Direct naar artikelinhoud

Nierpatiënt Didin kan niet terug naar Indonesië. 'Als hij teruggaat, dan gaat hij dood'

Didin Hasanudin kwam in 1993 naar Nederland, om samen te wonen met zijn vriend.Beeld arie kievit

Nierpatiënt Didin Hasanudin dreigt te worden uitgezet naar Indonesië. Maar daar kan hij moeilijk aan zijn medicijnen komen.

Nooit had Didin Hasanudin (52) zich gerealiseerd dat het verstandig kon zijn om een Nederlands paspoort aan te vragen. "Ik had er niet eens bij stilgestaan dat het kon. Ik dacht altijd: ik heb een verblijfsvergunning, die moet ik elke vijf jaar verlengen."

Door die achteloosheid moet hij nu Nederland verlaten. Als het aan de overheid ligt althans. Hasanudin is nog een laatste procedure begonnen om uitzetting naar zijn geboorteland Indonesië te voorkomen. Hij krijgt uiterlijk september te horen of hij in aanmerking komt voor een zogeheten 'artikel 64-procedure', wat inhoudt dat hij te ziek is om het land te verlaten.

Verschrompelen

Hasanudin kwam in 1993 naar Nederland, om samen te wonen met zijn vriend. Die relatie ging uit, maar Hasanudin bleef in Rotterdam waar hij sociaal-maatschappelijk werker was. In 2003 kwam aan het licht dat zijn nieren nog maar voor 75 procent functioneerden. Langzaam verschrompelden ze. Toen hij in 2013 een donornier kreeg, werkten ze nog maar voor 15 procent.

Toen zat hij al twee jaar in de ziektewet. Omdat hij werkloos was, kon hij niet opnieuw een verblijfsvergunning aanvragen. Hasanudin moet het land uit.

Terugkeren naar Indonesië zal hem zijn leven kosten, zegt Hasanudin. Hij is sinds de niertransplantatie afhankelijk van dure specialistische medicijnen. Hier worden die vergoed via het Erasmus MC in Rotterdam, in Indonesië zou hij ze zelf moeten betalen. Hij zocht op internet wat ze kosten: bijna 10 miljoen roepia per maand, omgerekend zo'n 580 euro.

Raad van State

In Indonesië zou hij grotendeels afhankelijk zijn van zijn 56-jarige zus. Zij ontvangt maandelijks een pensioen van 3,3 miljoen roepia (zo'n 200 euro). Daarvan moet ze ook voor haar 22-jarige zoon zorgen. Hasanudin: "Zij woont op Sumatra. Ik zou de medicijnen moeten ophalen bij een ziekenhuis in Jakarta. Dan moet ik eerst vier uur rijden naar de hoofdstad van Sumatra, om daarna anderhalf uur te vliegen naar Jakarta."

De afgelopen jaren probeerde Hasanudin zowel een verblijfsvergunning op medische gronden als één op humanitaire gronden te verkrijgen. Nadat de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) beide had afgewezen, ging hij eind 2016 in beroep. De rechtbank in Rotterdam stelde Hasanudin in het gelijk. Maar de IND ging in beroep bij de Raad van State, die het oordeel van de rechtbank van tafel veegde. Volgens de hoogste bestuursrechter kon Hasanudin niet voldoende aannemelijk maken dat hij in Indonesië geen goede toegang heeft tot medicatie.

In de dagen na de uitspraak durfde Hasanudin nauwelijks naar zijn flat, bang dat de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) zou langskomen. "Ik verwachte steeds dat ze zouden aanbellen om me op te halen."

Hij ging met lood in zijn schoenen naar een gesprek met de DT&V, later die week. Tot zijn verrassing begon de ambtenaar niet over zijn uitzetting, maar adviseerde die een artikel 64-procedure te beginnen. Hasanudin: "Er is eerder eens een vrouw na een niertransplantatie uitgezet. Zij is na twee maanden overleden."

Hasanudin heeft er goede hoop op dat hij mag blijven dankzij artikel 64. Zo denkt ook zijn advocaat Willem Frouws erover: "Er zal toch een moment komen dat er iemand met gezond verstand naar deze zaak kijkt? Vrijwel alle partijen zien inmiddels wel in: als hij teruggaat, dan gaat hij dood."

Lees ook: Mensenrechtenclubs boos om uitzetting Afghaans gezin

Nog geen maand nadat staatssecretaris Mark Harbers van justitie de regels voor de groep aanpaste, is opnieuw een Afghaans gezin met een minderjarig kind uitgezet. Volgens mensenrechtenorganisaties is het gezin ‘in groot gevaar’ gebracht.