Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.
Bekijk hele krant

NRC Handelsblad

Desnoods zouden ze zelf gaan graven

Zoekactie Willeke Dost Twee mannen waren „vrijwel zeker” op het spoor van de sinds 1992 vermiste Willeke Dost. Een graafactie bleek maandag tevergeefs.

De politie graaft achter de voormalige woning van de pleegouders van Willeke Dost. De man met hoed is Jan Huzen.
De politie graaft achter de voormalige woning van de pleegouders van Willeke Dost. De man met hoed is Jan Huzen. Foto’s Sake Elzinga

Rechercheur Hugo van Klaveren staat naast de zojuist afgegraven hoek van een sappig weiland. Hij wijst naar de kuil en zegt: „De bovenste laag grond is ooit omgeploegd. Daaronder ziet u wit zand. We hebben daar geen enkele verstoring aangetroffen. Dat betekent, zoals ook onze archeoloog ons verzekert, dat hier nooit gegraven is. Deze plek kan ons niets vertellen over de vermissing van Willeke Dost.”

Wat was er mooier geweest dan op deze druilerige maandag in november een doorbraak te forceren in een 26 jaar oude verdwijningszaak op het Drentse platteland. Het mocht niet zo zijn. De politie heeft maandag een stuk grond van ongeveer 240 vierkante meter afgegraven. Vergeefs. Van Klaveren, sectorhoofd van de regionale recherche in Noord-Nederland, rest niets anders dan eventuele getuigen op te roepen zich alsnog te melden. „Want wij willen deze zaak net zo graag oplossen als iedereen.”

Pleeggezin

De afloop is een bittere teleurstelling voor wie hoopte dat met de vondst van misschien wel een stoffelijk overschot de zaak uit 1992 kon worden opgelost. In januari van dat jaar verdween de vijftienjarige Willeke Dost uit het Drentse dorp Koekange spoorloos. Het meisje, dat haar beide ouders bij een verkeersongeval had verloren, woonde sinds vijf jaar bij een pleeggezin op een boerderij aan de Koekanger Dwarsdijk.

De graafactie volgde op een burgerinitiatief van twee mannen uit Koekange en Emmen. Zij dachten „vrijwel zeker” te weten dat in de hoek van het weiland achter de boerderij van het pleeggezin bijzonder interessante vondsten konden worden gedaan. „Ik heb vannacht goed geslapen, want ik ben vrij zeker van m’n zaak”, zegt een van hen, Ab Bruintjes, ’s ochtends kort voor de graafactie. Hij is zelfstandig ondernemer in Koekange. „Ik handel in alles wat los en vast zit.”

Jan Huzen (met hoed), een van de twee initiatiefnemers van de graafactie, kijkt toe. Foto Sake Elzinga

Al jaren heeft Bruintjes zich vastgebeten in de zaak Willeke Dost, die de politie volgens hem vanaf het begin „volkomen fout” heeft aangepakt. „De politie is altijd uitgegaan van een wegloopactie. Dan vraag ik: hoe kan dat, als het meisje geen kleren heeft meegenomen, en haar paspoort en treinkaart thuis had laten liggen?”

Er gaan in het dorp al jaren verhalen rond over het pleeggezin, waar zij mishandeld, verwaarloosd en misbruikt zou zijn. Bewezen is dat nooit. De pleegvader is inmiddels overleden, de pleegmoeder en de pleegbroer hebben eerder enige tijd als verdachte vastgezeten, maar werden vrijgelaten toen het onderzoek was vastgelopen.

„Hun verklaringen kloppen niet”, zegt Bruintjes. „De pleegmoeder heeft na haar verdwijning weleens gezegd dat Willeke misschien was omgekomen bij de Bijlmerramp, later dat jaar. Nou, ze was kennelijk vergeten dat alle slachtoffers van de Bijlmerramp zijn geïdentificeerd.”

Nee, deugen deed het pleeggezin volgens hem niet. „Je zou er een bordje in de tuin kunnen neerzetten met de tekst House of Horror.” Hij vertelt dat het gezin „erg op zichzelf” woonde en dat de pleegvader „een functie bij jeugdzorg” had. „Dat zijn dingen waarvan ik denk: hoe kan dit allemaal.”

Grondradar

Zijn kameraad is maandagochtend nóg zekerder van zijn zaak. „Ik weet dat we Willeke gaan vinden, en misschien nog meer dan dat”, zegt Jan Huzen uit Emmen. Hij raakte bij de zaak betrokken via een tante van Willeke Dost, die wacht op opheldering.

Huzen wappert met resultaten van een onderzoek met een grondradar, waaruit op te maken zou zijn dat in die hoek van het weiland „objecten” liggen begraven. Hij toont de papieren. „Zie je wel?” Bij diezelfde hoek in het weiland zijn vorig jaar zoekhonden gaan blaffen van de stichting Signi, ingeschakeld door een televisieprogramma.

Deze „concrete aanwijzingen” volgden op eerder onderzoek van een oud-rechercheur van de politie, Dick Gosewehr, die veertien jaar geleden al opperde dat het meest waarschijnlijke scenario is dat Willeke in de woning om het leven is gebracht en in het weiland werd begraven. Acht jaar geleden deed de politie opnieuw onderzoek, en werden de boerderij en een deel van het weiland compleet ondersteboven gehaald. Zonder resultaat.

Rechercheur Hugo van Klaveren: „We hebben grondig onderzoek gedaan. We zijn nooit alleen maar uitgegaan van een wegloopactie. Natuurlijk hebben wij een misdrijf nooit uitgesloten.” 

De afloop is een bittere teleurstelling voor wie hoopte dat met de vondst van misschien wel een stoffelijk overschot de zaak uit 1992 kon worden opgelost. Foto Sake Elzinga

De twee mannen uit Drenthe besloten vorige week de media op te zoeken. „Dat is het enige waar de politie gevoelig voor is.” Ze stelden de autoriteiten een ultimatum: als premier Rutte hen niet zou bellen, zouden ze zelf gaan graven. „We hadden de plannen al klaarliggen. We zouden met duizend of vijftienhonderd man een cordon om het weiland maken, en dan zelf gaan graven tot de politie ons zou aanhouden.” Graafmachines waren de mannen al in overvloed aangeboden.

Tot een burgeractie kwam het dus niet; de politie besloot zelf te gaan graven. „Mede vanwege deze aandacht” werd beschikbare informatie „opnieuw tegen het licht gehouden” en het coldcaseteam sprak opnieuw met getuigen. „Deze herbeoordeling én de verwachtingen van de buitenwereld” hebben justitie en politie ertoe gebracht toch maar te gaan graven, aldus de politie in een verklaring. Voor niets. Het afgegraven zand is weer teruggestort.