog steeds naar buiten. Alleen heb ik nu een voorraad vuurwerk in de schuur, om af te schieten als de tijgers weer komen. En de honden, die houden we nu ’s nachts binnen.”

Kong woont in Nuanquanhe, een onooglijk dorpje te midden van het Laoyelinggebergte, in het uiterste noordoosten van China, vlak bij de Russische grens. Het is onherbergzaam gebied, met steile rotspartijen, wilde rivieren en ondoordringbare bossen, en hier en daar een eenzaam dorpje, ooit opgericht als houthakkerspost. De inwoners leven er dicht bij de natuur: ’s zomers plukken ze wilde planten en bessen, ’s winters – bij 30 graden onder nul – jagen en stropen ze.

Maar sinds vorig jaar ligt Nuanquanhe ook in een nationaal park, bedoeld voor de bescherming van Siberische tijgers. In januari 2017 werd hier een gebied van 14.700 vierkante kilometer, zowat een derde van Nederland, officieel bestempeld tot ‘Siberische Tijger en Luipaard Nationaal Park’. In het hele domein is houthakken, stropen en jagen verboden, moet landbouw geleidelijk verdwijnen en moet de natuur in ere worden hersteld. Een ultieme reddingspoging voor het met uitsterven bedreigde dier.

Patrouille

De eerste cijfers geven reden tot optimisme. Waren er volgens onderzoekers in 1998 nog maar vier tot zes Siberische tijgers in heel China, in 2017 werden er 27 gespot. In de vallei van Nuanquanhe zwerven er minstens vier rond, waarvan één wijfje. “Een paar jaar geleden waren we heel opgewonden als we met onze infraroodcamera’s een tijger konden vastleggen”, zegt Liu Yuhai, directeur van de lokale houthakkerspost, die tot natuurbeschermingsbasis is omgevormd. “Nu is het heel normaal geworden, we zijn eraan gewend.”

Helemaal onomstreden is het nationaal park niet, want meer tijgers betekent ook meer confrontaties met mensen. Na de hond van Kong Xianling werden afgelopen zomer drie schapen gekeeld, en veel dorpelingen durven niet langer de bergen in om hout te sprokkelen of bessen te plukken. Nu al staat vast dat veel inwoners van het nationaal park op termijn zullen moeten verhuizen. Dat wordt nog een flinke uitdaging: in het hele gebied wonen 70.000 tot 80.000 mensen.

Liang Feng’enBeeld Leen Vervaeke

“Daar op die bergtop hebben dorpelingen vorige maand tijgersporen gezien”, wijst Liang Feng’en, terwijl hij het bospad achter zijn huis opwandelt, de herfstgeel kleurende bergen in. “En daar onder de elektriciteitsmast vlak bij het dorp vinden we er ook regelmatig. Het zijn er nu zoveel dat we ze niet eens meer allemaal registreren. Alleen als ik sporen zie op de vaste doorsneelijnen, waarin het gebergte is ingedeeld, stuur ik de gps-coördinaten door.”

De 61-jarige Liang, pezig en kwiek als een berggeit, is een van de tientallen boswachters van Nuanquanhe. Zo’n vier keer per week patrouilleert hij door de bergen, telkens een tocht van 20 tot 30 kilometer, op zoek naar pootafdrukken en uitwerpselen, om de tijgerroutes in kaart te brengen en tijger-DNA te verzamelen. Onderweg verwijdert hij ook stroppen, al zijn er daar de laatste jaren steeds minder van. En gaat hij langs bij de honderden infraroodcamera’s, op vaste afstanden vastgemaakt aan bomen, om te zien of die nog tijgers hebben gespot.

Op patrouille draagt Liang een camouflagepak, en in zijn rugzak een staaf noodvuurwerk en een bus pepperspray. Normaal valt een tijger geen mensen aan, maar er kunnen ‘probleemtijgers’ opduiken: onervaren of gewond, en niet in staat een normale prooi te vangen. De Siberische tijger is de grootste van alle tijgersoorten: een volwassen mannetje kan tot 300 kilo wegen en tot 3,5 meter lang zijn. Daar valt niet veel tegen te beginnen.

Patrouille
Beeld Leen Vervaeke

Terwijl Liang het pad volgt, speurt hij de bodem af, en toont hij sporen van everzwijnen, herten en beren: diepe afdrukken van harde hoeven of lange nagels. Sporen van tijgers en luipaarden, met hun zachte voetkussens, zijn minder makkelijk te vinden. Ze zijn vooral zichtbaar als het gesneeuwd of geregend heeft. Pas in een modderplas ziet Liang er een: 10 centimeter breed, mogelijk van een jong tijgerwijfje. Liang maakt een paar foto’s en geeft de gps-coördinaten door.

De vernietiging van de natuur heeft zich in deze noordoostelijke uithoek van China inderdaad in hoog tempo voltrokken

Geneeskrachtig

Al die gegevens worden 1400 kilometer verderop verzameld, in het Siberische Tijger Observatie- en Onderzoekscentrum. Daar wordt bijgehouden hoe de tijgerpopulatie zich ontwikkelt, en hoe hun bescherming nog beter kan. Bedoeling is om op termijn alle camerabeelden live te volgen, om zo de patrouilles beter aan te sturen. Die kunnen dan meteen ingrijpen als een dier gewond is of als er conflicten zijn met de mens.

Het is een bijzondere opdracht voor Liang, die vroeger houthakker, stroper en jager was. Toen organisaties als het Wereldnatuurfonds en Wildlife Conservation Society een tiental jaar geleden bij hem aanklopten, omdat hij hen als ervaren jager kon helpen om dieren te lokaliseren, leek dat hem vooral grappig. Overdag hielp hij de dierenbeschermers, ’s avonds ging hij stiekem jagen. “Jagen is een verslaving”, zegt hij. “Het gaat niet om het eten, het gaat om de spanning, om het winnen.”

Geneeskrachtig
Beeld Sander Soewargana

Maar door zijn vele ontmoetingen met dierenbeschermers begon Liang geleidelijk de andere kant van de medaille te zien. “Ik begon in te zien dat als we de natuur niet beschermen, we onszelf en de aarde vernietigen. Ik begon te beseffen dat we als mens in harmonie moeten leven met de natuur, en dat we wilde dieren moeten beschermen. Ik ben volledig gestopt met jagen en stropen. Ik ga zelfs niet meer vissen in de rivier.”

De vernietiging van de natuur heeft zich in deze noordoostelijke uithoek van China inderdaad in hoog tempo voltrokken. Eind negentiende eeuw was het gebied, verspreid over de provincies Jilin en Heilonjiang, nog een ongerepte wildernis, vol oerbossen en wild. Grote delen waren afgebakend als private jachtdomeinen van de keizers van de Qingdynastie. Op het einde van hun tijdperk, rond 1900, zouden er nog 1200 tot 2400 tijgers in Noordoost-China zijn geweest.

Kort daarna legden de Russen en Japanners beslag op het gebied, ook bekend als Mantsjoerije. Ze bouwden er spoorwegen en fabrieken, en rooiden naar schatting de helft van alle bossen. In wat nog overbleef, werden vanaf 1949 in de Volksrepubliek China tientallen houthakkersposten opgericht: zelfvoorzienende dorpen van een honderdtal houthakkers en hun families. Het bos werd van binnenuit vernietigd.

Opsteker

Voor de Siberische tijgers, en de everzwijnen en herten waarmee ze zich voeden, bleef nauwelijks levensruimte over. Daar kwamen nog jagers en stropers bij, die grote bedragen opstreken voor tijgerbotten, omwille van hun zogenaamd geneeskrachtige werking. Pas in 1993 werd de handel in tijgerbotten in China verboden. Een recente afzwakking van dat verbod, die medisch gebruik van botten van tijgers in gevangenschap mogelijk maakt, wekte overigens veel onrust onder dierenbeschermingsorganisaties. Zij vrezen dat ook wilde tijgers de dupe zullen worden.

De oprichting van het nationaal park is een enorme opsteker voor de Siberische tijger, en voor het hele ecosysteem. Maar het blijft afwachten hoe de ambitieuze plannen worden uitgevoerd. Dat wordt niet makkelijk, want als de tijgers oprukken, zullen mensen moeten wijken. Een deel van de inwoners zou als boswachter aan de slag kunnen en in nederzettingen binnen het park kunnen blijven. Maar de rest zal het gebied op termijn moeten verlaten.

Ook Nuanquanhe zal op den duur waarschijnlijk moeten verdwijnen. Sinds het kapverbod is het dorpje sowieso aan het leeglopen. Veel houthakkers – officieel in dienst van de overheid – kregen een nieuwe baan in de stad, en van de ooit 400 tot 500 inwoners zijn er nog maar zo’n 200 over. In de vier smalle straten die het dorpje telt, staan veel huizen leeg. De achtergebleven houthakkers zijn tot boswachter omgeschoold.

Veel inwoners lijken te berusten in de komst van de tijger. “Als van bovenhand beslist wordt dat we moeten verhuizen, dan zullen we dat doen”, zegt Zhang Chunhua, de 64-jarige uitbaatster van het dorpswinkeltje: drie rekken in haar met kranten behangen woonkamer. “Maar als ik mag kiezen, wil ik hier liever niet weg. Ik heb hier 37 jaar gewoond, ik voel me emotioneel met het dorp verbonden. En al die tijgers, die zijn we al gewend.”  

Lees ook:

Circusdieren met pensioen in Anna Paulowna

Sinds het verbod op wilde circusdieren in steeds meer Europese landen hebben meer dieren opvang nodig. Een aantal vindt een plek bij Robert de Kruijff.