Direct naar artikelinhoud

Troonrede Rutte III: 'Het klonk toch een beetje sneu'

Nog even over de troonrede: het was weer niks. Volgens John Jansen van Galen ontbreekt het Rutte III aan durf in de speech. Het kabinet zou nog veel kunnen leren van John F. Kennedy.

Het 'sterke land' was blijkbaar het centrale thema van de troonrede voorgelezen door Willem-AlexanderBeeld Sander Koning

Onze koning is niet te benijden: ieder jaar wordt hij geacht gedurende een minuut of twintig de stijfjes geformuleerde waslijst van plannen, dooddoeners en gemeenplaatsen voor te lezen, die het zittende kabinet in het komende parlementaire jaar wil uitvoeren. Dan roept iemand: 'Leve de koning!' En begint het nakaarten: het was weer niks. Geen visie, geen perspectief.

Toen John Kennedy de rede voorbereidde waarmee hij in 1961 het Amerikaanse presidentschap aanvaardde, bestudeerde hij eerst het beroemde Gettysburg Address van zijn ­fameuze voorganger Abraham Lincoln. En stelde vast dat het succes daarvan onder meer gelegen was in a) zijn kortheid, en b) het geringe aantal meerlettergrepige woorden. Daar kan Rutte III nog een puntje aan zuigen.

Kortste speech
De nieuwe president stelde zich ten doel de kortste aanvaardingsspeech van de eeuw te houden. Dat lukte niet: zijn 1355 woorden waren er twee keer zoveel als Franklin Roosevelt er in 1944 nodig had. Maar bijna de helft als waarmee het kabinet-Rutte III Willem-Alexander dit jaar opzadelde.

Gemiddeld gebruikten Amerikaanse presidenten 2600 woorden om hun koers kenbaar te maken. De troonrede telt er ongeveer evenveel en nog is de vraag of wij de richting van het regeringsbeleid kennen.

Kennedy bewonderde de eerste inauguratie­rede van Roosevelt als een voorbeeld van inspirerende taal en oproep tot burgerplicht. Dat zou inderdaad de kern moeten zijn van zulke redevoeringen, ook in Nederland. Want al richt de koning zich formeel tot de leden van de Staten-Generaal, de troonrede is uiteindelijk gericht aan de burgers. En die zouden, bij al hun scepsis en wantrouwen, geïnspireerd moeten worden tot actief burgerschap.

Dat dit niet gebeurde, komt a) doordat de troonrede geen samenhangend verhaal is, maar een agenda van maatregelen, en b) doordat de grote thema's van deze tijd angstvallig vermeden worden.

CDA-fractievoorzitter Sybrand Buma sneed ze in begeleidende interviews wel aan: klimaat en migratie, beide in ­potentie splijtzwam voor de bevolking vanwege de kosten van warmtepompen en een 'vloedgolf' van asielzoekers - het steeds wurgender neoliberalisme noemde hij niet eens. Maar het kabinet moet er blijkbaar niet aan denken over die onderwerpen iets te zeggen waaraan iemand zich een buil zou kunnen vallen.

Een waslijst van binnenlandse plannen leek Kennedy te veel een voortzetting van de verkiezingsstrijd - 'ze moeten niet denken dat ik een windbuil ben'. Hij besloot daarom de nadruk te leggen op de plaats van Amerika in de wereld.

Dat zou in het Haagse geval nogal potsierlijk ­lijken, maar over de plaats van Nederland in de wereld had best meer gezegd mogen worden, nu daarover twijfel is gerezen door de boutades van minister Blok en de steun aan 'gematigde', terroristische acties in Syrië. 

Maar ook die onderwerpen werden blijkbaar te riskant geacht. Kennedy daarentegen ging Cuba (zonder het bij naam te noemen) niet uit de weg en evenmin de Sovjet-Unie: "Laten wij nooit onderhandelen uit vrees, maar laten we nooit vrezen te onderhandelen."

Wat de twee toespraken gemeen hebben is een poging scheidslijnen in de natie te overstijgen. Terwijl Kennedy daarmee begint ('We eren vandaag niet de overwinning van een partij, maar de viering van de vrijheid'), is het bij Rutte een nagekomen bericht, over het eerste kabinet-Ruijs de Beerenbrouck dat het honderd jaar ­geleden met slechts de helft van alle zetels moest stellen en het dus nog moeilijker had maar toch zoveel tot stand bracht.

De troonrede is geen samenhangend verhaal, maar een agenda van maatregelen

Volgt een ­oproep aan de niet met name genoemde oppositie om ook nu 'in de Nederlandse traditie met elkaar een sterk land stap voor stap steeds beter' te maken. Het klonk een beetje sneu.

Motto
Dat 'sterke land' was blijkbaar het centrale thema van deze troonrede. Niemand kan er aanstoot aan nemen. Dat was wel het geval bij de enige keer dat Rutte, in 2013, de natie een motto aanreikte: de participatiesamenleving, niet ongelijk aan, maar minder mooi gezegd dan Kennedy's: 'Vraag niet wat uw land voor u kan doen, vraag wat u voor uw land kunt doen.' 

Die participatiesamenleving werd toen het doelwit van sceptische columnisten en cabaretiers, wat bewijst dat het thema niet alleen de kern van het beleid samenvatte, maar ook het publieke debat op gang kon brengen. Kennelijk trok de premier uit die smalende reacties de conclusie dat hij het voortaan beter kon laten bij algemeenheden over een 'sterk land'.

Kennedy gaf literair cachet aan zijn speech door een literator te engageren. Dat was uitkijken, want toen Lincoln in 1863 in Gettysburg het woord verleende aan de schrijver Edward Everett, stond die het twee uur lang niet meer af en overschaduwde daarmee de toespraak van de president. Kennedy loste dit op door Robert Frost te vragen een gedicht te lezen en rekende op diens zestienregelige nationalistische The Gift Outright.

Frost schreef echter een nieuw, lang vers. Maar toen hij wilde beginnen het te declameren verblindde het felle zonlicht de 86-jarige dichter, waarop hij gelukkig toch, uit het hoofd, The Gift Outright voordroeg. 

In Nederland treedt de Dichter des Vaderlands niet op in de politieke arena, maar in NRC Handelsblad. Daarin verscheen aan de vooravond van Prinsjesdag Ester Naomi Perquins Verklarende woordenlijst, een treffende poëtische samenvatting van het nietszeggende ­karakter van de troonrede.

John Jansen van Galen is journalist en ­publicistBeeld ANP Kippa