Direct naar artikelinhoud
AnalyseSalariskloof

Salariskloof tussen private en publieke sector dreigt te groot te worden, zeggen deskundigen

De kloof tussen de beloning van de top van het bedrijfsleven en de (semi)publieke sector dreigt te groot te worden, waarschuwen deskundigen. Moeten premier Mark Rutte en zijn ministers meer gaan verdienen, om te voorkomen dat de overheid achterop raakt?

Toenmalig PvdA-minister Ronald Plasterk kwam in 2013 met de Wet Normering Topinkomens (WNT). Die legde vast dat uiteindelijk niemand in de semipublieke sector meer mocht verdienen dan een minister.Beeld ANP

‘Zijn ze nou helemaal van de pot gerukt? Zulke salarissen bij een bedrijf dat zonder concurrentie moet zorgen dat het licht aangaat als mensen thuis de lamp aandoen?’, riep een woeste PvdA-Kamerlid John Kerstens deze week.

Topinkomens in de (semi)publieke sector staan al jaren garant voor ophef. Ook deze week weer, toen het AD meldde dat bij netbeheerder Alliander vorig jaar vijftien mensen werkten die meer verdienen dan een minister (toen 181 duizend euro). Het salaris van de financieel directeur werd bovendien opgetrokken, van 266 naar 290 duizend euro, om hem te compenseren voor het wegvallen van een bonus. Dit alles dus tot woede van onder andere PvdA-Kamerlid Kerstens.

Wet Normering Topinkomens (WNT)

Om een einde te maken aan het ‘graaien’ in de met belastinggeld gefinancierde (semi)publieke sector – onder meer woningcorporaties en onderwijs- en zorginstellingen - kwam toenmalig PvdA-minister Ronald Plasterk in 2013 met de Wet Normering Topinkomens (WNT). Die legde vast dat uiteindelijk niemand in de semipublieke sector meer mocht verdienen dan een minister. Ondanks gesputter uit het veld van directeuren die op termijn in moesten gaan leveren, verliep die operatie onder veel maatschappelijke bijval voorspoedig. Maar nu dreigt de klad erin te komen.

Zo voerde het nieuwe (PvdA-loze) kabinet het sluitstuk van Plasterks plannen niet in. Dat ‘WNT 3’ had moeten regelen dat niet alleen de semipublieke bestuurders een salarisplafond kregen, maar àlle medewerkers. Maar volgens Rutte III moeten uitzonderingen voor specialistisch personeel mogelijk blijven. Het kant en klare wetsvoorstel van Plasterk bleef daarom op de plank liggen. Naast dat niet indienen van WNT 3 begint de kloof tussen wat de top van het bedrijfsleven en de top van de semipublieke sector langzaam maar zeker te knellen.

Dat verschil groeide ook vorig jaar weer, bleek voor de zomer uit onderzoek van de Volkskrant; de top van het bedrijfsleven zag de beloning met 3,8 procent stijgen, semipubliek moest het met 2,3 procent doen. ‘Er zal eens een enkeling naar Wall Street vertrekken. Wie wil, moet dat doen’, zei Plasterk in 2014 vol zelfvertrouwen, gevraagd naar het gevaar dat goede bestuurders voor het beter betalende bedrijfsleven zouden kiezen. Maar toen was het nog crisis. Nu draait de economie uitstekend en is de concurrentie voor topfuncties groot. De beloningskloof tussen de private en publieke top wordt daardoor volgens diverse deskundigen een probleem.

Sluipende uitholling van kwaliteit

'Ik maak me zorgen over de sluipende uitholling van de kwaliteit van de publieke dienst', zegt Kees van Lede, oud-topman van AkzoNobel en voormalig voorman van werkgeversvereniging VNO-NCW. ‘De academici die iedereen wil hebben – juristen, ingenieurs – moeten een fatsoenlijke carrière op kunnen bouwen bij de overheid. Je moet niet in de publieke sector gaan werken om rijk te worden, maar topambtenaren werken heel hard. De maatschappij is hun verschuldigd dat ze fatsoenlijk beloond worden. Los van het praktische punt dat je dan goede mensen kunt blijven aantrekken.’

Van Lede maakte in 2004 deel uit van de commissie Dijkstal, die zich boog over de publieke topbeloning. Uit de rapportage bleek destijds dat in de 25 jaar ervoor de salarissen bij de top van de overheid 250 procent gestegen waren. In de marktsector was dat 450 procent. De commissie stelde daarom onder meer voor de publieke topsalarissen in stappen met 30 procent te verhogen, om de scheve verhouding te corrigeren. Het rapport verdween in een diepe la. Het kabinet Balkenende durfde het, vlak na de Fortuyn-revolte, niet aan de eigen beloning flink op te trekken, uit vrees door boze kiezers voor graaiers uitgemaakt te worden.

Volgens headhunter Dani Bicker Caarten van Maes & Lunau is het moeilijker geworden goede mensen te vinden voor topfuncties in de semipublieke sector. ‘Vooral sinds 2015, toen een ministersalaris het plafond werd. Daarvoor mocht het nog 130 procent zijn, ongeveer 230 duizend euro. Toen wilden mensen uit het bedrijfsleven nog wel overstappen, daarna werd het lastiger’, zegt Bicker Caarten. Volgens de headhunter komt dat niet alleen door de groeiende salariskloof. ‘Mensen willen ook geen gedoe, dat je opeens genoemd kunt worden als semipublieke graaier.’

Ministerschap heeft nog altijd veel aanzien 

Voor de echte top van de semipublieke sector is mensen vinden geen probleem. Zo leverden Wopke Hoekstra (McKinsey) en Ferdinand Grapperhaus (Allen & Overy) zonder problemen veel salaris in om minister te kunnen worden. Een ministerschap heeft nog altijd veel aanzien en staat daarna normaal gesproken garant voor aantrekkelijke aanbiedingen uit het bedrijfsleven.

Maar in de lagen daaronder zijn er mensen die vanwege de oplopende beloningskloof afzagen van een semipublieke baan, zegt Bicker Caarten. ‘Het ging om onder meer om functies in het openbaar vervoer, bij publieke omroepen, drinkwaterbedrijven en andere nutsbedrijven.’ Volgens de headhunter zouden de problemen om mensen naar de top van de semipublieke sector te halen – of ze daarvoor behouden – minder worden als de oude 230 mille weer zou mogen. Nu is 187 duizend euro het plafond.

Terwijl de semipublieke sector – leraren, verpleegkundigen, agenten - zich opmaakt voor massale actie tegen de jarenlange achterstelling, hoeft PvdA-leider Lodewijk Asscher niet lang na te denken over de vraag of het semipublieke plafond inderdaad omhoog zou moeten. ‘Natuurlijk niet, 187 duizend euro per jaar is een prachtig salaris en werken in de publieke sector is een voorrecht. Mensen die het alleen voor het geld doen mogen ergens anders een baan zoeken. De samenleving heeft mensen nodig die naast een mooi salaris ook hart hebben voor de publieke zaak. Mensen die sociaal een verschil willen maken.’ Het laten lopen van WNT-3 door het nieuwe kabinet noemt Asscher ‘belachelijk'.

Toch moet ook naar de top gekeken worden, vindt Kees van Lede. Volgens de voormalig VNO-voorman en Akzo-baas is het essentieel dat de overheid op een aantal terreinen niet verder achterop raakt. Infrastructuur en Waterstaat bijvoorbeeld, met alle aanbestedingen en Justitie, met het Openbaar Ministerie en de rechterlijke macht. ‘Een uur Moszkowicz in zijn goede tijd kostte meer dan een dag Rutte. Dat kan niet. Natuurlijk is anderhalf tot twee ton een heel erg mooi salaris. Maar de overheid moet goed voor zijn mensen zorgen. Bovendien hoeven ze dan geen dure consultants meer in te huren omdat ze de kennis zelf niet meer in huis hebben.’

Van Lede wil dat een commissie van wijze lieden elke twee jaar - en in elk geval bij elke kabinetsformatie – de private en publieke inkomens in kaart brengt. Zo wordt duidelijk of de kloof niet te groot is geworden. Volgens Van Lede is dit het juiste moment, nu overal de roep om hogere lonen klinkt. ‘Ik begrijp ook wel dat politici het lastig vinden het eigen salaris te verhogen, maar ze zitten er niet voor de makkelijke beslissingen. Als er nu niets gedaan wordt, gebeurt er nooit meer iets. Dat zou heel onverstandig zijn, want als de overheid geen concurrerende werkgever meer is, gaat dat ten koste van de publieke dienst en zijn we allen slechter af.’

ACHT KEER MEER

Het verschil tussen de top van het bedrijfsleven en de publieke sector groeit al jaren, blijkt uit berekeningen van beloningsadviesbureau Focus Orange. Een minister kreeg er de afgelopen tien jaar 1,6 procent per jaar bij, de top van een middelgroot bedrijf in een vergelijkbare periode 4,4 procent. ‘Een bestuurder van een middelgroot Nederlands beursfonds verdient nu bijna acht keer zoveel als een bestuurder van onze grootste en meest complexe semipublieke instellingen’, zegt Hein Haenen van Focus Orange. De beloningsdeskundige vindt het hoog tijd voor een evaluatie. ‘Zo’n enorm verschil gaat vroeg of laat ten koste van de intrinsieke motivatie om de publieke zaak te dienen. Als je wacht tot dat waarderingsverschil leidt tot een gestage verschraling van de managementkwaliteit in de zorg, het onderwijs en bij andere instellingen, ben je te laat.’

EVALUATIE WNT PAS IN 2020

Als vanwege de oplopende topinkomens in het bedrijfsleven het plafond van de Wet Normering Topinkomens al wordt opgetrokken, dan gebeurt dat niet voor 2020. Dat is het eerste moment dat de WNT wordt geëvalueerd, heeft verantwoordelijk D66-minister Kajsa Ollongren van Binnenlandse Zaken onlangs aan de Kamer laten weten.

Bij de invoering van de WNT, in 2013, mochten bestuurders hun toenmalige salaris vier jaar lang behouden. Daarna moeten ze het in drie jaar afbouwen naar het dan geldende WNT-plafond. Dat betekent dat vorig jaar de eerste bestuurders (die in 2013 al op hun post zaten) daadwerkelijk moeten zijn begonnen met salaris inleveren richting het semipublieke plafond.

Hoe veel dat er zijn, en wie, is onduidelijk. Ollongren zegt dat overzicht niet te kunnen leveren, waar haar voorganger PvdA'er Ronald Plasterk jaarlijks met gedetailleerde overzichten kwam. De VVD stoort zich aan het huidige gebrek aan cijfers en feiten. 'Bij werken in de publieke sector horen geen excessieve beloningen. Maar om goed te kunnen bespreken wat de impact van de wet in de praktijk is hebben we veel meer inzicht en cijfers nodig', zegt VVD-Kamerlid Jan Middendorp. Ollongren heeft inmiddels beloofd de Kamer eind dit jaar meer informatie te sturen.