Direct naar artikelinhoud
InterviewProfiel

Wopke Hoekstra: ‘De schatkist bewaken is een stuk lastiger in goede tijden.’

Minister van Financiën Wopke Hoekstra (CDA) is trots op het ‘historische’ begrotingsoverschot. Maar is dat op de lange termijn wel houdbaar, of moeten we nu juist meer bezuinigen?

Wopke Bastiaan Hoekstra (Bennekom, 30 september 1975) is een Nederlands politicus voor het CDA. Sinds 26 oktober 2017 is hij minister van Financiën in het kabinet-Rutte III.Beeld Jiri Buller

Wopke Hoekstra heeft haast. Zijn woordvoerster meldt verontschuldigend dat zijn vorige afspraak is uitgelopen. Dat schopt zijn superstrak geplande en overvolle schema in de war – het is niet voor het eerst. Voor het interview kan de minister van Financiën daarom niet de beloofde drie kwartier vrijmaken, maar slechts 38 minuten. Dat vindt Hoekstra overigens nog best royaal. ‘Mijn afspraken duren eigenlijk nooit meer dan een half uur’, zegt hij terloops als hij in zijn werkkamer een ferme handdruk geeft.

Op Prinsjesdag presenteerde Hoekstra zijn eerste Miljoenennota. Die bevat niet veel nieuwe maatregelen en geeft voornamelijk invulling aan het regeerakkoord. Hoekstra moest wel een paar flinke gaten dichten, omdat het kabinet dit jaar pardoes besloot de gaskraan helemaal dicht te draaien (kosten 300 miljoen euro dit jaar, tot 1,5 miljard euro in 2023) en doordat de afschaffing van de dividendbelasting 500 miljoen euro duurder is dan eerder begroot.

Desondanks houdt het kabinet geld over om de staatsschuld mee te verkleinen. Het is een resultaat waar Hoekstra trots op is, vertelde hij de Tweede Kamer: ‘Ik presenteer vandaag een begroting die Nederland sterker, veiliger en welvarender maakt. Die ons voorbereidt op de toekomst. Die ons voorbereidt op het verwachte – en op het onverwachte.’

Een minister van Financiën moet op zijn strepen kunnen staan. Op welk moment heeft u bij het maken van deze begroting met de vuist op tafel geslagen en ‘nee’ gezegd?

‘In goede tijden is het paradoxaal genoeg lastiger om een goede minister van Financiën te zijn dan in slechte tijden, omdat de anderen zich in slechte tijden ook realiseren dat er geld te kort is. Ik vind het net als mijn collega’s belangrijk om te investeren in de samenleving, maar we moeten ook de overheidsfinanciën op lange termijn op orde brengen. Ik heb niet voor niets op Prinsjesdag gezegd: ‘Laten we nou niet denken dat we geld over hebben’.

Het Centraal Planbureau vindt, net als de Raad van State, dat u niet streng genoeg bent geweest. Dit kabinet creëert een structureel begrotingstekort: de uitgaven zijn structureel bekeken hoger dan de inkomsten. Op de langere termijn heeft u geen sluitende begroting. Het begrotingsoverschot is volgend jaar alleen te danken aan de gunstige economie.

‘Ik vind het verstandig dat we stevig investeren in het onderwijs, defensie en infrastructuur. Iedereen is het er over eens dat die investeringen broodnodig zijn. Tegelijkertijd brengen we de overheidsfinanciën op orde. Daarom geven we de komende jaren geen nieuw structureel geld uit. We hebben het gasbesluit gedekt, we hebben het afschaffen van de dividendbelasting gedekt, we hebben geen andere structurele uitgaven gedaan en dat zie je terug in de sterk dalende staatsschuld. Maar je ziet het ook terug in 2018…’

2018, dat is de begroting van het vorige kabinet. Dus het vorige kabinet heeft de financiën op orde gebracht. En dit regeerakkoord, waar deze Miljoenennota de uitwerking van is, verslechtert dat beeld.

‘In de begroting voor 2018 zit al een heleboel beleid van het huidige kabinet. Bij defensie zijn al hele forse investeringen toegeschreven aan 2018. Dat was dus niet het beleid van het vorige kabinet, maar van dit kabinet. Er zijn ook een heleboel economen, bijvoorbeeld bij het IMF, die vinden dat we nog te zuinig zijn en veel meer moeten uitgeven. Ik vind dit een mooie balans tussen investeren en het op orde brengen van de schatkist, maar ik wil graag volgend jaar met u doornemen of dat ook gelukt is.’

Dat wordt nog spannend dan, want we zijn over de piek van de economische groei heen en de daling van de werkloosheid lijkt ten einde.

‘Desondanks wordt ook volgend jaar echt weer een goed jaar. Ja, de 2,6 procent economische groei die het CPB voor 2019 voorspelt is minder dan de 2,9 van 2017, maar niet zo lang geleden zeiden veel economen – trouwens: spreek drie economen en je krijgt vier verschillende opvattingen – dat het voor Nederland lastig zou worden om überhaupt nog groei te creëren boven de 2 procent.’

U heeft de conjunctuur mee en dat maakt het makkelijker een begroting te maken met een overschot. Maar de fundamenten van de economische groei zijn wankeler dan vroeger. De groeikracht van de Nederlandse economie neemt wel degelijk af, ook door de vergrijzing. Dat wordt op den duur toch een probleem voor de koopkracht en de schatkist?

‘Volgens mij zit het anders. En dan baseer ik mij even op het Centraal Planbureau, want dat is in dezen onafhankelijk. Het CPB schat in dat 96 procent van de Nederlanders er volgend jaar 1,5 procent op vooruit gaat.’

Nu even over de lange termijn...

‘Ja, maar dit is een belangrijk en heel hoog percentage. We hebben echt alles op alles gezet om ervoor te zorgen dat ongeveer iedereen er volgend jaar op vooruit zou gaan en dat is gelukt.’

Op langere termijn is dat niet houdbaar, omdat de groeigeneratoren zijn afgezwakt. Dus waar moet in de toekomst die koopkrachtstijging vandaan komen?

‘Wij zijn een van de meest innovatieve en competitieve economieën ter wereld. En als je kijkt naar onze economische groei, maar ook naar onze werkloosheid, dan zitten we fors boven het Europees gemiddelde. Dus…’

Wopke Hoekstra: ‘De schatkist bewaken is een stuk lastiger in goede tijden.’
Beeld Jiri Buller

Een innovatieve economie zijn we altijd geweest. Ook heeft de publieke sector de neiging alsmaar uit te dijen. In de jaren negentig heeft het kabinet daarom keihard ingegrepen in de WAO. Nu dreigen de kosten van gezondheidszorg uit de hand te lopen. Op een gegeven moment moet je als overheid dan bezuinigen, als je de koopkracht in stand wil houden. Anders worden de belastingen en premies te hoog.

‘Ook voor de toekomst is het weer een verhaal van balans. Een balans tussen investeren in de samenleving en lastenverlichting enerzijds en het op orde brengen van de schatkist anderzijds. De uitdaging is inderdaad om de gezondheidszorg én te verbeteren én betaalbaar te houden, en er tegelijkertijd voor te zorgen dat de kosten onder controle blijven, opdat we ook geld overhouden voor andere dingen.’

Dat klinkt als I want to have my cake and eat it too.

‘Integendeel.’

U zegt: betere zorg, maar ook betaalbaar. Dat is toch een soort tegenstelling?

‘Het is mijn overtuiging dat dit kan en dat dit ook de aspiratie is van de ministers van Zorg. Dat is de opdracht voor dit kabinet, maar ongetwijfeld zal ook een volgend kabinet daarmee aan de gang moeten gaan.’

Dan de AOW-kosten. De AOW-leeftijd is verhoogd en dat draagt bij aan de houdbaarheid van de oudedagsvoorziening, maar uw collega Wouter Koolmees van Sociale Zaken ligt al drie jaar wakker van een pensioenakkoord dat er niet komt....

‘Volgens mij is Koolmees nog maar tien maanden minister.’

De vakbonden zeggen: er komt geen akkoord als de AOW-leeftijd verder stijgt. Koolmees is vast bij u langs geweest om te vragen wat de financiële ruimte is voor het bevriezen of langzamer verhogen van de AOW-leeftijd. U heeft net een fijne begroting gemaakt met een mooi overschot van 1 procent en dan komt er weer een miljardenrekening op tafel.

‘Ik ben blij dat u die 1 procent heeft gevonden, want dat is een belangrijk getal…’

Die 1 procent stond bovenin uw persbericht, dus die was ook moeilijk te missen.

‘Ik ben natuurlijk heel tevreden over dat cijfer…’

Nu begint u alweer over de begroting voor volgend jaar.

‘Ik ga zo naar de pensioenen. Maar je moet ook erkennen wat er goed gaat en dat we voor het eerst in zestig jaar vier jaren met een begrotingsoverschot hebben en dat die 1,0 procent historisch gezien gewoon een hartstikke mooi cijfer is, waarmee we de overheidsfinanciën op orde brengen.’

Het lijkt erop dat er geen pensioenakkoord komt, tenzij u een forse rekening accepteert.

‘Wij zijn als kabinet gemotiveerd om het pensioenstelsel houdbaarder te maken. Koolmees is daarover in gesprek met sociale partners en ik moet een broedende kip niet storen. Daar bestaat vanzelfsprekend contact over binnen het kabinet, maar ik ga daar in deze fase niks over zeggen.’

De koopkracht hangt ook erg af van de loonstijging. Die valt de laatste jaren telkens tegen. Wat kan het kabinet daartegen doen? Want dat bepaalt of uw mooie koopkrachtprognoses uitkomen.

‘In die 1,5 procent koopkrachtstijging die het Centraal Planbureau voorspelt, wat echt een mooi getal is dat voor 96 procent van de bevolking geldt, zitten alle maatregelen besloten. Daarnaast hebben we als kabinet cao’s met forse loonsverhogingen afgesloten voor defensie, voor politie, voor het onderwijs en voor de rijksoverheid. Daarmee hebben we als kabinet echt het goede voorbeeld gegeven.

‘Het derde punt is dat we nu op de laagste werkloosheid sinds 2001 zitten. Dat betekent dat er de afgelopen jaren honderdduizenden mensen een baan hebben gekregen. Dus los van dat getal van 1,5 procent, waarvan u zegt ‘dat moet ik nog maar meemaken’, vind ik dat fantastisch nieuws. Ik denk dat het een heleboel uitmaakt in het leven van mensen of ze een baan hebben of niet. Niet alleen qua inkomen, maar ook wat betreft hun levensgeluk.’

Toch groeide de koopkracht vorig jaar volgens het CBS maar met 0,5 procent. Ondanks al die mensen die een baan vonden en er daardoor in inkomen op vooruit gingen. Dus hoe kunt u de loonstijging in de marktsector bevorderen? U zei net: we hebben als overheid het goede voorbeeld gegeven, maar daar hoeven die bedrijven zich natuurlijk niks van aan te trekken.

‘We zien allemaal dat er krapte ontstaat op de arbeidsmarkt. Dit is aan de sociale partners, maar we geven natuurlijk niet voor niets het goede voorbeeld. Ik hoop dat werkgevers en werknemers goede afspraken met elkaar maken, ook over de loonontwikkeling.’

Het kabinet heeft daar geen rol in?

‘Het is aan werkgevers en werknemers om daar met elkaar afspraken over te maken.’

Niet alleen de loonontwikkeling in het bedrijfsleven valt tegen, het bedrijfsleven onttrekt zich ook steeds meer aan de belastingheffing. Landen concurreren met elkaar doordat ze het vestigingsklimaat willen verbeteren en daarom de bedrijfsbelastingen verlagen. Gewone gezinnen moeten daardoor een steeds groter deel van de lasten dragen. Moet daar niet iets aan gedaan worden?

‘Wat we als kabinet doen is echt én-én. Dus we verlagen de lasten voor burgers én voor bedrijven, vooral het mkb. Dat moet om op de lange termijn aantrekkelijk te blijven als vestigingsland, en om te zorgen voor voldoende werkgelegenheid. Maar we pakken ook de brievenbusmaatschappijen aan.’

Dan is de tijd om. De fotograaf moet nog aan het werk en slaat een nieuwe bres in Hoekstra’s krap bemeten tijd. En dan hup, weg is hij naar de volgende afspraak.

Premier Mark Rutte en Minister Wopke Hoekstra van Financiën (CDA) op weg naar dag twee van de algemene politieke beschouwingen.Beeld Freek van den Bergh

CV Wopke Bastiaan Hoekstra

30 september 1975 geboren in Bennekom, opgegroeid in Zeist
1987 – 1994 Stedelijk Gymnasium in Utrecht
1994 – 2001 Studie Nederlands recht in Leiden (en een propedeuse Geschiedenis)
1997 praeses (voorzitter) van studentencorps Minerva
2000 Erasmusprogramma rechten, politiek en economie aan de Luiss Guido Carli universiteit in Rome
2002 – 2005 leidinggevende bij Shell in Hamburg, Berlijn en Rotterdam
2005 MBA aan INSEAD in Fontainebleau en Singapore
2006 – 2017 partner bij managementadviesbureau McKinsey
2006 meldt zich aan als lid bij het CDA en wordt vrijwel meteen actief in het Amsterdamse partijbestuur
2011 – 2017 Eerste Kamerlid voor het CDA
Sinds oktober 2017 minister van Financiën in het kabinet Rutte-III

Privé samenwonend (in Bussum), vier kinderen