Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.
Bekijk hele krant

NRC Handelsblad

Interview

‘Ik verlies mijn levenswerk’

Stanja van Mierlo Directeur Blijburg

Volgende week sluit stadsstrand Blijburg zijn deuren, na vijftien jaar. Oprichter en directeur Stanja van Mierlo heeft het er moeilijk mee.

Foto Merlijn Doomernik
Foto Merlijn Doomernik

Stanja van Mierlo wijst op een lijn met gele bolletjes in het water. „Kijk, tot dáár gaan ze land opspuiten.” Vanaf de kop van stadsstrand Blijburg kun je nu nog kilometers ver over het IJmeer kijken, tot aan Durgerdam en Almere. Dit is de essentie van Blijburg, zegt Van Mierlo: een plek waar je de horizon kunt zien, „de stad in de rug”.

Binnenkort is dat voorbij. Dan komen de zandspuiten en hijskranen. De komende jaren bouwt de gemeente Amsterdam hier 8.000 woningen. En dus stopt Blijburg ermee. Over een week sluit de strandtent na vijftien jaar voorgoed haar deuren – maar niet nadat er in stijl afscheid is genomen, met een driedaags festival genaamd ‘La grande finale’.

Het einde komt veel eerder dan verwacht – en zeer tegen de zin van Van Mierlo. Drie jaar geleden opende Blijburg op deze locatie een nieuw paviljoen. Ze had een vergunning voor twaalf jaar, met de toezegging daarna een permanente plek te krijgen. Maar de gemeente gaat IJburg nu toch versneld uitbreiden – precies waar het strand ligt. Dus liet Van Mierlo zich uitkopen.

Stanja van Mierlo, dochter van wijlen politicus Hans, ís Blijburg. Het stadsstrand was haar geesteskind, ze stopte er vijftien jaar lang haar ziel in zaligheid in. Ze is, zegt ze, „niet boos, vooral heel trots”. Met de gemeente is ze er „op een nette manier uitgekomen”. Maar aan alles merk je dat ze het er moeilijk mee heeft dat Blijburg straks niet meer bestaat. „Ik verlies mijn levenswerk.”

Met Blijburg verdwijnt een icoon van het moderne Amsterdam. Een plek waar de stadsbewoners, ondanks de afgelegen locatie, graag en in groten getale kwamen. Waar bekende artiesten als Jett Rebel, My Baby en Gallowstreet hun eerste optredens deden. Waar zo’n vijftig huwelijken per jaar plaatsvonden en een hele generatie IJburgkinderen groot werd – en nu achter de bar staat.

Meteen een succes

Blijburg was in meerdere opzichten trendsettend. Het eerste stadsstrand. De eerste ‘pop-up’-locatie: in de afgelopen vijftien jaar zat Blijburg op vier verschillende plekken. Een belangrijke aanjager van de festivalcultuur. En een plek waar spullen een tweede leven kregen: het interieur bestond altijd voor honderd procent uit hergebruikt materiaal, zoals een oude vuurkorf of een bar gemaakt van bioscooptafeltjes uit Bali. ‘Hippiesjiek’: inmiddels is de halve horeca van Amsterdam het. Blijburg vond het uit.

Een vrijbuitersplek, dat is wat Van Mierlo en haar compagnon Britt Stegerhoek voor ogen stond toen ze Blijburg aan Zee in 2003 openden. Het nomadengevoel: biertje, bandje, kampvuurtje, de sterrenhemel. Een „lieve”, uitnodigende plek aan de rand van de stad waar iedereen zich eventjes vrij kon voelen – en waar honden niet hoefden te worden aangelijnd. „Dat van die honden, dat was heel belangrijk. Dat niet-aangelijnde, dat vrije, dat is zo lékker. Ik ben een kind van deze stad, geboren in 1968, en in enorme vrijheid opgevoed. Je moet kunnen klooien, van klooien leer je het meest.”

Blijburg was meteen een succes. Toen de gemeente na drie jaar de tijdelijke locatie wilde opdoeken omdat er gebouwd ging worden, kwam Van Mierlo in verzet. „Ik dacht: blijf met je poten van m’n zaak af, ik wil niet dat dit stopt.” Er werden 20.000 handtekeningen ingezameld, ze organiseerde een optocht naar het stadhuis. Het werkte: Blijburg kreeg een nieuwe locatie toegewezen, een eindje verderop. Ze ging in haar eentje verder: Britt was met een „mooie man met lang haar” vertrokken om de wereld over te zeilen.

Vanaf ‘Blijburg 2’ ging alles in goed overleg met de gemeente. „Op het moment dat de bestuurders zagen dat ik geen klootzak was met moeilijke contracten, maar een ‘mooimaker’, konden ze ontspannen. ‘Ik ben jullie tijdelijke nomadische acceptatie’, zei ik tegen ze.” Wat niet wil zeggen dat Van Mierlo in de afgelopen vijftien jaar niet eindeloos veel tijd is kwijt geweest aan wat ze ‘geluksstofzuigers’ noemt: de ambtenaren met hun vergunningen, de voedsel- en warenautoriteit, de stadsplanners van de gemeente met hun rechte lijnen.

‘Aangelijnd’ en ‘vierkant’ zijn woorden die vaak terugkeren bij Stanja van Mierlo – als voorbeeld van hoe ze het níét wil. De mooiste momenten van de afgelopen vijftien jaar waren wanneer ze de ambtenaren van de openbare ruimte wist te overtuigen van haar filosofie. „Dan zat ik met ze aan tafel en zei: ‘jongens, pak nou eens een gummetje, maak nou eens een bochtje in de weg’. Geluk in het leven is afhankelijk van zoiets kleins. Of ik zei: ‘Ga nou eerst eens bomen planten in die zandvlakte in plaats van parkeermeters!’”

In de weg naar het huidige Blijburg zit inderdaad een bochtje. „Dat is míjn bochtje. En verderop staan een paar bomen. Dat zijn ónze bomen. Het resultaat van een vruchtbare samenwerking.”

Vanaf dag één was Blijburg een gemengd strand – geen vanzelfsprekendheid in een stad die steeds verder lijkt te segregeren. „De kakker, de Bijlmerjongen, de grachtengordelvrouw – het zat allemaal in mijn kuil. Topless meisjes naast moslima’s in boerkini’s. Dat heeft te maken met in je nakie zijn, denk ik: in onze zwembroek zijn we allemaal gelijk. Als je met mensen bent die niet uit je eigen kring komen, kan het gaan schuren. Maar er kan ook iets moois ontstaan.”

Foto Merlijn Doomernik

Uit de hand liep het zelden met al die verschillende groepen, zegt Van Mierlo. „De laatste keer dat we hier de politie hebben gehad vanwege een opstootje, is zes, zeven jaar geleden.” Wel dreigde het mis te gaan met pubers uit de buurt. Het was in de tijd dat de gemeente honderden woningen op IJburg had toegewezen aan moeilijke gezinnen. „Die pubers begonnen cokesnuivend te dealen in ons fietsenhok. Ik heb stadsdeelvoorzitter Fatima Elatik gebeld en gezegd: je moet langskomen. Als het op Blijburg mislukt, mislukt het op IJburg. Toen hebben ze ons strandwachten gegeven.”

Ze heeft voor de gemeente „ongenadig veel geld verdiend” met haar stadsstrand, denkt Van Mierlo. Dankzij Blijburg bleef IJburg op de kaart staan, in de eerste moeilijke jaren na oplevering en later tijdens de crisis. De schok was dan ook groot toen de gemeente toch andere plannen bleek te hebben op de nieuwe locatie. Met een vergunning voor twaalf jaar op zak had ze anderhalf miljoen euro geïnvesteerd in het nieuwe paviljoen, onder meer voor een duurzaam energiesysteem: in de kelder kwam een reuzebatterij die gevuld werd door 72 zonnepanelen. „We gaan voor anker”, zei Van Mierlo op het openingsfeest in oktober 2015.

Een paar maanden later kwam ze er bij toeval achter dat de gemeente toch versneld zou gaan bouwen aan het Strandeiland, het vierde eiland van IJburg – alle beloftes ten spijt. En een vrijbuiterstrand middenin een bouwput, dat ging niet alleen recht tegen de filosofie van Blijburg in – het zou ook financieel onhoudbaar zijn geweest. „We zouden veertig procent minder omzet hebben gedraaid.”

En dus, besloot Van Mierlo, moest ze „voor de klap eruit”. Ze onderhandelde met de gemeente over compensatie voor de sluiting. Over de inhoud van die deal kan ze niets zeggen, ze heeft een contractuele zwijgplicht. Maar ze is „blij dat het allemaal netjes aan tafel is opgelost”.

Waar moeten de vrije geesten heen als Blijburg er straks niet meer is? Daar maakt Van Mierlo zich wel zorgen over. Er zijn te weinig plekken in de stad waar de ‘economie van het geluk’ de toon zet – alles draait tegenwoordig om geld. „Er is geen zuurstof meer om te klooien.” De Ceuvel in Noord is „een heel leuk nichtje”. Maar de nakende sluiting van het ADM-terrein vindt ze „treurig”. „Ongelooflijk stom dat de gemeente zo’n plek niet gewoon koopt.” Haar advies aan het stadsbestuur: stel een directeur Stedelijk Geluk aan, die de menselijke maat in de gaten houdt – en die zorgt dat er voldoende bochtjes worden aangelegd.

De dochter van

De weg naar Blijburg zat voor Van Mierlo zelf ook vol bochten. Ze ging naar de toneelschool, was directeur van een radiostation en runde een bureau in ‘belevingscommunicatie’. Haar jeugd was bepaald niet makkelijk, als dochter van een bekende politicus die vaak afwezig was. Haar ouders scheidden toen ze acht was. Later werd haar moeder ziek, waardoor ze een tijdje doordeweeks in een pleeggezin woonde.

Ze was dol op haar vader, zegt Van Mierlo. „Toen ik 14 of 15 was, ging ik bij hem wonen, met m’n zus. Een bourgondische, romantische tijd was het, met veel liefdevolle verwaarlozing. We mochten het een beetje zelf uitzoeken in dat grote fijne huis aan de Herengracht. We bakten ’s nachts samen eieren, als ik terugkwam uit de stad en hij van het Binnenhof. Pedagogisch was het misschien niet allemaal even verantwoord. Maar nu ik vijftig ben, denk ik: ach, het was een geweldige tijd.”

Van Mierlo sr. was in die tijd, begin jaren tachtig, minister van Defensie. „Ik ging mee demonstreren tegen de kruisraketten, waar mijn vader verantwoordelijk voor was. Tijdens de demonstratie viel de naam ‘Van Mierlo’. Ging iedereen boe roepen. Daar schrok ik enorm van.” Grinnikend: „Dat was een moment dat ik me realiseerde dat m’n vader iets anders deed dan fruit verkopen op de markt.”

Haar vader kwam graag op Blijburg. „Gewoon, in z’n zwembroek. Dat maakte hem ook zo’n aardig mens. Hij was open en benaderbaar. Als mensen hem aanspraken, nam hij daar alle tijd voor. Soms dacht ik wel eens: pfff, zit ik eindelijk vijf minuten met je te kletsen, komt er wéér iemand dwars door ons gesprek heen je aandacht vragen. Hij had een engelengeduld voor mensen.”

Hans van Mierlo overleed in 2010, na een kort ziekbed. Nog geen jaar later stierf ook Stanja’s zus, 45 jaar oud, aan kanker. En twee jaar geleden ging haar geliefde dood, plotseling, precies in de tijd dat de slechte tijdingen over Blijburg doorkwamen. „Als je het allemaal zo achter elkaar zet, schrik ik er zelf van. Mensen zullen zeggen: waarom is die vrouw niet depressief? Maar godzijdank kan ik heel goed zien waar het licht naar binnen valt. Ik heb dingen altijd mooi willen maken. Vandaar ook Blij-burg.”

Het is, zegt Stanja van Mierlo, een „schizofrene tijd” waarin ze nu zit. Aan de ene kant is ze nog keihard aan het werk, voor het grote afscheidsfestival. Aan de andere kant rijdt ze „met 180 kilometer per uur de woestijn in.” Straks is het ineens afgelopen, zeventig man personeel die geen baan meer hebben. „Daar word ik ’s nachts wel eens om vier uur wakker van.”

Sabbatical

Wat ze hierna gaat doen? Eerst de zaken netjes afhandelen, met het personeel en de investeerders. Dan eens uitvoerig op vakantie. Maar verder wil ze zich nog nergens op vastleggen. De deal met de gemeente stelt haar in staat een sabbatical te nemen. Boeken lezen, tijd doorbrengen met haar zoon van acht, alles op een rijtje zetten.

Iets met ondernemen en ‘stadmaken’ gaat het vermoedelijk wel worden. Ze gáát iets doen. „Anders staat straks in de krant dat ik geprobeerd heb een tafel op te eten.”

Misschien is ze over een jaar of vijf, of tien, wel terug met Blijburg, als de gemeente met een nieuwe locatie komt, zoals beloofd. „Als de plek om naar de horizon te kijken er weer is – waarom niet? Ze hebben m’n nummer.”

Festival ‘La grande finale’ is van vrijdag 28 september tot en met maandag 1 oktober.